ECLI:NL:RBNHO:2025:8697 - Rechtbank Noord-Holland - 23 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11458641 \ CV EXPL 24-8953 Uitspraakdatum: 23 juli 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENGIE Nederland Retail B.V. gevestigd te Zwolle de eisende partij gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde] wonende te [plaats] de gedaagde partij niet verschenen
1 De procedure
1.1. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
2 De beoordeling
2.1. De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 805,15 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.2. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
De precontractuele informatieplichten
2.3. De eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij het gebruikte belscript, voorzien van een toelichting overgelegd.
2.4. Uit deze toelichting en stukken blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder c BW heeft voldaan. Het e-mailadres van de handelaar ontbreekt. De kantonrechter zal voor deze schending een sanctie toepassen.
De contractuele informatieplicht
2.5. Voor wat betreft de contractuele informatieplicht (artikel 6:230v lid 7 BW) heeft de eisende partij (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen.
Welke sancties horen hierbij?
2.6. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.7. In deze zaak heeft de eisende partij de essentiële precontractuele informatieplicht zoals opgenomen in artikel 6:230m lid 1 onder c BW geschonden. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen, te weten voor 20% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.
Ambtshalve toetsing van Algemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers (april 2017) (hierna: de algemene voorwaarden) en ENGIE Modelcontractvoorwaarden (versie 2022.1) (hierna: de modelcontractvoorwaarden)
2.8. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest
Prijswijzigingsbeding
2.9. In artikel 2 van de modelcontractvoorwaarden is het volgende opgenomen. ‘2.1. Tariefwijzigingen: 2 keer per jaar De tarieven voor de levering van elektriciteit en gas (de tarieven per kWh en m3) behorende bij het ENGIE Modelcontract worden door marktontwikkelingen beïnvloed. ENGIE kan de tarieven aanpassen op 1 januari en 1 juli van elk jaar. Denk hierbij aan prijsontwikkelingen op de markt, wijzigingen met betrekking tot marge en prijs- en inkooprisico’s, wijziging in kostenstructuur van het product of wijzigingen in de algemene kostenstructuur. Bij onvoorziene wijzigingen in de marktomstandigheden kan ENGIE de leveringskosten ook op andere momenten aanpassen.
2.2. Aankondiging tariefwijzigingen Bij wijzigingen per 1 januari en per 1 juli word je tijdig voor de wijziging persoonlijk geïnformeerd over de nieuwe leveringskosten. Bij onvoorziene tussentijdse wijzigingen (anders dan op 1 januari en 1 juli), als bedoeld in artikel 2.1 van deze Modelcontractvoorwaarden, informeert ENGIE jou hierover persoonlijk en tijdig, voor de wijziging in gaat. De meest recente tarieven zijn altijd te vinden op de website www.engie.nl.’
2.10. Verder is in artikel 19.3 en artikel 19.4 van de algemene voorwaarden is het volgende opgenomen. “19.3 Wij kunnen met elkaar afspreken dat wij de leveringstarieven mogen veranderen tijdens de overeenkomst. Redenen hiervoor zijn overheidsbesluiten en de ontwikkelingen op de markt voor elektriciteit of gas, waaronder prijsontwikkeling op de groothandelsmarkten voor elektriciteit of gas, wijzigingen met betrekking tot marge en prijs- en inkooprisico's, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in onze algemene kostenstructuur. Ook andere, uitzonderlijke, omstandigheden kunnen een reden zijn om de leveringstarieven te veranderen, in dat geval zal deze reden duidelijk aan u uitgelegd worden.
19.4 Veranderen wij de leveringstarieven? Dan informeren we u schriftelijk of digitaal. Wij informeren u tijdig voordat wij deze tarieven veranderen en wij melden dan ook dat u onze overeenkomst zonder vaste einddatum mag beëindigen. Daarvoor gelden wel deze voorwaarden. Deze bepaling geldt niet voor een wijziging van de tarieven door een wijziging van de overheidsheffingen of de belastingen.” Kernbeding
2.11. Voor de beantwoording van de vraag of deze prijswijzigingsbedingen oneerlijk zijn, is van belang of het kernbedingen zijn. Een kernbeding is in beginsel namelijk niet onderworpen aan de oneerlijkheidstoets, mits het beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd.
2.12. Anders dan het Hof Amsterdam
2.13. De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor genoemde prijswijzigingsbedingen in de productvoorwaarden en de algemene voorwaarden op zichzelf voor de consument duidelijk en begrijpelijk zijn. Weliswaar is het voor de consument op basis van de hierboven geciteerde formulering niet mogelijk met name de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien te overzien (anders dan dat hij rekening moet houden met tariefsverhogingen), maar die eis behoeft in dit geval wel enige nuancering. Van de eisende partij kan namelijk niet worden verlangd dat ze in de algemene voorwaarden hele specifieke redenen voor een prijswijziging noemt als ze die zelf ook nog niet kent. Zo is op voorhand niet aan te geven welke (toekomstige) overheidsbesluiten van invloed zijn op de prijsontwikkeling en ook niet welke prijsontwikkelingen zich op de groothandelsmarkt voor elektriciteit of gas voordoen, terwijl ook wijzigingen met betrekking tot marge van prijs- en inkooprisico’s, wijzigingen in de kostenstructuur voor het betreffende product en wijzigingen in de algemene kostenstructuur evenmin op voorhand nader zijn te specificeren. De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval het transparantievereiste niet eist dat de gevolgen van het prijswijzigingsbeding voor de hoogte van de energieprijs van de consument ook vooraf precies te becijferen zijn. In zoverre acht de kantonrechter de bedingen voldoende transparant. De gemiddelde consument begrijpt, althans moet kunnen begrijpen, dat bij prijsontwikkeling als gevolg van overheidsbesluiten of prijsontwikkelingen op de handelsmarkt de tarieven aangepast moeten kunnen worden. Dat de prijs ook kan worden gewijzigd in ‘uitzonderlijke omstandigheden’ is in het wijzigingsbeding in artikel 19.3 naar het oordeel van de kantonrechter te algemeen gesteld en behoeft dan ook nadere invulling en omschrijving. In zoverre is wel sprake van intransparantie, zodat de kantonrechter toekomt aan de oneerlijkheidstoets. Niet oneerlijk
2.14. Dat de bedingen niet volledig transparant zijn, wil nog niet zeggen dat het beding oneerlijk of onredelijk bezwarend is. Bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het concrete geval, waaronder begrepen alle bedingen van de algemene voorwaarden. Daarbij acht de kantonrechter het volgende van belang.
2.15. Het prijswijzigingsbeding werkt twee kanten op. Het kan niet alleen leiden tot prijsverhogingen, maar ook tot prijsverlagingen voor de consument. De gedaagde partij kan dus ook profiteren van het beding. Bovendien is de eisende partij verplicht redelijke tarieven te hanteren en worden de tarieven door de ACM op redelijkheid getoetst, die zo nodig ook een maximumtarief kan vaststellen. Het handelen van de eisende partij op basis van het prijswijzigingsbeding is dan ook gewaarborgd door het toezicht van de ACM. De gedaagde partij wordt verder tijdig geïnformeerd als de tarieven veranderen en heeft dan de mogelijkheid de overeenkomst op te zeggen/te beëindigen.
2.16. Daarom is er naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van een aanzienlijke verstoring van de rechten en plichten ten nadele van de consument. Het geconstateerde (beperkte) gebrek aan transparantie legt naar het oordeel van de kantonrechter tegen de achtergrond van alle overige omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal om het beding in zijn geheel als oneerlijk of onredelijk bezwarend te beschouwen. Anders dan het Hof Amsterdam
2.17. In de algemene voorwaarden is ten aanzien van de eindnota een beding (artikel 12.3) opgenomen. Dit beding is niet oneerlijk.
Betaalwijze acceptgiro
2.18. De eisende partij heeft toegelicht dat de gedaagde partij heeft gekozen voor de betaalwijze ‘acceptgiro’ en dat zij daarom op grond van artikel 12.5 van de algemene voorwaarden een bedrag van € 2,00 per maand aan kosten bij de gedaagde partij in rekening heeft gebracht. De kantonrechter heeft dit beding getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Rentebeding
2.19. Artikel 12.6 van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding: “(…) Betaalt u te laat? Dan informeren wij u eerst schriftelijk of digitaal dat u in verzuim bent. U krijgt dan nog veertien kalenderdagen de tijd om te betalen zonder dat wij hiervoor extra kosten in rekening brengen. Ook informeren wij u over de gevolgen als u niet alsnog binnen deze veertien kalenderdagen betaalt. Dan moet u ons de gewone wettelijke rente betalen.(…)”
2.20. Het rentebeding in artikel 12.6 van de algemene voorwaarden is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Daarbij speelt mee dat partijen een betalingstermijn zijn overeengekomen en dat de consument (pas) de wettelijke rente is verschuldigd als hij niet binnen de hiervoor genoemde termijn van veertien kalenderdagen heeft betaald. Dit beding is daarom niet oneerlijk. Incassobeding
2.21. Artikel 2.3 van de modelcontractvoorwaarden en 12.6 van de algemene voorwaarden zien (ook) op de incassokosten. Dit beding is niet oneerlijk, omdat het beding in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
Wat is toewijsbaar?
2.22. Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 805,15een bedrag van € 644,12 (€ 805,15x 0,8) toewijsbaar.
2.23. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over deze hoofdsom, tot een bedrag van € 95,61.
2.24. De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom en gelet op artikel 12.6 van de algemene voorwaarden) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en kosten
2.21. De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 740,74 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 644,12 vanaf 13 november 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2. veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 113,54 wegens dagvaardingskosten, € 340,00 wegens griffierecht en € 135,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3. verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).
Artikel 4 lid 2 van Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:231 aanhef en onder a BW
Gerechtshof Amsterdam 25 maart 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:704 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)
Behalve als de wijziging het gevolg is van overheidsheffingen of belastingen (zie 19.4 van de algemene voorwaarden)
Gerechtshof Amsterdam 25 maart 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:704 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/)