Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17134 - Rechtbank Den Haag: bevoegdheidsincident is materieel verweer, geen grond voor schorsing - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1713417 september 2025

Essentie

De Rechtbank van Den Haag wijst een bevoegdheidsincident af omdat de betwisting van de territoriale reikwijdte van een verbod een principaal verweer is, niet een bevoegdheidskwestie. Een verzoek tot schorsing wegens een EUIPO-nietigheidsprocedure wordt afgewezen omdat deze procedure pas na aanvang van de rechtszaak is gestart.

Uitspraak inhoud

Team handel

zaak- / rolnummer: C/09/685342 / HA ZA 25-426

Vonnis van 17 september 2025

in de zaak van

1 DIGITAL REVOLUTION B.V. te Amsterdam,2. 123LED B.V. te Nederhorst Den Berg,

eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het incident, advocaat: mr. Th.C.J.A. van Engelen te Utrecht,

tegen

1 LEDSTORES EUROPE B.V. te Amsterdam,2. [naam] te [woonplaats] ,

gedaagden in de hoofdzaak, eiseressen in het incident, advocaat: mr. J.A. Jacobi te Den Haag.

Eiseressen in de hoofdzaak zullen hierna samen Digital Revolution c.s. worden genoemd en afzonderlijk Digital Revolution en 123led. Gedaagden in de hoofdzaak zullen hierna samen Ledstores c.s. worden genoemd en afzonderlijk Ledstores en [naam] .

1 De procedure

1.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:

  • de dagvaarding van 1 mei 2025;

  • de akte overlegging producties met de producties EP01 tot en met EP14;- het bevoegdheidsincident tevens houdende verzoek tot schorsing ex artikel 128 jo. 132 UMVo[1] met de producties GP01 tot en met GP03;

  • de brief van Ledstores c.s. van 12 juli 2025 waarin zij de rechtbank bericht over de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) in de zaak C-392/25 en verzoekt om partijen de gelegenheid te geven zich daarover uit te laten bij nadere akte of door het gelasten van een mondelinge behandeling;

  • de conclusie van antwoord in het incident.

2 De vordering in de hoofdzaak

2.1. 123 led is een internetonderneming gericht op ledverlichting. Zij is houdster van de domeinnaam 123led.nl en tevens houdster van onder meer de volgende merkregistraties:

2.2. Digital Revolution is enig aandeelhouder en bestuurder van 123led. Digital Revolution exploiteert een internetonderneming die zich hoofdzakelijk richt op verkoop van printerbenodigdheden. Daarnaast biedt Digital Revulution onder meer ledverlichtingsproducten aan van 123led.

2.3. Digital Revolution is houdster van onder meer de volgende domeinnamen: www.123led.be, www.123led.fr, www.123led.lu, www.123led.se, www.123led.ie, www.123led.info en www.123led.org.

2.4. Ledstores is een online detailhandelaar gericht op ledverlichting, waarvan [naam] enig bestuurder is.

2.5. In september 2024 constateerde 123led dat Ledstores de volgende vier domeinnamen heeft geregistreerd: www.123led.dk, www.123led.fi, www.123led.it en www.led123.se, waarvan enkele domeinnamen doorlinken naar andere websites van Ledstores c.s. onder domeinnamen met het element “led24” met de extensie van het betreffende land.

2.6. Bij brief van 9 oktober 2024 heeft de advocaat van 123led Ledstores verzocht de onder 2.5 genoemde domeinnamen aan 123led over te dragen en ieder gebruik van die domeinnamen en iedere andere naam waarin het element “123led” voorkomt te staken op straffe van een boete. In reacties van 15 en 17 oktober 2024 heeft Ledstores laten weten dat zij niet aan dat verzoek zal voldoen.

2.7. Partijen zijn vervolgens in overleg getreden. Tijdens de onderhandelingen bleek dat Ledstores in totaal 18 domeinnamen heeft geregistreerd met daarin het element “123led” of “led123” (hierna: de 123led-domeinnamen). [naam] heeft aan 123led laten weten dat hij bereid is de 123led-domeinnamen aan 123led te verkopen.

2.8. Op 1 mei 2025 heeft Digital Revolution c.s. onderhavige procedure aanhangig gemaakt, waarna Ledstores c.s. op 14 mei 2025 een nietigheidsprocedure bij het EUIPO[2] heeft ingesteld tegen het 123led-Uniemerk.

2.9. Digital Revolution c.s. vordert in de hoofdzaak, samengevat weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. een bevel om de 123led-domeinnamen aan 123led over te dragen;

II. een bevel aan Ledstores c.s., zowel ieder voor zich als gezamenlijk, om binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis ieder gebruik waar ook ter wereld van een verwarringwekkend op de aanduiding “123led” gelijkend teken als handelsnaam, domeinnaam, merk of anderszins te staken en gestaakt te houden en te verbieden om waar ook ter wereld een dergelijk teken – anders dan de onder I bedoelde domeinnamen – als domeinnaam, handelsnaam, merk of anderszins te registreren, althans een zodanig bevel en/of verbod als de rechtbank in goede justitie zal bepalen;

III. een inbreukverbod ten aanzien van het 123led-Uniemerk in de Europese Unie;

IV. een dwangsom van € 2.500,- per dag bij overtreding van I t/m III met een maximum van € 250.000,-;

V. schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente;

VI. proceskostenveroordeling in de zin van artikel 1019h Rv[3] (primair) of een veroordeling in de buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW[4] (subsidiair).

2.10. Digital Revolution c.s. legt aan haar vorderingen – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende ten grondslag:

  • Ledstores c.s. maakt zich schuldig aan oneerlijke concurrentie of mededinging in de zin van artikel 10bis lid 2 en 3 UvP[5] doordat zij de 123led-domeinnamen van Ledstores heeft verworven, die overeenstemmen met de handelsnamen, domeinnamen en merken van Digital Revolution c.s., waardoor gevaar voor verwarring ontstaat.

  • [naam] is persoonlijk aansprakelijk voor de schade die Digital Revolution c.s. heeft geleden op grond van artikel 6:162 BW, omdat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt nu hij persoonlijk feitelijk en juridisch leiding heeft gegeven aan de onrechtmatige handelswijze van Ledstores.

2.11. Ledstores c.s. heeft tot op heden geen verweer ten principale gevoerd. Digital Revolution c.s. verzoekt de rechtbank aan Ledstores c.s. een akte van niet-dienen te verlenen en de zaak op de rol te plaatsen voor het bepalen van een mondelinge behandeling of het wijzen van eindvonnis op basis van de schriftelijke stukken.

3 Het geschil in de incidenten

3.1. Ledstores c.s. vordert in de incidenten dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad

I. zich (gedeeltelijk) onbevoegd verklaart ten aanzien van haar vordering onder II in de hoofdzaak in conventie;

II. de (hoofd)zaak schorst of aanhoudt totdat het EUIPO op de nietigheidsactie heeft beslist;

met veroordeling van Digital Revolution c.s. in de proceskosten in de incidenten op grond van artikel 1019h Rv.

3.2. Ledstores c.s. legt hieraan het volgende ten grondslag. In het bevoegdheidsincident voert Ledstores c.s. aan dat de rechtbank geen mondiale bevoegdheid heeft ten aanzien van de vordering onder II in de hoofdzaak. Digital Revolution c.s. kan geen beroep doen op artikel 10bis lid 2 UvP, omdat het geen rechtstreekse werking heeft. In plaats daarvan dient de vordering volgens Ledstores c.s. gegrond te worden op de door Digital Revolution c.s. ingeroepen intellectuele eigendomsrechten en/of het onrechtmatigedaadsrecht van het betreffende land waar de domeinnaam is geregistreerd, welke geen van allen mondiale bescherming van een teken bieden. De rechtbank dient zich daarom gedeeltelijk onbevoegd te verklaren ten aanzien van de vordering II, voor wat betreft de omvang van de gevorderde verboden buiten Nederland, althans buiten de EU, althans voor alle landen waar – naar het toepasselijk recht van dat land – er niet onrechtmatig jegens Digital Revolution c.s. is gehandeld.

3.3. In het schorsingsincident legt Ledstores c.s. het volgende aan haar vordering ten grondslag. Digital Revolution c.s. vordert in de hoofdzaak onder I overdracht van de 123led-domeinnamen en onder III een inbreukverbod op haar 123led-Uniemerk. Ledstores c.s. voert aan dat beide vorderingen gegrond zijn op het 123led-Uniemerk, waartegen Ledstores c.s. op 14 mei 2025 bij het EUIPO een nietigheidsprocedure heeft ingesteld vanwege gebrek aan onderscheidend vermogen. Nu de nietigheidsprocedure is ingesteld voordat Ledstores c.s. een reconventionele vordering tot nietigverklaring van het 123led-Uniemerk in onderhavige procedure heeft ingesteld, dient onderhavige procedure op grond van artikel 128 lid 4 in verbinding met artikel 132 lid 1 UMVo (in ieder geval voor wat betreft de merkenrechtelijke grondslag) geschorst te worden totdat definitief is beslist over de geldigheid van het 123led-Uniemerk. Tot slot voert Ledstores c.s. aan dat er in de zaak C-392/25 op 13 juni 2025 prejudiciële vragen zijn gesteld die betrekking hebben op artikel 128 lid 4 en 132 lid 1 UMVo. Het antwoord op die vragen is volgens Ledstores c.s. van belang voor de beoordeling van het schorsingsincident. Daarom heeft Ledstores c.s. de rechtbank verzocht om de partijen de gelegenheid te geven zich hierover uit te laten.

3.4. Digital Revolution c.s. voert verweer strekkende tot afwijzing van de incidentele vorderingen met veroordeling van Ledstores c.s. in de proceskosten in de incidenten op grond van artikel 1019h Rv.

3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in de incidenten

Het bevoegdheidsincident

4.1. Voor zover de vorderingen van Digital Revolution c.s. zijn gegrond op inbreuk op haar 123led-Uniemerk, is de rechtbank op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 aanhef en onder a en 125 lid 1 van de UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening inzake het Gemeenschapsmerk bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Digital Revolution c.s. met deze grondslag, omdat beide gedaagden gevestigd zijn dan wel woonplaats hebben in Nederland.

4.2. Voor zover de vorderingen van Digital Revolution c.s. zijn gebaseerd op andere rechten althans grondslagen dan het 123led-Uniemerk, waaronder onrechtmatige daad, is de rechtbank internationaal bevoegdheid om van de vorderingen van Digital Revolution c.s. kennis te nemen op grond van artikel 2 Rv en artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Vo[7], nu beide gedaagden gevestigd zijn althans woonplaats hebben in Nederland. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank vloeit voort uit artikel 102 Rv nu Digital Revolution c.s. heeft gesteld dat het gesteld onrechtmatig handelen onder meer via domeinnamen die doorlinken naar de websites van Ledstores c.s. plaatsvindt, welke websites ook in het arrondissement Den Haag te raadplegen zijn.

4.3. Gelet op bovenstaande is deze rechtbank (internationaal en relatief) bevoegd om van de vorderingen van Digital Revolution c.s. kennis te nemen. Uit het bevoegdheidsincident blijkt niet dat Ledstores c.s. de (internationale en relatieve) bevoegdheid van deze rechtbank om kennis te nemen van de vorderingen van Digital Revolution c.s. op enige manier heeft betwist, te weten in de zin van artikel 11 of artikel 110 Rv. Zij betwist daarin slechts dat deze rechtbank de bevoegdheid toekomt om ten aanzien van de vordering van Digital Revolution c.s. onder II een wereldwijd verbod op te leggen. De vraag of een verbod zal worden opgelegd zoals door Digital Revolution c.s. onder II gevorderd en zo ja, wat de (territoriale) reikwijdte is van een dergelijk verbod, zal aan de orde komen in de hoofdzaak. Het bevoegdheidsincident van Ledstores c.s. betreft dus in essentie een principaal verweer, waarvoor in dit incident geen plaats is. De incidentele vordering van Ledstores c.s. zal gezien het voorgaande worden afgewezen.

Het incident tot schorsing

4.4. Artikel 128 lid 4 (laatste volzin) UMVo bepaalt dat, indien bij het EUIPO al een vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Uniemerk was ingesteld alvorens de reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring bij de rechtbank werd ingesteld, de procedure overeenkomstig artikel 132 lid 1 UMVo wordt geschorst totdat de beslissing (van het EUIPO) over de vordering in kracht van gewijsde is gegaan of de vordering is ingetrokken.

4.5. Artikel 132 lid 1 UMVo schrijft voor dat de rechtbank de procedure ambtshalve of op verzoek van een partij schorst, indien bij een rechtbank voor het Uniemerk een inbreukvordering is ingesteld en de geldigheid van hetzelfde Uniemerk al voor een andere rechtbank voor het Uniemerk bij een reconventionele vordering wordt betwist of bij het EUIPO al een vordering tot vervallen- of nietigverklaring is ingesteld, tenzij er bijzondere redenen zijn de behandeling voort te zetten.

4.6. In een arrest van 28 september 2021 oordeelde het Hof Den Haag dat artikel 128 lid 4 UMVo in verbinding met artikel 132 lid 1 UMVo zo moet worden uitgelegd dat schorsing van een nationale gerechtelijke procedure ook dient te volgen, wanneer na het uitbrengen van de dagvaarding, maar vóór het instellen van een reconventionele geldigheidsactie in de hoofdzaak een nietigheidsactie bij het EUIPO is ingesteld.[8]

4.7. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat deze procedure aanhangig werd gemaakt – door het uitbrengen van de dagvaarding op 1 mei 2025 – Ledstores c.s. nog geen vordering tot nietigverklaring van het 123led-Uniemerk bij het EUIPO had ingesteld. Hierdoor doet de in artikel 132 lid 1 UMVo beschreven situatie zich niet voor en bestaat dus geen dwingende reden voor schorsing van deze procedure op die grond.

4.8. De rechtbank stelt verder vast dat, hoewel Ledstores c.s. in het schorsingsincident heeft aangekondigd in de hoofdzaak de nietigheid van het 123led-Uniemerk in te zullen roepen, Ledstores c.s. tot op heden in deze procedure geen reconventionele vordering tot nietigverklaring van het 123led-Uniemerk heeft ingesteld. Hierdoor doet zich evenmin de situatie zoals beschreven in artikel 128 lid 4 UMVo in verbinding met artikel 132 lid 1 UMVo voor. Ook op die grond is er dus geen dwingende reden om deze procedure te schorsen.

4.9. Nu artikel 132 lid 1 UMVo en artikel 128 lid 4 UMVo geen grond vormen voor schorsing van deze procedure, en er ook anderszins niet gebleken is van een geldige schorsingsgrond, zal de rechtbank de incidentele vordering van Ledstores c.s. tot schorsing van de procedure afwijzen.

4.10. De rechtbank gaat voorbij aan het argument van Ledstores c.s. dat de structuur van het Nederlandse procesrecht een gedaagde belemmert om gelijktijdig met preliminaire verweren een schorsingsincident op te werpen, althans dat hij in zijn verdedigingspositie wordt geschaad doordat hij de beslissing van de rechter op een preliminair verweer niet kan verwerken of betrekken bij zijn conclusie van antwoord. Zelfs als dit zo is, is dat een keuze van de wetgever geweest en maakt het de beslissing van de rechtbank op dit schorsingsincident niet anders. Ledstores c.s. hebben geen argumenten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank de door de wetgever gekozen systematiek buiten toepassing zou moeten laten.

Het incident tot aanhouding

4.11. De rechtbank ziet evenmin reden om de procedure aan te houden vanwege proceseconomische redenen, en zal daarom ook die vordering afwijzen. Van proceseconomische voordelen om de procedure aan te houden is niet gebleken, mede gezien het feit dat Ledstores c.s. tot op heden geen reconventionele vordering heeft ingesteld.

Het verzoek van Ledstores c.s. tot uitlaten over de prejudiciële vragen in de zaak C-392/25

4.12. Ten slotte ziet de rechtbank geen reden om partijen de gelegenheid te geven zich nader uit te laten over de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het HvJEU in de zaak C-392/25, die betrekking hebben op de artikelen 128 lid 4 en 132 lid 1 UMVo, noch om een mondelinge behandeling daartoe te gelasten. De rechtbank acht (de bewoordingen van) voornoemde artikelen duidelijk over de omstandigheden waarin de rechtbank op grond van die bepalingen dient over te gaan tot schorsing van de onderhavige procedure, mede ook in het licht van het hiervoor in 4.6 genoemde arrest van het Gerechtshof Den Haag. Zonder nader onderbouwing van Ledstores c.s., die ontbreekt, valt niet in te zien hoe de beantwoording door het HvJEU van de gestelde prejudiciële vragen in de zaak C-392/25 tot een andere beoordeling in het onderhavige schorsingsincident zou leiden. Een aktewisseling en/of mondelinge behandeling hierover zou naar het oordeel van de rechtbank slechts tot onredelijke vertraging van de procedure leiden, waartegen de rechter dient te waken (artikel 20 Rv).

Het verzoek van Digital Revolution c.s.

4.13. Digital Revolution c.s. heeft de rechtbank verzocht de incidentele conclusie van Ledstores c.s. als een conclusie van antwoord aan te merken omdat daarin een verweer ten principale is gevoerd, althans te bepalen dat Ledstores c.s. verzuimd heeft om tijdig een conclusie van antwoord te hebben ingediend.

4.14. Dit verzoek wijst de rechtbank af. Op grond van artikel 11 Rv althans artikel 110 Rv was het Ledstores c.s. toegestaan om een exceptie van onbevoegdheid afzonderlijk, dat wil zeggen voorafgaand aan de conclusie van antwoord, bij incidentele conclusie op te werpen. Tevens was het haar toegestaan om deze incidentele vordering te combineren met een andere incidentele vordering (vgl. artikel 208 lid 3 Rv). Dat het opgeworpen bevoegdheidsincident van Ledstores c.s. door de rechtbank in onderhavig vonnis uiteindelijk is gekwalificeerd als een (in essentie) principaal verweer, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de incidentele conclusie van Ledstores c.s. als een conclusie van antwoord moet worden beschouwd, althans dat Ledstores c.s. heeft verzuimd om tijdig een conclusie van antwoord te nemen.

Kosten

4.15. De beslissing omtrent de kosten van deze incidenten wordt aangehouden, totdat in de hoofdzaak wordt beslist.

5 De beoordeling in de hoofdzaak

5.1. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol over vier weken voor het nemen van een conclusie van antwoord aan de zijde van Ledstores c.s.

5.2. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6 De beslissing

De rechtbank

in het incident

6.1. wijst de vorderingen van Ledstores c.s. af;

6.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan;

in de hoofdzaak

6.3. verwijst de zaak naar de rol van 15 oktober 2025 voor het nemen van de conclusie van antwoord aan de zijde van Ledstores c.s.;

6.4. houdt iedere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Hoefnagel, rechter, bijgestaan door mr. R.W.J. Slits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.

European Union Intellectual Property Office.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Burgerlijk Wetboek.

Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1911, te 's-Gravenhage op 6 november 1925, te Londen op 2 juni 1934, te Lissabon op 31 oktober 1958 en te Stockholm op 14 juli 1967.

Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.

​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Gerechtshof Den Haag, 28 september 2011, ECLI:NL:GHDA:2021:2408.


Voetnoten

Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.

European Union Intellectual Property Office.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Burgerlijk Wetboek.

Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1883, herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1911, te 's-Gravenhage op 6 november 1925, te Londen op 2 juni 1934, te Lissabon op 31 oktober 1958 en te Stockholm op 14 juli 1967.

​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Gerechtshof Den Haag, 28 september 2011, ECLI:NL:GHDA:2021:2408.