Uitspraak inhoud

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar

Meervoudige strafkamer

Parketnummer: 15/279323-23 (P) Uitspraakdatum: 19 augustus 2025 Tegenspraak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2025 in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lenderink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. Ploeger, advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.

1 Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1 hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2023 tot en met 16 oktober 2023 te Den Helder, althans in Nederland, aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een of meerdere ribfracturen en/of een compressiefractuur en/of een of meerdere metafysaire hoekfractu(u)r(en) aan de linker- en/of rechterpols, in ieder geval meerdere botbreuken verspreid over het lichaam, door met dat opzet één of meermalen

  • [slachtoffer] met (forse) kracht bij zijn middel, althans het (boven)lichaam vast te pakken en/of hem (gedurende enige tijd) (fijn) te knijpen en/of rond zijn middel en/of ribben in elkaar te drukken en/of

  • [slachtoffer] in zijn armen te nemen en/of hem met (forse) kracht (gedurende enige tijd) tegen zich aan te drukken, althans een of meerdere (forse) krachtsinwerking(en) op het lichaam van [slachtoffer] uit te oefenen;

subsidiair hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2023 tot en met 16 oktober 2023 te Den Helder, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen:

  • [slachtoffer] met (forse) kracht bij zijn middel, althans het (boven)lichaam heeft vastgepakt en/of hem (gedurende enige tijd) met heeft (fijn)geknepen en/of rond zijn middel en/of ribben in elkaar heeft gedrukt en/of

  • [slachtoffer] in zijn armen heeft genomen en/of hem met (forse) kracht (gedurende enige tijd) tegen zich aan heeft gedrukt, althans een of meerdere forse krachtsinwerking(en) op het lichaam van [slachtoffer] heeft uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2 hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2023 tot en met 16 oktober 2023 te Den Helder, althans Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten:

  • een sleutelbeenfractuur

  • een ribfractuur (rib 9 rechts (achterzijde))

  • oogwitbloedingen beiderzijds

  • een of meerdere bloeduitstortingen (beiderzijds) aan/op het gezicht en/of het hoofd (te weten ter hoogte van de rechterslaap, het rechterjukbeen, de linkerwang en/of het linkerjukbeen, de linkerkaak, boven het linkeroor en ter hoogte van de rechteronderarm) toe te brengen één of meermalen, één of meer krachtsinwerkingen op het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 september 2023 tot en met 16 oktober 2023 te Den Helder [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) één of meermalen heeft mishandeld, door één of meer krachtsinwerkingen op het lichaam en/of hoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen waardoor hij pijn en/of letsel heeft bekomen, te weten:

  • een sleutelbeenfractuur

  • een ribfractuur (rib 9 rechts (achterzijde)

  • oogwitbloedingen beiderzijds

  • een of meerdere bloeduitstortingen (beiderzijds) aan/op het gezicht en/of het hoofd (te weten ter hoogte van de rechterslaap, het rechterjukbeen, de linkerwang en/of het linkerjukbeen, de linkerkaak, boven het linkeroor en ter hoogte van de rechteronderarm), terwijl verdachte dit misdrijf beging tegen zijn kind.

2 Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is kennis te nemen van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3 Beoordeling van het bewijs

3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.

3.2. Standpunt van de verdediging De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling. De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad, op het standpunt gesteld dat het geconstateerde letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.

Met betrekking tot een bewezenverklaring van feit 1 subsidiair (poging tot zware mishandeling) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Van de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten moet de verdachte volgens de raadsman eveneens worden vrijgesproken. De onder 2 genoemde letsels moeten het gevolg zijn geweest van de val van baby [slachtoffer] vanaf het aankleedkussen op de tafel, zoals de verdachte heeft verklaard. Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte en er is geen enkele aanwijzing voor opzet van de kant van de verdachte.

3.3. Oordeel van de rechtbank

3.3.1. Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair Feit 1 primair Onder feit 1 primair wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij zijn zoon [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dat bestond uit meerdere ribfracturen, een compressiefractuur en metafysaire hoekfracturen aan de linker- en/of rechterpols.

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het toebrengen van een compressiefractuur en van een metafysaire hoekfractuur aan de rechterpols omdat er onvoldoende bewijs voor het bestaan van deze fracturen in het dossier voorhanden is. Het radiologisch beeldmateriaal is namelijk herbeoordeeld door [deskundige], specialist kinderradiologie. [deskundige] heeft dat wat eerder door anderen als compressiefractuur werd aangeduid niet als fractuur aangemerkt, maar als een normaal-variant. [deskundige] heeft verder niet met zekerheid kunnen vaststellen dat sprake was van een metafysaire hoekfractuur aan de rechterpols.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van het toebrengen van de metafysaire hoekfractuur aan de linker pols. Uit (de bijlage bij) het rapport van de forensisch kinderarts (hierna ook: de deskundige) van het NFI (hierna ook: het NFI-rapport) blijkt dat een dergelijke fractuur niet goed te dateren is op basis van radiologisch herkenbare genezingskenmerken. Verder valt in genoemde bijlage te lezen dat metafysaire hoekfracturen bij jonge kinderen ontstaan als gevolg van een zogenaamde forse, afschuivende kracht en/of trekkracht in de lengterichting die op het uiteinde van het bot van een lang pijpbeen wordt uitgeoefend. Hierbij kunnen niet-kalkhoudende delen aan het botuiteinde (deels) afschuiven van de meer centraal gelegen kalkhoudende delen van het bot. De rechtbank constateert dat de beschreven wijze van ontstaan niet past bij de in de tenlastelegging opgenomen, en door de verdachte toegegeven, handelingen. Het is niet uitgesloten dat de metafysaire hoekfractuur aan de linker pols is ontstaan door een gebeurtenis waar de verdachte niet bij betrokken was. Bij deze stand van zaken kan niet bewezen worden dat de verdachte verantwoordelijk is voor de metafysaire hoekfractuur aan de linker pols van [slachtoffer].

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wel bewezen dat door toedoen van de verdachte meerdere ribfracturen bij [slachtoffer] zijn ontstaan. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of deze ribfracturen kunnen worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 juncto artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Bij de beantwoording van deze vraag kunnen als algemene uitgangspunten gelden de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.

Uit het NFI-rapport volgt dat weliswaar sprake is geweest van lichamelijk letsel in de vorm van meerdere ribfracturen, maar dat de fracturen zonder medisch ingrijpen een maand na constatering van de letsels volledig en zonder restverschijnselen waren genezen. De ribfracturen kunnen daarom naar het oordeel van de rechtbank niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Het voorgaande betekent dat de verdachte van feit 1 primair wordt vrijgesproken.

Feit 2 primair en subsidiair Onder feit 2 wordt de verdachte ervan beschuldigd dat hij zijn zoon [slachtoffer] een aantal letsels heeft toegebracht, te weten een sleutelbeenfractuur, een ribfractuur (rib 9 rechts), oogwitbloedingen beiderzijds en meerdere bloeduitstortingen. Primair is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling, subsidiair als mishandeling begaan tegen zijn kind.

De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op de ochtend van 15 oktober 2023 op zijn rug heeft neergelegd op een aankleedkussen op de tafel in de woonkamer. [slachtoffer] werd rustig en de verdachte is op de bank gaan zitten, waar hij vervolgens in slaap is gevallen. De verdachte werd wakker door gehuil van [slachtoffer]. [slachtoffer] lag toen op zijn buik op de grond. Volgens de verdediging moeten in ieder geval de sleutelbeenfractuur en de ribfractuur aan deze val worden toegeschreven. Van opzet aan de kant van de verdachte was gelet op de door de verdachte geschetste toedracht geen sprake, aldus de verdediging.

De politie heeft naar aanleiding van de verklaring van de verdachte een reconstructie met een pop uitgevoerd in de woning van de verdachte, waarbij de verdachte aanwezig is geweest. De foto’s van deze reconstructie zijn aan het dossier toegevoegd. Er is geen tekstuele toelichting of uitleg bij deze reconstructie. De rechtbank kan op grond van alleen de foto’s van de reconstructies echter geen vaststellingen doen.

De deskundige van het NFI heeft ter terechtzitting toegelicht dat het door de verdachte geschetste scenario in zijn algemeenheid niet waarschijnlijk is gelet op de prille leeftijd van [slachtoffer] (9 weken). Er zijn echter altijd uitzonderingen mogelijk en als bij het NFI bekend zou zijn geweest dat [slachtoffer] zich eerder heeft voortbewogen, had dat moeten worden meegewogen, aldus de deskundige. Bij de beoordeling van de plausibiliteit van de verklaring van de verdachte komt naar het oordeel van de rechtbank gewicht toe aan een tapgesprek van 21 oktober 2023 (dossierpagina 111/112) tussen [betrokkene], de partner van de verdachte en moeder van [slachtoffer], en haar moeder. Daarin zegt de moeder van [betrokkene]: “kijk het is natuurlijk al een keer geweest, dat [slachtoffer] op tafel lag en dat hij in ene verschoof weet je.” “Ja, ja toen lag hij op zijn rug”, zegt [betrokkene]. Moeder: “maar toen schrokken jullie ook zo, weet je dat nog?” “dat hij in ene zo snel was, dat hij dat deed.” Uit dit gesprek blijkt dat [slachtoffer] weliswaar qua leeftijd nog in de zogeheten premobiele fase verkeerde, maar dat hij er toch klaarblijkelijk al een keer eerder in geslaagd was om zich (ruggelings) te verplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank valt daarom niet uit te sluiten dat wat de verdachte heeft verklaard over een val van de tafel, zich daadwerkelijk heeft voorgedaan.

Anders dan de officier van justitie naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet wisselend heeft verklaard over de positie waarin hij [slachtoffer] op de tafel had neergelegd. De rechtbank stelt vast dat de verdachte in zijn verhoren door de politie en de rechter-commissaris hier niet naar is gevraagd. Eerst ter zitting heeft de verdachte zich desgevraagd hier voor het eerst expliciet over uitgelaten en heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] op zijn rug op het kussen had neergelegd. Dat [slachtoffer] op zijn buik zou hebben gelegen, komt alleen naar voren in twee tapgesprekken van de partner van de verdachte waar de verdachte zelf niet aan deelnam.

In het NFI-rapport wordt vermeld dat de sleutelbeenbreuk qua ontstaansmoment en qua mogelijk optredende (in)directe krachtsinwerking(en) op het sleutelbeen passend is bij een val van de tafel.

Voor de fractuur van rib 9 geldt dat deze breuk bij de tweede skeletstatus op 1 november 2023 botnieuwvorming toonde, wat betekent dat de breuk doorgaans minimaal twee weken daarvoor moet zijn ontstaan, dat wil dus zeggen rond de bewuste datum van 15 oktober 2023. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat een val van de tafel zowel de sleutelbeenbreuk als de breuk van rib 9 achterzijde heeft veroorzaakt. Zij heeft daarbij toegelicht dat tijdens de val bijvoorbeeld een stoel kan zijn geraakt en ook dat een ribfractuur niet hoeft te ontstaan op de plek waar de krachtsuitoefening plaatsvindt. De rechtbank begrijpt dit aldus dat een krachtsuitoefening op de voorzijde van het lichaam (zoals bij een val op de buik) kan resulteren in een ribfractuur aan de achterzijde van het lichaam.

Gelet op het vorenstaande kan niet worden uitgesloten dat de sleutelbeenfractuur en de fractuur van rib 9 zijn ontstaan door het door de verdachte geschetste scenario, namelijk de val van de tafel.

Over de oogwitbloedingen heeft de verdachte verklaard dat deze al eerder, voor 15 oktober 2023, waren besproken op het consultatiebureau en dat het consultatiebureau aangaf dat de bloedingen konden zijn veroorzaakt doordat [slachtoffer] zich boos maakte en zich aanspande. Dit wordt bevestigd door de partner van de verdachte (dossierpagina 152). Ter zitting heeft de deskundige bevestigd dat het niet vaak voorkomt, maar dat het wel mogelijk is dat oogwitbloedingen worden veroorzaakt doordat een kind zich erg druk maakt of door obstipatie. Overigens kunnen de oogwitbloedingen volgens de deskundige ook passen bij een val van een tafel. De rechtbank concludeert dat voor de oogwitbloedingen andere oorzaken denkbaar zijn dan krachtsuitoefening(en) door de verdachte.

Over de bloeduitstortingen schrijft de deskundige in haar rapport dat zij gezien het aantal (zes) en de lichaamslocaties de combinatie van bloeduitstortingen niet passend acht bij een val van de tafel. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor een toedracht die concreet en ondubbelzinnig tot de verdachte is te herleiden.

Voor alle hiervoor genoemde letsels geldt aldus dat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat het de verdachte is geweest die deze letsels onder feit 2 opzettelijk aan [slachtoffer] heeft toegebracht.

Dit betekent dat de verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd.

3.3.2. Redengevende feiten en omstandigheden Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen is. Dit oordeel baseert de rechtbank op de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.

3.4. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat

1 subsidiair

hij in de periode van 15 augustus 2023 tot en met 19 september 2023 te Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn zoon [slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:

  • [slachtoffer] met kracht bij zijn middel heeft vastgepakt en rond zijn middel in elkaar heeft gedrukt en

  • [slachtoffer] in zijn armen heeft genomen en hem met kracht gedurende enige tijd)tegen zich aan heeft gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1subsidiair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5 Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6 Motivering van de sanctie

6.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft, uitgaande van bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2 primair, gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

6.2. Standpunt van de verdediging De raadsman heeft, uitgaande van bewezenverklaring van alleen feit 1 subsidiair, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De raadsman heeft daartoe gewezen op het traject dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in november 2023 heeft doorlopen. De verdachte werkt en zorgt voor zijn kinderen en partner. Noch de maatschappij, noch het gezin van de verdachte is erbij gebaat als de verdachte nu naar de gevangenis wordt gestuurd. Het is veelzeggend dat de reclassering thans geen bijzondere voorwaarden meer adviseert.

6.3. Oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van het feit De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van zijn negen weken oude zoontje [slachtoffer]. Op twee afzonderlijke momenten heeft de verdachte [slachtoffer] dusdanig hard aangepakt dat daardoor rib-breuken zijn ontstaan. De letsels zijn spontaan en restloos genezen. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer], die voor zijn welzijn en verzorging van hem afhankelijk was. De verdachte is daarmee tekortgeschoten in zijn plicht als ouder om [slachtoffer] veiligheid en geborgenheid te bieden.

Persoon van de verdachte Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank in de eerste plaats in aanmerking dat hij een blanco strafblad heeft.

Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 2 februari 2024. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteitsstoornis. Deze ADHD-problematiek heeft de gedragingen en gedragskeuzes van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank kan zich met de conclusie met betrekking tot de toerekenbaarheid verenigen en neemt deze over. Deze omstandigheid weegt in strafmatigende zin mee bij de straftoemeting. De deskundige schat het risico op gewelddadig gedrag op zowel korte als lange termijn in als laag. Gelet hierop en op het inmiddels bij de verdachte aanwezige zelfinzicht en probleeminzicht, ziet de psycholoog geen grond voor een interventieadvies in een strafrechtelijk kader.

De verdachte staat sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis met ingang van 30 november 2023 onder toezicht van de reclassering. Uit het reclasseringsadvies van 22 juli 2025 komt naar voren dat de verdachte zich gedurende het toezicht coöperatief heeft opgesteld en zich heeft gehouden aan de meldplichtafspraken met de reclassering en aan de afspraken met Jeugdbescherming. Hij heeft behandeling en relatietherapie gevolgd en toont zich gemotiveerd voor gedragsverandering. Dit alles maakt dat de kans op herhaling laag is. De reclassering acht oplegging van bijzondere voorwaarden dan ook niet geïndiceerd.

De rechtbank constateert dat de verdachte de hem geboden hulpverlening heeft aangegrepen en zich met succes heeft ingespannen om een stabiele gezinssituatie te bereiken. Dit weegt mee in het voordeel van de verdachte.

Strafoplegging Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans niet meer in de rede ligt. Gelet echter op het bepaalde in artikel 22b Sr kan de rechtbank niet volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen van 61 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid moet worden opgelegd. Hoewel het voorarrest formeel reeds op het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, houdt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de taakstraf rekening met de omstandigheid dat de verdachte 37 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 60 uren passend.

7 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

8 Beslissing

De rechtbank:

 Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

 Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

 Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 61 (eenenzestig dagen), met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 60 (zestig dagen), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

 Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van 60 (zestig )uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.

Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Francke, voorzitter, mrs. A.K. Korteweg en I.A. Groenendijk, rechters, in tegenwoordigheid van M. Leijtens en A. Helder, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 augustus 2025.