Artikel 1019h (Redelijke en evenredige kostenveroordeling IE)
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 194, eerste lid wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Uitleg in duidelijke taal
Voor zover nodig in afwijking van de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het eerste Boek en in afwijking van artikel 194, eerste lid wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
Dit artikel bepaalt dat, als dat nodig is en in afwijking van de regels genoemd in de tweede paragraaf van de twaalfde afdeling van de tweede titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in afwijking van artikel 194, eerste lid, de partij die in de rechtszaak in het ongelijk gestelde is, desgevorderd (dus op verzoek van de winnende partij) veroordeeld wordt. Deze veroordeling betreft de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt. Een uitzondering geldt: de veroordeling vindt niet plaats als de billijkheid zich daartegen verzet.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:11772 - Rechtbank Den Haag - 3 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18118 - Rechtbank Den Haag - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16442 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5929 - Rechtbank Amsterdam - 15 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8336 - Rechtbank Rotterdam - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:5090 - Rechtbank Gelderland - 30 juni 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18108 - Rechtbank Den Haag - 1 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17134 - Rechtbank Den Haag: bevoegdheidsincident is materieel verweer, geen grond voor schorsing - 17 september 2025
De Rechtbank van Den Haag wijst een bevoegdheidsincident af omdat de betwisting van de territoriale reikwijdte van een verbod een principaal verweer is, niet een bevoegdheidskwestie. Een verzoek tot schorsing wegens een EUIPO-nietigheidsprocedure wordt afgewezen omdat deze procedure pas na aanvang van de rechtszaak is gestart.
ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 - Bedrijfswagens zonder auteursrechtelijke bescherming of eigen gezicht op de markt - 16 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een bedrijfswagen-inrichting geen auteursrechtelijk beschermd werk is, omdat de vormgevingskeuzes technisch bepaald, triviaal of niet het gevolg van eigen creatieve arbeid zijn. Een beroep op slaafse nabootsing faalt eveneens, omdat de inrichting geen 'eigen gezicht' op de markt heeft.