ECLI:NL:RBAMS:2025:4591 - Rechtbank Amsterdam - 2 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/754503 / HA ZA 24-850
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van
1 [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats 1] , hierna te noemen [eiser 1] ,2. [eiser 2], wonende te [woonplaats 2] , hierna te noemen [eiser 2] , eisende partijen in conventie, gedaagden in reconventie, advocaat: mr. B.J.R. Loijmans,
tegen
- de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARTIAR B.V. QQ, in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [erflater], gevestigd te [woonplaats 3] , gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna te noemen Partiar, advocaat: mr. R.A.J. Nieuwmans,2. [gedaagde 2], wonende te [woonplaats 3] , gedaagde in conventie, hierna te noemen [gedaagde 2] , niet verschenen,3**. [gedaagde 3], wonende te [woonplaats 3] , gedaagde in conventie, hierna te noemen [gedaagde 3] , niet verschenen,4. MR. [executeur] , in zijn hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van[gedaagde 4]**, gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen mr. [executeur] , advocaat: mr. A. Lof,5. [gedaagde 5], wonende te [woonplaats 4] , gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna te noemen [gedaagde 5] , advocaat: mr. A. Lof,6. [gedaagde 6], wonende te [woonplaats 4] , gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen [gedaagde 6] , advocaat: mr. A. Lof.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaardingen van 27 mei 2024 met producties,
-
de herstelexploten van 4, 5, 6 en 10 juni 2024,
-
de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties, van Partiar,
-
de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met producties, van mr. [executeur] , [gedaagde 5] en [gedaagde 6] ,
-
het tussenvonnis van 20 november 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
-
de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die op 31 maart 2025 heeft plaatsgevonden, met de daarin genoemde stukken, waaronder de aktes wijziging van eis in reconventie,
-
de door Partiar op 1 april 2025 nagezonden productie 9 (afschrift van het testament van [erflater] ),
-
de akte uitlaten van [eisers] van 23 april 2025,
-
de antwoordakte uitlaten van mr. [executeur] van 7 mei 2025, met één productie,
-
de antwoordakte uitlaten van Partiar van 7 mei 2025, met één productie,
-
de akte uitlating producties van [eisers] van 21 mei 2025.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [eiser 1] en [eiser 2] (hierna samen [eisers] genoemd) zijn sinds 1996, via hun onderneming Jeda Horeca B.V., huurders en exploitanten van [naam café] , dat gevestigd is aan de [adres] . Hiertoe hebben zij een huurovereenkomst gesloten met de eigenaren van het pand waarin het café is gevestigd, te weten met wijlen [erflater] (hierna: [erflater] ) en wijlen [gedaagde 4] (hierna: [gedaagde 4] ). [erflater] en [gedaagde 4] waren eigenaar van het hele pand (hierna: het pand), inclusief de zich boven het café bevindende bovenwoningen die werden bewoond door derden.
2.2. [erflater] en [gedaagde 4] waren in gemeenschap van goederen getrouwd.
2.3. Op 10 juni 2023 is [gedaagde 4] overleden. Bij opgemaakt testament heeft zij haar twee kinderen, [gedaagde 5] en [gedaagde 6] (hierna voor zover samen aangeduid: [gedaadgde 5 en 6] ) uit een vorig huwelijk tot haar enige erfgenamen benoemd, met onterving van [erflater] .
2.4. Op 11 september 2023 hadden [eisers] en [erflater] een afspraak bij de notaris, over de levering van het pand aan [eisers] Deze levering is toen niet doorgegaan, omdat volgens de notaris de medewerking van [gedaadgde 5 en 6] was vereist en omdat wegens het overlijden van [gedaagde 4] eerst de benoeming van een executeur moest worden afgewacht.
2.5. In september 2023 heeft [gedaagde 2] op verzoek van [erflater] een handgeschreven document opgesteld met als titel “OVEREENKOMST” waarop als datum werd vermeld 05-02-2023. Dit document luidt verder als volgt:
“I.V.M.: Verkoop resp. koop en levering Pand [adres] […] Tussen M [erflater] […] V [gedaagde 4] geboren als [gedaagde 4] […] En M [eiser 2] […] M [eiser 1] […] Prijs Pand: 1.650.000,00 KOSTEN KOPER […] Waarbij [gedaagde 4] haar rechten (= verhandelingen, in verband met de verkoop – koop, zie datering bovenstaand) overdraagt aan [erflater]
Aldus getekend 05-02-2023 te Amsterdam […]”
Dit document is door [eisers] en door [erflater] ondertekend. Ook bij de in de overeenkomst genoemde naam van [gedaagde 4] staat een handtekening.
2.6. Op 10 oktober 2023 wordt tot executeur in de nalatenschap van [gedaagde 4] benoemd mr. Dunselman. Later wordt, in verband met de pensionering van mr. Dunselman, op 4 september 2024 bij beschikking van deze rechtbank mr. [executeur] tot executeur benoemd.
2.7. Op 10 december 2023 is [erflater] overleden. Bij testament heeft hij tot zijn enige erfgenamen benoemd [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Verder is bij testament Partiar aangewezen tot executeur in de nalatenschap van [erflater] .
2.8. Na verkregen verlof hiertoe van de voorzieningenrechter heeft [eisers] op 23 mei 2024 conservatoir leveringsbeslag laten legen op het pand.
2.9. Een bij de notaris afgelegde, en in een notariële akte van 6 september 2024 opgenomen verklaring van [gedaagde 2] luidt, voor zover hier relevant:
“Gezien de lichamelijke toestand van de heer [erflater] (de eigenaar van het pand) in september tweeduizend drieëntwintig (september 2023), heeft hij mij destijds gevraagd de koopovereenkomst met betrekking tot het pand op te stellen casu quo te schrijven. [erflater] had immers geen gevoel meer in zijn handen en kon dat zelf dus niet meer doen. Die koopovereenkomst heb ik opgesteld aan de hand van zijn aanwijzingen en aantekeningen. Dit was op of omstreeks half september tweeduizend drieëntwintig (half september 2023) en heeft plaatsgevonden in de woning van [erflater] . Deze sessie heeft, gezien de (steeds veranderde) wil van [erflater] , een groot gedeelte van de dag in beslag genomen. De heren welke het pand voornemens waren te kopen ( [eiser 1] en [eiser 2] ) zijn die dag omstreeks achttienhonderd (18.00) uur gearriveerd bij de woning van [erflater] . Op dat moment was ik nog bezig met het schrijven van de koopovereenkomst, daar waren zij dus ook bij aanwezig. Uiteindelijk is mijn schrijven door deze heren en [erflater] ondertekend. De in juni tweeduizend drieëntwintig (juni 2023) overleden vrouw van [erflater] (Martha) kon uiteraard niet meer mee tekenen. Zij heeft de handtekening dus nooit onder de koopovereenkomst gezet. De datum welke op dit schrijven genoemd wordt (vijf februari tweeduizend drieëntwintig (05-02-2023) is dus ook niet juist. Ik heb deze koopovereenkomst niet op deze datum opgesteld casu quo geschreven. Dat kon ook niet omdat ik met [erflater] alleen nog sporadisch contact had per telefoon. Van persoonlijke casu quo fysieke ontmoetingen tussen hem en mij was daarom geen sprake meer. Dat kwam mede doordat Martha geen contactgegevens en informatie over [erflater] zijn gezondheid deelde, en ik daarom niet wist hoe het met hem ging.”
3 Het geschil in conventie
3.1. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen aanvankelijk, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en samengevat weergegeven:
-
de veroordeling van gedaagden tot het meewerken aan de levering van het pand, onder hoofdelijke verbeurte van een dwangsom, althans te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de koopovereenkomst en de akte van levering, de wilsverklaring en medewerking en voor alle overige noodzakelijke handelingen van gedaagden om tot verkoop en levering van het pand aan [eisers] te geraken, tegen betaling door [eisers] van een koopsom van € 1.650.000,-.
-
de veroordeling van gedaagden tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit de verschuldigde huur per dag vanaf 6 oktober 2023, althans vanaf 7 mei 2024, althans vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag van levering van het pand;
-
de veroordeling van gedaagden in de proceskosten, met inbegrip van de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.2. Bij akte uitlaten van 23 april 2025 hebben [eisers] kenbaar gemaakt de verwerving van het pand niet langer na te streven, zodat wordt afgezien van de vorderingen in conventie.
3.3. Partiar en mr. [executeur] en [gedaadgde 5 en 6] hebben tegen het aanvankelijk in conventie gevorderde gemotiveerd verweer gevoerd. Zij hebben, naar de rechtbank begrijpt, niet uitdrukkelijk ingestemd met intrekking van de vordering in conventie en doorhaling van die procedure. Ook handhaven zij hun reconventionele vorderingen.
4 Het geschil in reconventie
4.1. Mr. [executeur] en [gedaadgde 5 en 6] (gezamenlijk aangeduid als mr. [executeur] c.s.) vorderen na vermeerdering van eis bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- de veroordeling van [eisers] tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [gedaagde 4] en/of door de executeur gemaakte advocaatkosten ten bedrage van € 16.055,14 inclusief btw (en berekend tot 29 oktober 2024), te vermeerderen met de advocaatkosten
vanaf 30 oktober 2024, voor zover die kosten verband houden met deze procedure, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, en te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten vanaf die dag indien betaling uitblijft,
-
voorwaardelijk, indien de rechtbank de vordering tot levering toewijst, te bepalen dat [eisers] bij levering van het pand aan de nalatenschappen van [erflater] en [gedaagde 4] gezamenlijk een koopsom is verschuldigd van € 2.260.000,- kosten koper, althans een in goede justitie te bepalen koopsom;
-
de veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.2. Partiar vordert, na wijziging van eis, om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: primair
- [eisers] te veroordelen tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [erflater] en/of Partiar gemaakte advocaatkosten ad € 25.987,73 inclusief btw, te
vermeerderen met de advocaatkosten die ten behoeve van deze procedure nog gemaakt worden na de akte wijziging van eis, te betalen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten conform BIK indien betaling uitblijft;
-
[eisers] te veroordelen tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [erflater] gemaakte kosten ten behoeve van de executie van deze nalatenschap ad € 5.185,47 inclusief BTW, te vermeerderen met de adviseurskosten die nog gemaakt worden na de akte wijziging van eis en voor zover die kosten verband houden met deze procedure, te betalen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, en voor zover betaling binnen die termijn uitblijft te vermeerderen met de wettelijke rente ven buitengerechtelijke kosten;
-
[eisers] te veroordelen tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [erflater] en/of Partiar gemaakte adviseurskosten (anders dan de kosten onder 1. en 2. bedoeld) ad € 784,35 inclusief btw, te vermeerderen met de na de akte wijziging van eis nog te maken adviseurskosten, te betalen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, en daarna te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten;
-
[eisers] te veroordelen tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [erflater] en/of Partiar gemaakte proceskosten;
-
te diskwalificeren alle stukken respectievelijk stellingen die [eisers] hebben ingenomen in deze procedure respectievelijk in het geding hebben gebracht, in ieder geval ten aanzien van de vermeende koopovereenkomst;
-
[eisers] de toegang te ontzeggen tot een eventueel hoger beroep in deze procedure;
-
voor recht te verklaren dat, op grond van de randnummers 23 tot en met 31 van de conclusie van antwoord van Partiar en artikel 3:40 BW, tussen [eisers] enerzijds en [erflater] (en [gedaagde 4] ) anderzijds, een nietige koopovereenkomst is gesloten, zodat geen van gedaagden in conventie medewerking dient te verlenen aan de levering van het pand;
-
indien het gevorderde onder 6. niet wordt toegewezen, voor recht te verklaren dat
op grond van de randnummers 23 tot en met 36 van de conclusie van antwoord van Partiar en op grond van bedrog ex art. 3:44 BW tussen [eisers] enerzijds en [erflater] (en [gedaagde 4] ) anderzijds, een vernietigbare koopovereenkomst is gesloten, zodat gedaagden in conventie geen medewerking dienen te verlenen aan de levering van het pand;
-
indien het gevorderde onder 6. en 7. niet wordt toegewezen, voor recht te verklaren dat, op grond van de randnummers 39 tot en met 54 van conclusie van antwoord van Partiar tussen [eisers] enerzijds en [erflater] (en [gedaagde 4] ) anderzijds, geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen, anders dan op grond van nietigheid dan wel vernietigbaarheid, zodat gedaagden geen medewerking dienen te verlenen aan de levering van het pand onder voorwaarden zoals door [eisers] geëist;
-
voor recht te verklaren dat door [eisers] onrechtmatig conservatoir beslag is
gelegd op het pand én, voor zover mogelijk, het conservatoire beslag met onmiddellijke ingang op te heffen, op kosten van [eisers] ; een en ander met veroordeling van [eisers] in de proceskosten inclusief nakosten en beslagkosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.3. Partiar en mr. [executeur] c.s. baseren hun vorderingen ten aanzien van de integrale kostenveroordeling van [eisers] op het door [eisers] bewust in strijd handelen met het in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalde. [eisers] wisten dat [gedaagde 4] al was overleden op het moment dat de koopovereenkomst in september 2023 op schrift werd gesteld en dat daarom de handtekening eronder niet van [gedaagde 4] kan zijn geweest. Desondanks hebben zij welbewust deze vervalste overeenkomst als bewijsstuk in de procedure overgelegd en hun vorderingen mede daarop gebaseerd. Hierdoor is doelbewust onjuiste informatie verstrekt aan de rechtbank en aan de executeurs en hierdoor is schade ontstaan. Dat levert een onrechtmatige daad op jegens de executeurs in de nalatenschap van [erflater] en van [gedaagde 4] . Deze laakbare handelwijze dient te worden gesanctioneerd met een veroordeling van [eisers] in de volledige proces- en advocaatkosten. De overeenkomst is bovendien nietig/vernietigbaar. Daarbij merkt Partiar nog op dat [gedaagde 3] niet heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de gewraakte overeenkomst. Verder heeft [gedaagde 2] wel op verzoek van [erflater] een overeenkomst opgesteld, maar dat levert op zichzelf nog geen valsheid in geschrifte op. De handtekening is pas later en buiten het zicht van [gedaagde 2] geplaatst en het is onbekend wie dat heeft gedaan. Het beroep van [eisers] op een vervalste overeenkomst waarvan zij wisten dat deze vervalst was, komt volledig en alleen voor rekening van [eisers] aldus Partiar.
4.4. [eisers] voeren gemotiveerd verweer. Zij betwisten bewust in strijd met de waarheidsplicht en artikel 21 Rv te hebben gehandeld. De afspraak tot verkoop van het pand was wel degelijk al bij leven van [gedaagde 4] en [erflater] mondeling gemaakt. Ook [gedaagde 4] stond achter de koop. Enkel op het punt van onwetendheid ten aanzien van de echtheid van de handtekening van [gedaagde 4] is per abuis een onjuiste voorstelling van zaken gegeven in de dagvaarding. [eisers] wensten het voorbestaan van hun bedrijf zeker te stellen. Bij akte uitlaten geven [eisers] aan vrijwillig /op het eerste verzoek tot opheffing van het beslag op het pand te zullen overgaan. Ook zijn [eisers] bereid integraal aan de eiswijziging van de executeur/ervan van [gedaagde 4] te voldoen, zijnde betaling van het door hen in reconventie gevorderde tot een bedrag van € 16.055,14. [eisers] blijven het wel oneens over de vordering van Partiar tot vergoeding van de integrale door hen gemaakte proceskosten. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zelf ook meegewerkt aan de totstandkoming van de gewraakte koopovereenkomst en daarnaast zijn de gevorderde integrale proceskosten niet deugdelijk onderbouwd. Ook [gedaagde 3] was op de hoogte van de situatie rondom de totstandkoming van de koopovereenkomst na het overlijden van [gedaagde 4] . De handtekening onder de naam van [gedaagde 4] is buiten het zicht van [eisers] om gezet en is in elk geval niet afkomstig van [eisers] In die zin verschillen de posities van [eisers] enerzijds en de erven van [erflater] anderzijds niet wezenlijk van elkaar, temeer gelet op de stelling dat Partiar het voortouw zou hebben genomen omtrent het bereiken van een regeling met de erven [gedaagde 4] , waarbij ook Partiar een beroep heeft gedaan op de koopovereenkomst terwijl in ieder geval [gedaagde 2] op de hoogte was van het feit dat de handtekening niet van [gedaagde 4] kon zijn. [gedaagde 2] is pas rond 6 september 2024 uit de school geklapt en heeft langere tijd deel uitgemaakt van ‘het complot’ en valt daarmee ook een verwijt te maken in het oplopen van de kosten. Het is onredelijk indien alleen [eisers] wordt gestraft, en tot volledige proceskostenvergoeding zal worden veroordeeld, daar waar ook [gedaagde 2] een actieve rol heeft gespeeld in het vervalsen van de overeenkomst, aldus [eisers]
4.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5 De beoordeling
In conventie
5.1. Nu [eisers] afzien van het in conventie gevorderde, behoeven deze vorderingen en de daartegen gerichte (niet ontvankelijkheids)verweren geen inhoudelijke bespreking meer. Het gevorderde in conventie zal bij deze stand van zaken worden afgewezen.
In reconventie
5.2. De vorderingen in reconventie zijn niet ingetrokken. Deze zullen daarom, voor zover nog relevant, wel inhoudelijk worden besproken.
5.3. Gelet op de intrekking van de vorderingen in conventie dan wel het afwijzen ervan, waarbij [eisers] hebben aangegeven geen aanspraak meer te willen maken op aankoop en levering van het pand, heeft Partiar geen zelfstandig belang meer bij het gevorderde onder 5 tot en met 9 als hiervoor onder 4.2 weergegeven. Deze vorderingen tot verklaringen voor recht worden geacht te zijn gedaan in het kader van het in conventie te voeren verweer. Aan de voorwaardelijk in reconventie ingestelde vorderingen wordt verder niet toegekomen, nu de gevorderde levering in conventie niet zal worden toegewezen. Deze vorderingen in reconventie zullen daarom worden afgewezen.
Artikel 21 Rv en de vordering tot vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte advocaat-, adviseurs- een proceskosten
5.4. Zowel Partiar als mr. [executeur] c.s. maken, wegens schending door [eisers] van artikel 21 Rv, dan wel onrechtmatig handelen, aanspraak op vergoeding door [eisers] van de volledige daadwerkelijk gemaakte advocaat-, adviseurs- en proceskosten.
5.5. Artikel 21 verplicht partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen inmiddels vaststaat dat het op schrift gezette document (zoals hiervoor onder 2.5 geciteerd) pas achteraf, na het overlijden van [gedaagde 4] is opgesteld. Daaruit volgt dat deze overeenkomst geantedateerd is en bovendien een valse handtekening van [gedaagde 4] bevat nu zij op dat moment al was overleden en die handtekening niet zelf meer heeft kunnen zetten. [eisers] wordt geacht daarmee bekend te zijn geweest, nu zij wisten dat [gedaagde 4] op dat moment al was overleden. Desondanks hebben [eisers] dat document welbewust in deze procedure als echt ingebracht en ten grondslag gelegd aan hun aanvankelijke vorderingen in conventie. Daarmee hebben [eisers] bewust in strijd met de waarheid de rechtbank en de executeurs van [erflater] en [gedaagde 4] voorgelicht en geïnformeerd. Dat levert handelen in strijd met artikel 21 Rv op. Het verwijt dat [eisers] daarmee kan worden gemaakt is ernstig en raakt bovendien de kern van het geschil waarover aanvankelijk in conventie, voordat [eisers] de vorderingen introk, werd geprocedeerd.
5.6. Met mr. [executeur] c.s. is ook de rechtbank van oordeel dat deze laakbare handelwijze gesanctioneerd dient te worden met een veroordeling van [eisers] in de volledig ten aanzien van deze procedure door mr. [executeur] c.s. gemaakte proceskosten en de door Partiar/de erven [erflater] gemaakte adviseurskosten en gemaakte kosten ten behoeve van de nalatenschap.
5.7. De omstandigheid dat [erflater] en zijn erfgenaam [gedaagde 2] en mogelijk ook [gedaagde 3] , in het pas na het overlijden van [gedaagde 4] opstellen en antedateren van de overeenkomst een rol hadden, heeft invloed op hun recht op een volledige proceskostenvergoeding. Zij hebben, anders dan [eisers] , dit vervalste stuk niet in een procedure bij de rechtbank ingebracht en hun vorderingen daarop gebaseerd, maar [erflater] heeft met de wetenschap dat dit document op een later moment als een authentiek document zou kunnen worden gebruikt, zijn belang laten prevaleren boven dat van de waarheid. [erflater] zou gelet op dit handelen in een procedure waarin dit document wordt gebruikt zich nooit hebben kunnen beroepen op onbekendheid met het vervalste document of op het naar waarheid inlichten van de rechtbank (artikel 21 Rv). Zijn erfgenamen volgen in deze de positie van erflater [erflater] en zij hebben dus geen recht op integrale proceskostenvergoeding, maar alleen op het liquidatietarief.
5.8. De hoogte van de aan de zijde van mr. [executeur] /de erven [gedaagde 4] gemaakte advocaatkosten van € 16.055,14 wordt niet betwist. [eisers] hebben ook toegezegd deze kosten te willen vergoeden. Nu deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang ervan ook de rechtbank niet onredelijk voorkomt, is dit deel van het in reconventie gevorderde toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna vermeld. Dat mr. [executeur] c.s. nadien nog advocaatkosten heeft gemaakt die eveneens integraal voor vergoeding in aanmerking komen, is geheel aannemelijk, omdat op 31 maart 2025 een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad waarbij mr. [executeur] samen met [gedaadgde 5 en 6] aanwezig waren en zij daarna op 7 mei 2025 nog een akte hebben genomen. Mr. [executeur] en [gedaadgde 5 en 6] hebben recht op vergoeding van deze kosten die zij aan [eisers] nader dienen te specificeren.
5.9. Op het nog moeten maken van buitengerechtelijke kosten voor zover [eisers] niet aan een veroordeling tot vergoeding van de integrale kosten zal overgaan, kan verder niet worden vooruitgelopen. Voor zover aanspraak wordt gemaakt op buitengerechtelijke kosten over proceskosten, zal het gevorderde niet worden toegewezen. Daar komt bovendien nog bij dat [eisers] betaling van deze kosten heeft toegezegd.
5.10. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eisers] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Partiar/de erven [erflater] . De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar zoals hierna in de beslissing vermeld. De gevorderde buitengerechtelijke kosten berekend over de proceskosten zijn niet toewijsbaar.
5.11. [eisers] heeft verder geen verweer gevoerd tegen de vordering die ziet op € 784,35 inclusief btw aan gemaakte adviseurskosten (notariskosten). Partiar c.s. heeft terzake ook een factuur van de notaris overgelegd. Deze vordering is daarom toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd.
5.12. Verder maakt Partiar aanspraak op vergoeding door [eisers] van € 5.185,47 inclusief btw aan door de erfgenamen van [erflater] gemaakte kosten ten behoeve van de executie van de nalatenschap voor zover deze kosten verband houden met deze procedure. Partiar heeft deze kosten ook onderbouwd en gespecificeerd aan de hand van productie 7. Hiertegen hebben [eisers] geen afzonderlijk verweer gevoerd. Het op dit punt gevorderde wordt daarom als hierna vermeld toegewezen, met uitzondering van de hierover gevorderde buitengerechtelijke kosten die niet toewijsbaar zijn omdat daarop niet vooruit wordt gelopen.
Ten aanzien van het beslag
5.13. [eisers] heeft bij akte uitlaten eveneens kenbaar gemaakt het beslag op het eerste verzoek daartoe te zullen laten opheffen. Nu [eisers] haar aanspraken op het pand heeft laten varen, wordt het beslag als ten onrechte gelegd aangemerkt. Nu de rechtbank niet kan nagaan of het beslag inmiddels inderdaad is opgeheven, zal dat, voor zover dat nog niet is gebeurd, alsnog zo spoedig mogelijk dienen te gebeuren. Het op dit punt in reconventie gevorderde zal daarom worden toegewezen. De gemaakte beslagkosten blijven voor eigen rekening van [eisers] Dat er van de zijde van Partiar en/of [executeur] c.s. kosten terzake het (onrechtmatig gelegde) beslag zijn gemaakt, is gesteld noch bleken en gespecificeerd.
Overigens
5.14. Het in reconventie door Partiar gevorderde over het niet mogen instellen van hoger beroep door [eisers] is niet toewijsbaar. Partiar heeft nagelaten hiervoor een wettelijke grondslag te noemen.
In conventie en in reconventie
5.15. [eisers] worden zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij beschouwd en moeten daarom de door Partiar gemaakte proceskosten vergoeden. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van Partiar c.s. worden als volgt begroot:
Aan de zijde van Partiar c.s.:
betaald griffierecht € 320,- nakosten € 278,- salaris advocaat € 2.149,- (3,5 punt à € 614,-) totaal € 2.747,-.
De eveneens gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal, als hierna vermeld worden toegewezen. Over proceskosten kan geen handelsrente worden toegewezen.
Aan de zijde van mr. [executeur] c.s.: betaald griffierecht nihil nakosten € 278,- salaris advocaat € 16.055,14 plus de werkelijke advocaatkosten voor het voorbereiden en bijwonen van de mondelinge behandeling van 31 maart 2025 en voor het nemen van de akte van 7 mei 2025.
6 De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. wijst het gevorderde af
in conventie en in reconventie
ten aanzien van mr. [executeur] en [gedaadgde 5 en 6]
6.2. veroordeelt [eisers] tot integrale vergoeding van de door de erfgenamen van [gedaagde 4] en/of door de executeur gemaakte advocaatkosten ten bedrage van € 16.055,14 inclusief btw te betalen binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, plus de werkelijke advocaatkosten voor de voorbereiding en het bijwonen van de mondelinge behandeling van 31 maart 2025 en voor de akte van 7 mei 2025, en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na het specificeren van deze laatste kosten indien betaling uitblijft;
6.3. veroordeelt [eisers] in de proceskosten van mr. [executeur] c.s. van € 278,- (nakosten) te betalen aan mr. [executeur] c.s. binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisers] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening plus de wettelijke rente over deze bedragen;
ten aanzien van Partiar
6.4. veroordeelt [eisers] tot betaling aan Partiar proceskosten begroot op € 2.747,- te betalen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag indien betaling uitblijft. Als [eisers] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisers] € 92,- extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.5. veroordeelt [eisers] tot betaling aan Partiar c.s. van de door de erfgenamen van [erflater] gemaakte kosten ten behoeve van de executie van deze nalatenschap ad € 5.185,47 inclusief btw, te betalen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag indien betaling uitblijft;
6.6. veroordeelt [eisers] tot betaling aan Partiar c.s. van € 784,35 inclusief btw aan door de erfgenamen van [erflater] en/of Partiar gemaakte adviseurskosten, te betalen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen en daarna te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag indien betaling uitblijft;
6.7. verklaart voor recht dat het door [eisers] gelegde conservatoire beslag op het pand onrechtmatig is gelegd en gelast [eisers] , voor zover dat nog niet is gedaan, om het conservatoire beslag met onmiddellijke ingang op eigen kosten van [eisers] op te (laten) heffen;
ten aanzien van zowel mr. [executeur] , [gedaadgde 5 en 6] en Partiar
6.8. wijst het overigens gevorderde af;
6.9. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.