Artikel 40 (Nietigheid vernietigbaarheid rechtshandeling)
1. Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
2. Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
3. Het vorige lid heeft geen betrekking op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, is nietig.
Een rechtshandeling is nietig, als de inhoud of strekking ervan in strijd is met de goede zeden of de openbare orde. Dit betekent dat de rechtshandeling geacht wordt nooit te hebben bestaan.
2. Strijd met een dwingende wetsbepaling leidt tot nietigheid van de rechtshandeling, doch, indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van één der partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, slechts tot vernietigbaarheid, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit.
Strijd met een dwingende wetsbepaling maakt een rechtshandeling nietig. Echter, als de wetsbepaling uitsluitend dient ter bescherming van één partij bij een meerzijdige rechtshandeling, is de rechtshandeling slechts vernietigbaar. Dit geldt tenzij uit de strekking van de wetsbepaling anders blijkt.
3. Het vorige lid heeft geen betrekking op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten.
Het tweede lid is niet van toepassing op wetsbepalingen die niet de strekking hebben de geldigheid van rechtshandelingen die ermee in strijd zijn, aan te tasten.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:HR:2025:1544 - Hoge Raad - 10 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:1093 - Parket bij de Hoge Raad - 10 oktober 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5734 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 16 september 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:2299 - Gerechtshof 's-Hertogenbosch - 26 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7093 - Rechtbank Gelderland - 22 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6540 - Rechtbank Gelderland - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5016 - Rechtbank Oost-Brabant - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:8698 - Rechtbank Noord-Holland - 30 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4691 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 29 juli 2025
ECLI:NL:GHDHA:2025:1257 - Gerechtshof Den Haag - 29 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:8697 - Rechtbank Noord-Holland - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:5964 - Rechtbank Gelderland - 18 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:6541 - Rechtbank Gelderland - 16 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9150 - Rechtbank Noord-Holland - 16 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:5590 - Rechtbank Gelderland - 14 juli 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:6772 - Kwalificatie overeenkomst: handelsagentuur of verkapte arbeidsovereenkomst? - 9 juli 2025
De rechtbank oordeelt dat een als 'agentuurovereenkomst' aangeduide overeenkomst, ondanks elementen van inbedding in de organisatie, niet als arbeidsovereenkomst kwalificeert. Doorslaggevend zijn de partijbedoeling, de grote mate van vrijheid voor de agent en de substantieel hogere vergoeding vergeleken met werknemers in loondienst.