ECLI:NL:RBGEL:2025:6427 - Rechtbank Gelderland - 24 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.381945.24 Datum uitspraak : 24 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat in Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1 hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk (in een pand/schuur gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , gemeente Lochem) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 185,76 kilo en/of 500 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en/of een of meer onbekend gebleven person(o)n(en), in elk geval een ander dan verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (in een pand/schuur gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , gemeente Lochem) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 185,76 kilo en/of 500 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet bij en/of tot het plegen van voorgenoemd misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en/of een of meer onbekend gebleven person(o)n(en) het (een of meer delen van een) pand en/of perceel gelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellen;
feit 2 hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
-
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
-
het opzettelijk vervaardigen van MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
-
een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-
zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
-
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
-
( een) locatie('s) aan de [adres 2] te verhuren en/of (een of meer delen van een) pand en/of perceel gelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellen en/of
-
het voorhanden hebben van (onder andere) een (grote) hoeveelheid grondstof(fen) (waaronder) een hoeveelheid/hoeveelheden preprecusor(en) en/of PMK en/of Caustic Soda en/of fosforzuur en/of aceton en/of platina oxide en/of ethylester van PMK-glycidezuur en/of methanol en/of methylamine en/of natriumzout van BMK-glycidezuur en/of mierenzuur en/of N-formylamfetamine en/of zoutzuur en/of
-
een of meer jerrycan(s) en/of
-
een of meer ventilator(en) en/of
-
een of meer vriezer(s) en/of
-
een of meer RVS- ketel(s) en/of
-
een of meer gasfles(sen) en/of
-
een of meer luchtafzuiging(en) en/of
-
een RVS- drukreactieketel en/of
-
een RVS- destillatieopstelling en/of
-
een of meer IBC vat(en) en/of
-
een of meer (dito) brander opstelling(en) en/of
-
een of meer elektrische verwarmingsdeken(s) en/of
-
een of meer vat(en) en/of
-
een RVS-filtratie unit en/of
-
een RVS-afscheider en/of
-
een of meer kookopstelling(en) en/of
-
een of meer pan(nen) en/of
-
een of meer gascilinder(s)
ten behoeve van de productie van die MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder feit 1, omdat er geen bewijs is dat verdachte bij de productie van drugs betrokken was als pleger of medepleger. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2.
Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft gesteld dat de machtiging van de officier van justitie voor het plaatsen van de heimelijke camera’s niet in het dossier zit, zodat niet kan worden gecontroleerd waar de camera’s hingen, hoe lang deze er zaten en waar de camera’s op gericht waren. De raadsman heeft gesteld dat de heimelijk opgenomen camerabeelden en de vruchten daarvan van het bewijs moeten worden uitgesloten, nu mogelijk de privacy van de familie van verdachte geschonden is. De raadsman heeft verder bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij het drugslab. Het wonen in de buurt van het drugslab en het kennen van de huurder van de loods waar het drugslab is aangetroffen, is niet genoeg om betrokkenheid van verdachte aan te nemen. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 1 en 2.
Beoordeling door de rechtbank Art. 359a Sv-verweer Uit het overzicht van de toegepaste bijzondere opsporingsmiddelen (hierna: BOB-middelen) binnen onderzoek [naam 1] en [naam 2] blijkt dat op 26 april 2024 door officier van justitie mr. L. Leerkes een bevel tot observatie werd afgegeven voor de periode van 26 april 2024 tot en met 24 juli 2024. Daarbij mocht er gebruik worden gemaakt van videoapparatuur. Op 3 mei 2024 werd er heimelijk een camera geplaatst die gericht stond op de oprit van de [adres 2] en [adres 1] te [plaats 1] . Die camera werd op 15 mei 2024 weer verwijderd. Van 26 juni 2024 tot en met 24 juli 2024 was er weer een heimelijke camera, gericht op de oprit van de [adres 2] en [adres 1] , geplaatst.
Voor de rechtbank is uit het dossier en het overzicht van de BOB-middelen voldoende gebleken dat er door de officier van justitie een bevel tot observatie is afgegeven en dat rechtmatig van de bevoegdheid gebruik is gemaakt. Bovendien blijkt genoegzaam uit het dossier hoe lang de camera’s opnames maakten, waar deze geplaatst waren en waar de camera’s op gericht waren en dat die daarmee niet een ongeoorloofde inbreuk maakten op verdachte’s privéleven. Het 359a Sv-verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
De dumpingen in [plaats 2]
Op 16 februari 2024 verschenen twee personen bij het politiebureau te Arnhem. Deze personen verklaarden dat er in het bedrijfspand waar zij werkzaam waren, een aantal vaten was neergezet waarvan zij de inhoud niet vertrouwden. Het bedrijfspand bevond zich aan de [adres 3] te [plaats 2] . Ter plaatse zag verbalisant [verbalisant 1] dat er vier IBC vaten, drie grote blauwe vaten en vier jerrycans in de loods stonden. De aanwezige getuige [getuige 1] verklaarde dat op 15 februari 2024 een man zich bij het pand meldde. De man vroeg of hij tijdelijk twee vaten in het bedrijfspand mocht stallen. Dit had [getuige 1] toegestaan, waarna er in de middag van 15 februari 2024 een wit busje was gekomen. In dit busje zaten twee mannen die twee vaten kwamen afleveren. Vervolgens waren deze twee mannen op 16 februari 2024 opnieuw verschenen en hadden nog meer vaten in het laaddok afgeleverd.
Er is onderzoek gedaan naar de aangetroffen vaten en jerrycans. In het onderzoeksmateriaal zijn BMK (benzylmethylketon), N-formylamfetamine, formamide en fosforzuur aangetoond. BMK is een grondstof voor amfetamine en metamfetamine. Formamide is een grondstof voor de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode. N-formylamfetamine is het tussenproduct bij dit proces.
Op camerabeelden van een pand aan de [adres 4] te [plaats 2] is gezien dat op 15 februari 2024 om 13:26 uur een bestelbus langsreed. De bus had een grote groene sticker met daarop de tekst: “Huren?”.
De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 3] ( [telefoonnummer] ) zijn opgevraagd en vergeleken met de rittenstaat van de Renault Master met kenteken [kenteken 1] . Uit de rittenstaat bleek dat de [adres 3] te [plaats 2] tweemaal door de Renault Master bezocht werd. Dit was op 15 februari 2024 van 12:53 uur tot 13:16 uur, en op 16 februari 2024 van 11:10 uur tot 11:18 uur. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 3] bleek dat er op die momenten geen activiteit was op zijn telefoonnummer en dat er geen zendmasten werden aangestraald.
Uit de rittenstaat bleek ook dat de Renault Master viermaal naar de [adres 2] te [plaats 1] reed. Volgens de rittenstaat stond de Renault Master aan de [adres 2] op de volgende momenten:
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 3] op dezelfde momenten als de Renault Master reisbewegingen heeft gemaakt richting [plaats 1] .
Het drugslab aan de [adres 2] in [plaats 1]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] gingen op 26 augustus 2024 ter plaatse op de [adres 2] te [plaats 1] . Ter hoogte van een loods op het perceel roken de verbalisanten een anijsachtige lucht, kenmerkend voor de bij een drugslab gebruikte stoffen. De deuren van de loods waren afgesloten met een groot hangslot. Men betrad het pand omstreeks 07.30 uur.
De loods was opgedeeld in de volgende ruimten, die als volgt zijn aangeduid door de politie en het LFO:
Er is door het LFO onderzoek in de loods gedaan. In de loods werd het volgende aangetroffen:
-
Eén witte vriezer aangesloten op de netstroom, met daarin een blauw klemdekselvat met een donkere vloeistof met kristallen. De kristallen hadden een totaalgewicht van 12,04 kg. Van de kristallen is een monster genomen. Het monster is door het NFI onderzocht en bleek MDMA HCl, te weten het zout van MDMA en zoutzuur, te bevatten;
[10] -
Twaalf klemdekselvaten gevuld met bruinige kristallen. De kristallen hadden een gewicht van 173,72 kg. Er zijn drie monsters genomen die zijn onderzocht door het NFI. De monsters bleken MDMA HCl te bevatten;
[11] -
Een destillatieopstelling, bestaande uit een RVS-ketel met drie gasbranders. In de ketel zat circa 90 liter van een donkere vloeistof. Van deze vloeistof is een monster genomen. Het monster is door het NFI onderzocht en bleek MDMA te bevatten.
[12] -
Een reactieopstelling bestaande uit één RVS-ketel. In de ketel zat circa 170 liter van een bruinachtige vloeistof. Van de vloeistof is een monster genomen. Het monster is onderzocht door het NFI en bleek MDMA en methylamine in methanol te bevatten;
[13] -
Vier blauwe klemvaten van 60 liter, gevuld met een donkere vloeistof met kristallen. Aselect is van de vloeistof een monster genomen. Dit monster is getest en bleek lage concentraties MDMA en PMK in een zwak zuur mengsel van aceton en water te bevatten;
[14] -
In twee jerrycans een hoeveelheid van in totaal 40 liter bruine olie. Van 27 liter vloeistof is een monster genomen. Uit onderzoek door het NFI bleek dit monster PMK te bevatten.
[15] Er werd een IBC met ongeveer 200 liter sterk zure, bruinige vloeistof aangetroffen. Van de vloeistof is een monster genomen. Dit monster bleek PMK te bevatten*.*[16] Er werden vier IBC’s, gevuld met in totaal 4000 liter sterk zure, olieachtige vloeistof aangetroffen. Aselect is van de vloeistof een monster genomen. Dit monster bleek een lage concentratie PMK in een zure waterige vloeistof te bevatten.[17] Ook werden er 23 jerrycans aangetroffen met restanten van vermoedelijk PMK; -
In verschillende jerrycans een hoeveelheid van in totaal 630 liter aan zoutzuur.
Ook werden de volgende goederen aangetroffen:
- Een ventilator
[21] ;
De loods was, op het moment van ontdekking, vrijwel volledig in gebruik voor het grootschalig omzetten van PMK-glycidezuur naar PMK en het vervaardigen van MDMA met de verhoogde druk methode.
Er is forensisch onderzoek verricht in de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] . Er is een aantal sporen veiliggesteld en onderzocht. De volgende bevindingen kwamen uit het onderzoek naar voren:
Door de politie zijn camerabeelden uitgekeken, die heimelijk zijn opgenomen vanaf de poort en de voorgevel van het perceel [adres 1] te [plaats 1] in de periode van 26 juni 2024 tot en met 24 juli 2024. Op de camerabeelden was te zien dat op 29 juni 2024, en 1, 3 en 11 juli 2024 een Ford met het kenteken [kenteken 2] in beeld kwam gereden. Dit voertuig staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] . Een voertuig van het merk Volkswagen, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , kwam op de camerabeelden voor op de volgende dagen: 26 juni 2024 en 9, 12, 13 en 16 juli 2024. Dit voertuig staat op naam van [naam 3] . Als bestuurder van het voertuig wordt medeverdachte [medeverdachte 1] genoemd. Een Citroën Jumper, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , kwam op de volgende dagen op de camerabeelden voor: 9, 17, 18, 19, 23 en 24 juli 2024. Dit voertuig staat op naam van medeverdachte [medeverdachte 6] . Een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , kwam op 26 juni 2024, en op 4 en 5 juli 2024 op de camerabeelden voor. Dit voertuig staat op naam van [naam 4] .
Verdachte woont aan de [adres 1] te [plaats 1] .
Tussenconclusie De rechtbank stelt vast dat in de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] de in de tenlastelegging genoemde goederen en stoffen zijn aangetroffen. Zowel de LFO als het NFI hebben gerapporteerd dat er MDMA of stoffen bevattende MDMA zijn aangetroffen en dat de overige aangetroffen stoffen worden gebruikt bij de productie van MDMA. Ook de (daadwerkelijk) aangetroffen goederen en materialen zijn hiervoor geschikt. De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de loods aan de [adres 2] te [plaats 1] fungeerde als drugslab en werd gebruikt voor de productie van MDMA.
Verder stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen goederen en materialen bestemd moeten zijn geweest ter voorbereiding van een of meer volgende productieronde(s) van MDMA.
De rechtbank leidt ten slotte uit de bewijsmiddelen af dat er DNA van medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op verschillende voorwerpen in het drugslab is aangetroffen en dat er regelmatig voertuigen van medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] op het perceel van de [adres 2] / [adres 1] te [plaats 1] werden waargenomen. Ook bleek uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 3] betrokken was bij de dumping van chemicaliën, afkomstig van het drugslab in [plaats 1] . De rechtbank leidt hieruit af dat deze personen betrokkenheid hadden bij het drugslab.
Ten aanzien van de rol van verdachte bij het drugslab overweegt de rechtbank als volgt.
Rol en betrokkenheid verdachte Uit eerder opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de schuur aan de [adres 2] te [plaats 1] verhuurde aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een camerasysteem had geïnstalleerd op de [adres 2] en [adres 1] te [plaats 1] . De camera's waren ingesteld om permanent op te nemen in de hoogste kwaliteit. Aan elke camera hing een recorder met 1 terabyte aan opslag. De beelden werden ongeveer een maand opgeslagen. [getuige 2] verklaarde dat men met de inloggegevens de beelden op afstand kon wissen. [getuige 2] herinnerde zich dat verdachte hem per app benaderde met de vraag hoe hij zelf de beelden kon wissen. [getuige 2] heeft dat toen aan hem uitgelegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn vriendin toegang hadden tot de camerabeelden van een camera die aan de [adres 1] hing en gericht was op de oprit, en een camera die aan de garage van de [adres 2] in [plaats 1] hing. Verdachte werd door de politie geconfronteerd met het feit dat de camerabeelden enkel nog aanwezig waren vanaf 26 augustus 2024 om 07:30 uur, het moment dat de politie ter plaatse kwam voor het onderzoek in de loods. Verdachte verklaarde geen idee te hebben wie dit gedaan kon hebben. Verdachte verklaarde dat het klopte dat hij na het aankloppen door de politie alleen terug zijn woning in is gegaan en dat hij pas om 07:34 uur werd aangehouden.
Er is onderzoek gedaan aan de telefoon van verdachte. Uit het onderzoek kwamen onder andere de volgende Whatsappchatgesprekken naar voren.
In een Whatsappgesprek met het contact [contact] werd door de verbalisant gelezen dat [naam 5] de camera’s en recorders had gemonteerd op 19 mei 2023. Verdachte stuurde in de chat met het account [contact] dat hij zoveel als mogelijk contant wilde betalen en dat hij bij zowel inkomende voertuigen als vertrekkende voertuigen een melding wilde ontvangen op zijn telefoon. Op 7 augustus 2024 waren er inkomende berichten van het account [contact] . Het betrof kennelijk een antwoord op een vraag gesteld door verdachte. [naam 5] stuurde een stappenplan om de harde schijf te formatteren en zo het geheugen te wissen.
In de telefoon werd daarnaast een Whatsappgesprek van 30 april 2024 tussen het account [account] en verdachte aangetroffen. In dit gesprek deelde verdachte een foto van een camerastill van een voertuig en merkte daarbij op dat hij het voertuig zag rijden, dat hij er een hekel aan heeft dat er mensen op zijn erf komen en dat hij daar de kriebels van krijgt.
Bewijsoverwegingen feit 1 De rechtbank is, wat het onder feit 1 primair tenlastegelegde betreft, van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de personen die betrokken waren bij de productie van de MDMA, op basis van het dossier niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde onder feit 1.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte verweten kan worden dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid bij (het medeplegen van) de productie van MDMA, subsidiair ten laste gelegd onder feit 1.
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte de schuur waar het drugslab werd aangetroffen, had verhuurd en ter beschikking had gesteld aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] betrokkenheid hadden bij het drugslab en op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode bij of in de schuur aan de [adres 2] aanwezig waren. Nu verdachte aan de [adres 1] te [plaats 1] woonachtig is, kan het niet anders dan dat verdachte moet hebben gezien dat deze personen aanwezig waren op zijn erf, te meer nu hij beveiligingscamera’s op zijn erf had opgehangen en meldingen kreeg van inkomende en vertrekkende voertuigen. Uit het chatbericht naar [account] blijkt dat verdachte er kennelijk bovenop zat wie er op zijn erf aanwezig was en dat hij de kriebels ervan kreeg als er mensen op zijn erf kwamen. De rechtbank leidt hieruit af dat de genoemde medeverdachten kennelijk door verdachte niet werden gezien als onbekenden die zijn erf betraden.
De camerabeelden van de door verdachte opgehangen camera’s bleken te zijn gewist tot het moment van de instap van de politie op 26 augustus 2024. Enkel met gebruik van de inloggegevens konden de beelden op afstand worden gewist. De enige personen die de inloggegevens van de camerasystemen hadden, zijn volgens de verklaring van verdachte, verdachte en zijn partner. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt ook dat verdachte navraag had gedaan over hoe hij de camerabeelden op afstand kon wissen. Uit het dossier is gebleken dat er een korte tijdsperiode was tussen het aankloppen door de politie en de aanhouding van verdachte, waarin verdachte in de gelegenheid was om de beelden te wissen. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het niet anders kan dan dat verdachte de beelden heeft gewist en dat hij dit deed omdat hij wist dat er voor de opsporing interessante beelden waren opgeslagen. Dat wijst op zijn wetenschap dat er in de schuur een illegale operatie gaande was.
Uit de verklaringen van verbalisanten blijkt dat op 26 augustus 2024 een anijsachtige geur werd waargenomen rondom de schuur waar het drugslab was gevestigd. De rechtbank merkt op dat deze, voor drugslabs kenmerkende, geur ook voor verdachte waarneembaar moet zijn geweest, nu hij vlakbij de schuur woonde.
De rechtbank stelt ten slotte vast dat verdachte steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd, onder meer over de periode dat de schuur werd verhuurd en over de huurpenningen die hij zou ontvangen.
De rechtbank komt op basis van het bovenstaande tot het oordeel dat verdachte op de hoogte was van het drugslab in de schuur op de [adres 2] te [plaats 1] . Al met al is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het exploiteren van een productieplaats voor het bereiden en vervaardigen van synthetische drugs. Verdachte heeft daartoe opzettelijk gelegenheid verschaft. Door de schuur ter beschikking te stellen voor de productie van synthetische drugs heeft verdachte aldus de medeverdachten de gelegenheid verschaft MDMA te produceren. De rechtbank acht dubbele opzet derhalve bewezen en verdachte daarom medeplichtig aan het medeplegen van de productie van MDMA.
feit 2 De rechtbank is van oordeel dat het verhuren en ter beschikking stellen van de loods waar het drugslab in werd gevestigd, een significante bijdrage is aan de voorbereiding van de productie van MDMA, met name gelet op het feit dat voorbereiding, productie en afzet een cyclisch proces vormen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, te weten de genoemde medeverdachten, voorbereidingshandelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, voor de exploitatie van een drugslab.
Conclusie De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde van feit 1 en het tenlastegelegde onder feit 2 heeft begaan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de volgende gedachtestreepjes van feit 2, nu uit het dossier geen bewijs volgt voor deze handelingen:
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling van feit 1 (subsidiair) en feit 2, waarbij de voorbereiding en de productie van MDMA elkaar steeds opvolgden en parallel liepen vanaf in ieder geval 15 februari 2024.
3 De bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 (subsidiair) en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 (subsidiair) [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , en[medeverdachte 6] en/of een of meer onbekend gebleven person(o)n(en), in elk geval een ander dan verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (in een pand/schuur gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] , gemeente Lochem) heeft bereid en/ofbewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 185,76 kilo en/of 500 liter, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet bij en/of tot het plegen van voorgenoemd misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2024 tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/ofbehulpzaam is geweest, door opzettelijk aan die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , en [medeverdachte 6] en/of een of meer onbekend gebleven person(o)n(en) het (een of meer delen van een) pand en/of perceelgelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellen;
feit 2 hij in of omstreeks de periode van 15 februari tot en met 26 augustus 2024 te [plaats 1] , gemeente Lochem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of- het opzettelijk vervaardigen van MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot hetplegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door- (een) locatie('s) aan de[adres 2]te huren/betreden en/of (een of meer delen van een)pand en/of perceel gelegen aan de [adres 2] ter beschikking te stellen en/of- het voorhanden hebben van (onder andere) een (grote) hoeveelheid grondstof(fen) (waaronder) een hoeveelheid/hoeveelheden preprecusor(en) en/of PMK en/of Caustic Soda en/of fosforzuur en/of aceton en/of platina oxide en/of ethylester van PMK-glycidezuur en/of methanol en/of methylamine en/of natriumzout van BMK-glycidezuur en/of mierenzuur en/of N-formylamfetamine en/ofzoutzuur en/of- een of meer jerrycan(s) en/of- een of meer ventilator(en) en/of- een of meer vriezer(s) en/of- een of meer RVS- ketel(s) en/of- een of meer gasfles(sen) en/of- een of meer luchtafzuiging(en) en/of- een RVS- drukreactieketel en/of- een RVS- destillatieopstelling en/of- een of meer IBC vat(en) en/of- een of meer (dito) brander opstelling(en) en/of- een of meerelektrische verwarmingsdeken(s) en/of- een of meer vat(en) en/of- een RVS-filtratie unit en/of- een RVS-afscheider en/of- een of meer kookopstelling(en) en/of- een of meer pan(nen) en/of- een of meer gascilinder(s)ten behoeve van de productie van die MDMA en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
feit 1 (subsidiair): Medeplichtigheid aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2: Medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
5 De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7 De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet zal worden opgelegd. De totale kosten van € 102.327,19 dienen via een pondspondsregeling te worden verhaald op verdachte en de andere zes medeverdachten. Aan iedere (mede)verdachte dient een gelijk bedrag van € 14.618,17 te worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft erop gewezen dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat bij het opleggen van een gevangenisstraf kans op terugkeer van de PTSS groot is. De raadsman heeft daarom verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel met een voorwaardelijke gevangenisstraf zonder bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft verzocht de maatregel kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet vanwege de door hem bepleite vrijspraak niet toe te wijzen. De raadsman heeft er ten slotte op gewezen dat de saneringskosten van de schuur waar het drugslab zat gevestigd, reeds ten laste van verdachte en zijn familie komen.
De beoordeling door de rechtbank De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is medeplichtig geweest aan het produceren van MDMA door het verhuren en ter beschikking stellen van de schuur waar het drugslab zat gevestigd. Ook heeft hij samen met anderen strafbare voorbereidingshandelingen gepleegd, gericht op de productie van MDMA. Op de dag van de inval trof de politie grote hoeveelheden MDMA in de schuur aan. Er zijn aanwijzingen dat er veel meer MDMA is bereid en dat het lab bovendien al langer op de [adres 2] aanwezig was. Op 15 februari 2024 werd er immers al drugsafval gedumpt dat afkomstig bleek van het drugslab in [plaats 1] .
Het is algemeen bekend dat synthetische drugs en verdovende middelen zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast veroorzaakt de productie van synthetische drugs vaak grote schade aan het milieu vanwege illegale afvaldumpingen. Ook zijn er grote risico’s verbonden aan het opslaan en bewerken van de chemicaliën in een illegaal drugslab, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige en bijtende dampen. Voorts bevordert de productie van synthetische drugs de georganiseerde criminaliteit. Verdachte is door zijn handelen mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de productie van synthetische drugs worden veroorzaakt.
Uit het reclasseringsadvies van 18 juni 2025 van de Reclassering Nederland blijkt dat sprake is van stabiliteit op de diverse leefgebieden. Verdachte heeft een betaalde baan, ontvangt voldoende inkomsten en er is geen sprake van schuldenproblematiek. Er spelen geen problemen op het gebied van middelengebruik en hij heeft steunende (familiaire) contacten. De reclassering heeft niet de indruk dat betrokkene normaliter beïnvloedbaar is of impulsief handelt. De reclassering ziet geen redenen om een reclasseringsinterventie te adviseren. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Er wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een gevangenisstraf van aanzienlijk duur. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de duur van de pleegperiode, de rol van verdachte en de productiecapaciteit van het drugslab. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dient van deze gevangenisstraf te worden afgetrokken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel Kostenverhaal Op 1 juli 2022 is de Maatregel Kostenverhaal in werking getreden. De maatregel is van toepassing op strafbare feiten die na de inwerkingtredingsdatum worden opgespoord en vervolgd. Deze maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp. De Maatregel Kostenverhaal is opgenomen in artikel 13d van de Opiumwet.
In het dossier zit een rapport maatregel kostenverhaal en een factuur voor het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën, restafval en hardware ter vernietiging. De gemaakte kosten zijn vastgesteld op € 102.327,19. De in beslag genomen voorwerpen moesten worden vernietigd, omdat zij ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de maatregel kostenverhaal is voldaan. In de loods waren namelijk gevaarlijke goederen aanwezig en er zijn kosten gemaakt om het drugslab te ontmantelen. De kosten zijn in de factuur behoorlijk onderbouwd en er is door de verdediging geen (inhoudelijk) verweer op dit punt gevoerd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag dan ook toewijzen zoals door de officier van justitie gevorderd. De totale kosten zullen evenredig over de zeven medeverdachten worden verdeeld. De rechtbank legt dus aan alle zeven verdachten de maatregel kostenverhaal op voor een bedrag van **€ 14.618,17.**Dat verdachte ook al de saneringskosten van de schuur dient te betalen, komt voor zijn eigen rekening en risico als bewoner van het perceel.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 108 dagen gijzeling worden toegepast, zonder dat daardoor de betalingsverplichting van verdachte vervalt.
8 De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
-
47, 48, 49 en 56 van het Wetboek van Strafrecht;
-
2, 10, 10 a en 13d van de Opiumwet.
9 De beslissing
De rechtbank:
spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
zal opleggen de maatregel kostenverhaal tot een bedrag van € 14.618,17;
bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 108 dagen.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL202408310930, gesloten op 15 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 547-548.
NFI-rapportage, p. 586.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 566.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 601-602.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 635-637 en 639.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 751.
Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 19.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 802-804.
NFI rapportage, p. 799.
NFI rapportage, p. 799-800.
NFI rapportage, p. 798.
NFI rapportage, p. 799.
NFI rapportage, p. 799.
NFI rapportage, p. 798.
NFI rapportage, p. 798.
NFI rapportage, p. 800.
NFI rapportage, p. 798.
NFI rapportage, p. 798.
NFI rapportage, p. 800.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 751.
Proces-verbaal van bevindingen, LFO, p. 768 en 770-780.
Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 804-808, in samenhang met TMFI-rapportage d.d. 20 september 2024, p. 922-925.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 618-620, 622 en 624-625.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. 478.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 241.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 244-246
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 890-891.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 269-271.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 896 en 906-907.