ECLI:NL:RBOVE:2025:5229 - Rechtbank Overijssel - 5 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-107446-25 (P) Datum vonnis: 5 augustus 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] geboren op [geboortedatum 1] 1981 in [geboorteplaats 1] , nu verblijvende in de PI [verblijfplaats] .
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw S. Groothuismink, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [aangever] (hierna: aangever) is aangevoerd.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 22 juli 2025 als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd een restaurant in de brand te steken dan wel daarmee heeft gedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 6 april 2025 te Denekamp, gemeente Dinkelland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het restaurant [restaurant] en/of de daar
boven gelegen woningen en/of omliggende winkels en/of omliggende woningen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in het restaurant aanwezige personen en/of in de nabijheid aanwezige personen, althans een ander te duchten was
-
tegen de eigenaar van restaurant [restaurant] heeft gezegd: “ik ga jouw zaak in de brand steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens)
-
met een jerrycan gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof,
dat restaurant heeft betreden, en/of
- de inhoud van die jerrycan over de vloer van voornoemd restaurant heeft leeg
gegooid/leeg gegoten, en/of
- een aansteker uit zijn kleding heeft gepakt en/of in zijn hand heeft gehouden en/of een aansteker in de nabijheid van deze benzine, althans brandbare stof, heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2025 te Denekamp, gemeente Dinkelland [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door
-
tegen de eigenaar van restaurant [restaurant] ( [aangever] ) te zeggen: “ik ga jouw zaak in de brand steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (vervolgens)
-
met een jerrycan gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof,
dat restaurant [restaurant] te betreden, terwijl die [aangever] aanwezig was in voornoemd restaurant, en/of
- de inhoud van die jerrycan over de vloer van voornoemd restaurant leeg te
gooien/leeg te gieten, en/of
- een aansteker uit zijn kleding te pakken en/of in zijn hand te houden en/of een aansteker in de nabijheid van deze benzine, althans brandbare stof, te houden,
althans feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3 De bewijsmotivering
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Weliswaar heeft verdachte benzine over de vloer van restaurant [restaurant] (hierna: het restaurant) gegoten, maar niet is komen vast te staan dat hij een aansteker in zijn handen heeft gehad. Ook heeft verdachte geen opzet gehad op een brandstichting. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Aansteker/mobiele telefoon Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat verdachte een aansteker in zijn hand heeft gehad op het moment dat de benzine was uitgegoten over de vloer. Aangever heeft daarover verklaard en zijn verklaring vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] (hierna [getuige] ) die zag dat verdachte iets uit zijn zak haalde. Dat dat een mobiele telefoon zou zijn geweest, zoals verdachte ter zitting verklaarde, acht de rechtbank niet geloofwaardig, nu hij eerst ter zitting stelt dat hij op dat moment een telefoon tevoorschijn zou hebben gehaald en hij geen aannemelijke verklaring heeft voor het feit dat hij die omstandigheid niet in eerdere verhoren ter sprake heeft gebracht. Deze verklaring vindt bovendien geen steun in de overige verklaringen. Dit klemt temeer nu een telefoon aanzienlijk groter – en dus herkenbaarder – is dan een aansteker en in verdachtes fouillering een aansteker is aangetroffen.
Redengevende feiten en omstandigheden De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, het volgende vast.
Op 6 april 2025 gaat verdachte naar restaurant [restaurant] in [vestigingsplaats] , op zoek naar ene [naam 1] . Deze [naam 1] blijkt niet bij dit restaurant werkzaam te zijn. Verdachte zegt vervolgens tegen de aangever, de eigenaar van het restaurant, dat hij het restaurant in de brand gaat steken. Verdachte gaat terug naar zijn woning, boven het restaurant, en haalt daar een jerrycan gevuld met benzine op. Hij keert terug naar het restaurant en giet daar de inhoud van de jerrycan over de vloer leeg. Vervolgens haalt verdachte een aansteker uit zijn broekzak en houdt deze in zijn hand. Op dat moment weet de aangever de verdachte tegen te houden.
Tijdens zijn aanhouding verklaart verdachte tegen verbalisanten dat hij de zaak in de fik wilde steken.
Overwegingen van de rechtbank De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Voor een strafbare poging is vereist dat er gedragingen zijn verricht die kunnen worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Verdachte heeft gezegd dat hij het restaurant in de brand wilde steken. Verdachte is terug naar zijn woning gegaan, kennelijk met geen ander doel dan het halen van een jerrycan, gevuld met benzine. Verdachte heeft hierna die jerrycan met benzine over de vloer van het restaurant leeggegoten en een aansteker gepakt. Tijdens zijn aanhouding heeft hij ook verklaard dat hij de zaak in de fik wilde steken.
Gelet op deze uiterlijke verschijningsvormen is de rechtbank van oordeel dat op grond van de handelingen en de uitlatingen van de verdachte sprake is van het voor een strafbare poging vereiste begin van uitvoering dat gericht was op de voltooiing van de brandstichting in het restaurant, waarbij uitvoering is voorkomen door ingrijpen van aangever, zoals ook is verklaard door de getuige [getuige] . Derhalve acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot brandstichting in het restaurant. De omstandigheid dat de aansteker nog niet was gebruikt door verdachte doet aan het voorgaande niet af.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte bewust handelingen verrichtte die gericht waren op het stichten van brand en daarmee gemeen gevaar voor het restaurant en de bovengelegen woningen, en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige personen. Verdachte heeft geprobeerd brand te stichten met behulp van benzine als brandversnellend middel en hierbij een aansteker in zijn hand gehouden. Het is een feit van algemene bekendheid dat een brand die op deze wijze wordt aangestoken zich snel en onvoorspelbaar kan ontwikkelen, waarbij de rookontwikkeling al snel een levensbedreigende situatie oplevert. Op het moment van de poging brandstichting waren meerdere personen in het restaurant aanwezig.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte vol opzet had op het stichten van brand met gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Dit gevaar was niet enkel aanwezig voor het restaurant en de personen die hierin aanwezig waren, maar ook voor de bovengelegen woningen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 6 april 2025 te Denekamp, gemeente Dinkelland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten het restaurant [restaurant] en/of de daar
boven gelegen woningenen/of omliggende winkels en/of omliggende woningen en/of,
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de in het restaurant aanwezige personen en/of in de nabijheid aanwezige personen, althans een anderte duchten was
-
tegen de eigenaar van restaurant [restaurant] heeft gezegd: “ik ga jouw zaak in de brand steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
-
met een jerrycan gevuld met een hoeveelheid benzine, althans een brandbare stof,
dat restaurant heeft betreden, en/of
- de inhoud van die jerrycan over de vloer van voornoemd restaurant heeft leeg
gegooid/leeg gegoten, en/of
- een aansteker uit zijn kleding heeft gepakt en/of in zijn hand heeft gehoudenen/of een aansteker in de nabijheid van deze benzine, althans brandbare stof, heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Primair het misdrijf: poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5 De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6 De op te leggen straf of maatregel
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Het onvoorwaardelijke strafdeel dient op zijn hoogst gelijk te zijn aan het voorarrest.
6.3 De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van het feit Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting. Dat er geen brand is ontstaan, is niet aan verdachte te danken, maar uitsluitend aan adequaat optreden van aangever. Uit het dossier blijkt dat verdachte kennelijk boos was op twee personen, ene [naam 1] en (de twaalfjarige) [naam 2] wegens een conflictueuze situatie tussen hen en de ex-partner van verdachte. Deze beide personen hebben geen connectie met het restaurant. Hoe en waarom dat incident, waar verdachte buiten stond en dat zich al enkele weken eerder had afgespeeld, bij verdachte tot de gedachte heeft kunnen leiden dat het restaurant van aangever in brand moest worden gestoken - en dat hij dat ook daadwerkelijk geprobeerd heeft - is onbegrijpelijk en angstaanjagend. Verdachte heeft lichtvaardig, ondoordacht en zonder enig duidelijk motief of reden gehandeld. Verdachtes zeer forse alcoholgebruik is daarbij zeer zorgelijk.
De persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 8 juli 2025, van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker, en [reclasseringswerker 2] , unitmanager. In dit rapport komt naar voren dat verdachte kampt met een ernstig alcoholprobleem, psychosociale problematiek en instabiliteit op meerdere leefgebieden. Zonder behandeling wordt het recidivegevaar als hoog ingeschat. Verdachte staat open voor het opleggen van bijzondere voorwaarden en toont daarvoor enige intrinsieke motivatie. Tegelijkertijd is er zorg over zijn vermogen om met tegenslagen om te gaan, waardoor verdachte zich bij tegenslag mogelijk moeilijk kan conformeren aan de bijzondere voorwaarden.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat de reclassering mogelijkheden ziet een begeleid traject te starten. Eén van de geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft betrekking op ambulante behandeling bij forensische polikliniek JusTact. Tijdens deze behandeling zal gewerkt worden aan verslavingsproblematiek en mogelijke onderliggende problematiek. Naast voornoemde bijzondere voorwaarde adviseert de reclassering bij een veroordeling de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht bij de reclassering en een alcohol- en locatieverbod.
De op te leggen straf De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om een deel van deze straf in voorwaardelijke zin op te leggen met een lange proeftijd als stevige stok achter de deur.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat verdachte behandeld wordt. Uit het dossier en de terechtzitting is gebleken dat er sprake is geweest van overmatig alcoholgebruik en dat dit alcoholgebruik een flink aandeel heeft gehad in de totstandkoming van het ten laste gelegde feit. Het opleggen van een alcoholverbod is dan ook passend. Tevens zal aan verdachte een locatieverbod worden opgelegd met betrekking tot de straat waarin het restaurant is gevestigd. Het handelen van verdachte had een dreigend en volstrekt willekeurig karakter. Het verbod dient ter bescherming van de openbare orde en ter voorkoming van herhaling.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Verdachte heeft zonder duidelijke reden geprobeerd brand te stichten in een restaurant, terwijl in dit restaurant personen aanwezig waren. Er is sprake van forse alcohol- en psychosociale problematiek. Bovendien bestaat er instabiliteit op de verschillende leefgebieden. Zonder behandeling en begeleiding blijft de kans op recidive hoog. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat de voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
7 De schade van benadeelde
7.1 De vordering van de benadeelde partij
Aangever heeft zich (ter zitting van 22 juli 2025 mondeling) als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij verzoekt verdachte om schadevergoeding maar heeft hierbij geen schadebedrag genoemd.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het duidelijk is dat aangever materiële schade heeft geleden, maar dat de omvang van deze schade onduidelijk is gebleven, nu geen concreet bedrag aan schadevergoeding wordt gevorderd. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Primair vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en de aangever niet voldaan heeft aan zijn schadebeperkingsplicht.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het dossier geen ingevuld formulier ‘Verzoek tot schadevergoeding’ bevat. De rechtbank heeft, ook ter zitting, de benadeelde partij de ruimte geboden om de, onbepaald gebleven, gestelde schade te onderbouwen. De benadeelde partij heeft vervolgens enkele losse stukken overgelegd, maar geen schadebedrag genoemd. De overgelegde stukken betreffen twee offertes en een bijlage met uitgangspunten voor geoffreerde werkzaamheden. Daarnaast stelt de benadeelde partij omzetderving en wijt hij aan het handelen van verdachte dat hij zijn zaak heeft moeten sluiten.
Dat de benadeelde partij schade heeft geleden lijdt geen twijfel. De hoogte van de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan echter op basis van de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting niet worden vastgesteld. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de omvang van de vordering alsnog te concretiseren en nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8 De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.
9 De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
-
verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
-
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
-
verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
-
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
-
stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
-
zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering, Raiffeisenstraat 40, 7514 AM in Enschede (hierna: de reclassering) op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
-
zich ambulant laat behandelen door forensische polikliniek JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen;
-
geen alcohol gebruikt en meewerkt aan een alcoholband, urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Indien er sprake is van een positieve urinecontrole of de reclassering op andersoortige wijze constateert dat er sprake is geweest van alcoholgebruik, bepaalt de reclassering een passende sanctie;
-
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt en/of onderhoudt met [aangever] , geboren op [geboortedatum 2] 1999 in [geboorteplaats 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
-
zich niet in de [adres 1] bevindt, zolang de reclassering dit nodig acht;
-
draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
-
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
-
beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
-
bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
-
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. Kapinga, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.
Buiten staat Mr. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2025157725. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 juli 2025, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 6 april 2025 restaurant [restaurant] binnengelopen.. Ik heb een jerrycan met benzine opgehaald uit mijn woning boven het restaurant en ben toen het restaurant ingegaan. Ik heb de inhoud van de jerrycan met benzine over de vloer van het restaurant gegoten.
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 6 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijke weergegeven (pagina 6-7):
Ik ben eigenaar van het restaurant [restaurant] in [vestigingsplaats] . Op 6 april 2025, was ik aan het werk met twee collega's van mij in het restaurant. Er liep een kale man de zaak binnen. Ik liep gelijk naar die man toe. Ik vroeg aan die man: "Wat is er aan de hand?" Ik hoorde dat de man vroeg naar ene [naam 1] en [naam 2] . Ik zei tegen de man dat ik [naam 1] heette en wat hij wilde van mij? Ik hoorde dat de man zei: "Ik heb niks met jou.” Voordat hij naar boven liep, zei de man buiten tegen mij: "Ik ga een gaatje maken en er gas in doen. En ik ga jouw zaak in de brand steken”. Hij liep toen weg en ging door de voordeur in zijn woning. Hij woont boven mijn restaurant.
Diezelfde dag zag ik diezelfde kale man die ik vanmiddag uit mijn restaurant zette, de deur van mijn restaurant openen. Ik zag dat hij een jerrycan in zijn hand vasthield en met de andere hand de jerrycan opende. Ik zag dat hij de inhoud van de jerrycan over de vloer van mijn restaurant leeggooide. Ik zag dat hij daarna een aansteker vastpakte in zijn rechterhand. Ik kreeg het gevoel dat hij alles wilde aansteken en toen liep ik naar hem toe en duwde hem rustig richting de muur. Op dit moment waren er ook nog twee collega's van mij, mijn broertje en mijn nichtje, in mijn restaurant. Ook stonden er heel veel goederen van mij in de winkel.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 6 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 12):
Op zondag 6 april 2025 stond ik in de keuken van de zaak. Dit betreft het restaurant [restaurant] te [vestigingsplaats] .
Ik zag dat een man de pizzeria inliep met een jerrycan en vervolgens benzine vanuit de jerrycan over de grond van de pizzeria gooide. Ik zag een grote vlek van 2 bij 2 meter op de voer met een vloeistof die sterk naar benzine rook. Ik zag dat de man iets uit zijn achterbroekzak haalde. Ik zag dat mijn baas de man vastpakte en tegen hield.
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 6 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 20):
Wij, verbalisanten hoorden van de eigenaar dat de vloer een houten laminaatvloer betrof. Wij, verbalisanten zagen dat de vloer aan het bollen was. Tevens zagen wij grote kieren tussen de vloerdelen.
Wij, verbalisanten hoorden dat de medewerkster vertelde dat de vloeistof ook op het meubilair gekomen was.
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 7 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 25):
Ik kreeg het verzoek van ZSM om te kijken of de aansteker die verdachte bij zich had daadwerkelijk werkte. Ik heb de aansteker uit de fouilleringszak gehaald. Ik heb gekeken of de aansteker werkte door op de zwarte knop te drukken welke op de aansteker zit. Ik zag dat uit de aansteker een vlammetje kwam.
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 8 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 29):
Op 7 april, 2025, was ik aan de [adres 2] . Al daar is restaurant [restaurant] (de rechtbank leest: [restaurant] ) gevestigd. Hierbij bekeek ik ook de gebouwen rondom het restaurant. Ik stond recht voor het pand. Ik zag dat het pand aan de bovenzijde een balkon had met daarop een banner van het restaurant. Ik zag dat dit balkon vast zat aan een appartement met een witte voorgevel.
Toen ik aan de voorzijde van het pand stond zag ik dat er in het midden van het gebouw een glazen deur was met een raam aan de linker en de rechterzijde. Ik zag dat aan de rechterzijde van deze deur een tweetal brievenbussen in de muur zaten. Hieruit kon ik opmaken dat in het pand een tweetal woningen gevestigd waren.
- Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] van 6 april 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 38):
De eigenaar en de persoon stonden in het restaurant. Bij het openen van de deur roken wij verbalisanten direct een zeer sterke geur van brandstof zijnde benzine. Hierop de man zijnde verdachte uit het restaurant gepraat en voor de zaak aangehouden. De verdachte hierop de cautie medegedeeld en hem op zijn rechten gewezen. Bij het aanleggen van de transportboeien zei de verdachte "Wat denk je ik wilde de zaak in de fik steken".