ECLI:NL:RBDHA:2025:17402 - Rechtbank Den Haag - 22 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team handel – voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/686631 / KG ZA 25-548
Vonnis in kort geding van 22 september 2025
in de zaak van
ANOTHER-LABEL BRAND B.V. te Amsterdam, eiseres, hierna te noemen: Another-Label, advocaat: mr. H. Maatjes,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht YARN STUDIOS GMBH te Hilden, Duitsland, gedaagde, hierna te noemen: Yarn Studios, advocaat: mr. J.C.H. van Manen.
1 De procedure
1.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
-
de dagvaarding van 25 juni 2025;
-
de op 10 juli 2025 door Another-Label overgelegde akte houdende producties EP01 tot en met EP12;
-
de akte reactie op dagvaarding, tevens overlegging producties GP01 tot en met GP10 van Yarn Studios van 25 augustus 2025;
-
de op 27 augustus 2025 door Yarn Studios overgelegde akte overlegging aanvullende producties GP11 tot en met GP14;
-
de op 28 augustus 2025 door Another-Label overgelegde akte overlegging aanvullende producties EP13 tot en met EP22;
-
de door Yarn Studios op 28 augustus 2025 overgelegde aanvullende productie GP15;
-
de door Another-Label op 29 augustus 2025 overgelegde aanvullende producties EP23 en EP24;
-
de door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2. Op 29 augustus 2025 heeft Another-Label de producties EP23 en EP24 overgelegd. Yarn Studios heeft tegen deze producties bezwaar gemaakt, nu deze minder dan één werkdag voor de mondelinge behandeling zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter partijen hierover gehoord en vervolgens als beslissing meegedeeld dat de producties worden toegestaan en onderdeel zijn van het procesdossier. De overgelegde producties betreffen de Duitse merkregistratie van het merk “Another Coitton Lab” van Yarn Studios en foto’s van aanbod door een wederverkoper van Yarn Studios van kleding met daarop het teken “Another Cotton”. Gezien de beperkte omvang van de producties en de aannemelijkheid dat de inhoud van die producties bij Yarn Studios (grotendeels) reeds bekend was, valt niet in te zien dat Yarn Studios in haar verdediging is geschaad.
1.3. Op 1 september 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2 De feiten
2.1. Another-Label is een onderneming gericht op het ontwerpen en exploiteren van dames- en herenkleding en accessoires. Zij biedt haar producten onder meer aan op de website onder de domeinnaam www.another-label.com.
2.2. Yarn Studios houdt zich bezig met online verkoop van kleding en biedt haar kleding onder meer aan op de website onder de domeinnaam www.anothercotton.com.
2.3. Another-Label is houdster van onder meer de volgende merken (hierna: de Another-Label Merken):
2.4. Tegen het Uniebeeldmerk en het Uniewoordmerk zijn momenteel nietigheidsprocedures aanhangig bij het European Union Intellectual Property Office (EUIPO), waarop nog niet is beslist.
2.5. Another-Label heeft geconstateerd dat Yarn Studios op haar website onder de domeinnaam www.anothercotton.com gebruik maakt van tekens die het element ‘another’ bevatten en kleding aanbiedt voorzien van tekens die het element ‘another’ bevatten. Hieronder zijn voorbeelden van het gebruik van die tekens afgebeeld.
2.6. Bij brief van 9 januari 2025 heeft Another-Label Yarn Studios gesommeerd de inbreuk op de Another-Label Merken te staken. Bij brief van 19 februari 2025 heeft Yarn Studios de inbreuk betwist en geen gevolg gegeven aan de sommatie. Yarn Studios schreef wel bereid te zijn haar gebruik van de tekens zodanig aan te passen dat zij het teken “another” niet op zichzelf zal gebruiken zonder de toevoeging van een additioneel woord en in een ander dan met het Uniebeeldmerk vergelijkbaar lettertype.
2.7. Partijen zijn vervolgens in overleg getreden, waarna Yarn Studios op 25 april 2025 een onthoudingsverklaring heeft afgegeven, waarin zij toezegt dat zij vanaf 1 oktober 2025 het gebruik van het woordelement “another” in een met het Uniebeeldmerk overeenstemmend lettertype zal staken. Yarn Studios verbeurt een boete van € 100,- per keer zij in strijd handelt met de onthoudingsverklaring op het moment dat zij – na het ontvangen van een melding daarvan door Another-Label – het inbreukmakende product niet binnen vijf werkdagen heeft verwijderd. Partijen noemen dit een ‘soft penalty’.
2.8. Op 25 juni 2025 heeft Another-Label onderhavige procedure aanhangig gemaakt.
2.9. Bij bericht van 22 augustus 2025 heeft Yarn Studios in aanvulling op de onthoudingsverklaring van 25 april 2025 aan Another-Label laten weten dat zij al het gebruik van het teken “Another Cotton Lab” in het lettertype zoals hieronder is weergegeven heeft gestaakt en dat zij daarom de datum in de onder 2.7 bedoelde onthoudingsverklaring vervroegt van 1 oktober 2025 naar 31 augustus 2025.
3 Het geschil
3.1. Another-Label vordert – samengevat weergegeven – dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. aan Yarn Studios een inbreukverbod oplegt ten aanzien van de Another-Label Merken, onder meer een verbod op het gebruik van onderstaande tekens voor kleding (hierna: de Tekens): (hierna: Teken I);
(hierna: Teken II);
(hierna: Teken III).
II. aan Yarn Studios een verbod oplegt om onrechtmatig te handelen jegens Another-Label;
III. Yarn Studios veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan, dat Yarn Studios het onder I en II gevorderde geheel of gedeeltelijk overtreedt;
IV. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv
3.2. Another-Label legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Yarn Studios maakt inbreuk op de Another-Label Merken in de zin van artikel 9 lid 2 sub b UMVo
3.3. Yarn Studios voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van Another-Label.
3.4. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. Voor zover de vorderingen van Another-Label zijn gegrond op (inbreuk op) haar Uniemerken, berust de (internationale en relatieve) bevoegdheid van de voorzieningenrechter op artikel 123 lid 1, artikel 124 onder a en 125 lid 5 UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening inzake het Gemeenschapsmerk, nu de veronderstelde inbreuk (mede) heeft plaatsgevonden op Nederlands grondgebied.
4.2. Voor zover de vorderingen van Another-Label zijn gebaseerd op inbreuk op het Beneluxmerk, is de voorzieningenrechter bevoegd op grond van artikel 4.6 lid 1 BVIE, omdat de veronderstelde inbreuk (mede) heeft plaatsgevonden op Nederlands grondgebied.
4.3. Voor zover de vorderingen gegrond zijn op het gestelde onrechtmatig handelen door Yarn Studios is de voorzieningenrechter internationaal bevoegd op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo
4.4. Hoewel Another-Label tijdens de zitting heeft gevraagd om een grensoverschrijdend inbreukverbod, volgt dat niet uit het petitum van de dagvaarding. Nu Another-Label – ondanks de mogelijkheid om eerder een grensoverschrijdend verbod te vragen – ervoor heeft gekozen om daarmee te wachten tot de mondelinge behandeling, laat de voorzieningenrechter deze vermeerdering van eis buiten beschouwing en komt daarom niet toe aan de vraag of hij bevoegd is een grensoverschrijdend verbod op te leggen.
Spoedeisend belang
4.5. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of Another-Label ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.6. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat het spoedeisend belang in beginsel is gegeven zolang de gestelde inbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen voortduurt. Indien daartegen echter onvoldoende voortvarend is opgetreden, kan dit een aanwijzing zijn dat het belang van de eisende partij kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.7. Naar voorlopig oordeel faalt het verweer van Yarn Studios dat Another-Label geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Daartoe is het volgende redengevend. Yarn Studios heeft het gebruik van Teken II en III niet gestaakt, zodat de gestelde merkinbreuk voortduurt, op grond waarvan Another-Label een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde verbod. De omstandigheid dat Yarn Studios een eenzijdige onthoudingsverklaring heeft afgegeven maakt dat niet anders. De onthoudingsverklaring is immers beperkt in omvang nu deze slechts ziet op één uitvoeringsvorm. Daarbij bevat de onthoudingsverklaring als prikkel tot nakoming enkel een soft penalty (zoals toegelicht in 2.7) en uit de onthoudingsverklaring blijkt niet dat Yarn Studios de inbreuk op de Another-Label Merken erkent. De voorzieningenrechter is daarom voorshands van oordeel dat Another-Label belang heeft bij het gevorderde (bredere) verbod met dwangsommen.
Geldigheid van de Another-Label Merken
4.8. Yarn Studios heeft zich er als verweer op beroepen dat de Another-Label Merken nietig zijn, omdat deze onderscheidend vermogen missen en beschrijvend zijn in de zin van artikel 7 lid 1 sub b en c UMVo en artikel 2.11 lid 1 in verbinding met artikel 2.2bis lid 1 sub b en c BVIE. Tegen het Uniebeeldmerk en het Uniewoordmerk zijn momenteel nietigheidsprocedures aanhangig bij het EUIPO waarop nog niet is beslist. In het kader van een kort geding als het onderhavige wordt in beginsel uitgegaan van de geldigheid van een Uniemerk. Dat is anders als de voorzieningenrechter een serieuze, niet te verwaarlozen kans aanwezig acht dat het Uniemerk in de bodemprocedure, dan wel een procedure bij het EUIPO niet geldig zal worden bevonden. De voorzieningenrechter zal het verweer van Yarn Studios dan ook beoordelen. Daarbij geldt dat dit in dit geval, binnen het beperkte bestek van de onderhavige procedure in kort geding, waarin bewijslevering niet mogelijk is, slechts een globale beoordeling kan zijn.
4.9. Een Uniemerk wordt nietig verklaard als het niet voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de in 4.8 genoemde bepalingen. Het daaraan ten grondslag liggende algemeen belang is dat geen tekens worden ingeschreven die niet in staat zijn de wezenlijke functie van een merk (namelijk het waarborgen van de oorsprong) te vervullen (b-grond) respectievelijk dat dergelijke tekens of benamingen voor een ieder vrij beschikbaar blijven zodat ook anderen deze tekens en benamingen ongestoord kunnen gebruiken om dezelfde kenmerken van hun eigen waren en diensten te beschrijven (c-grond). Voor het oordeel dat een merk beschrijvend is, is voldoende dat het teken of de benaming in minstens één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten kan aanduiden. De uiteindelijke concrete beoordeling van het merk vindt plaats enerzijds in relatie tot de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven en anderzijds in relatie tot de perceptie ervan door het relevante publiek, dat bestaat uit de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van die waren of diensten. Hierbij geldt dat het verband voldoende rechtstreeks en concreet moet zijn. Voorts geldt als referentiebasis de wijze waarop het relevante publiek het betrokken woord normaliter opvat en dit kan worden onderbouwd bijvoorbeeld aan de hand van de uitleg in een woordenboek van vergelijkbare termen.
4.10. De stelling van Yarn Studios dat de Another-Label Merken niet onderscheidend, want beschrijvend, zijn voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven, slaagt niet. Uit het feit dat het woord “label” merk betekent, hetgeen in de modewereld kan verwijzen naar een kenmerk van de waar, volgt immers niet automatisch dat de combinatie van dat woord met “another” beschrijvend is voor de waar waarvoor de merken zijn ingeschreven (in dit geval kleding). Dat, zoals Yarn Studios heeft betoogd, de woordcombinatie door het relevante publiek kan worden opgevat als ‘een ander kledinglabel’ en/of een aanduiding dat er meer dan één label op deze waren is aangebracht en/of dat deze waren worden aangeboden door een modemerk, levert geen voldoende rechtstreeks en concreet verband op met kleding. Het element “another” in de door Yarn Studios daaraan toegekende betekenis is immers geen kenmerk van kleding in het algemeen, zodat naar voorshands oordeel geen belang bestaat bij het vrij beschikbaar blijven van het teken “another” voor derden om daarmee kenmerken van kleding te kunnen beschrijven.
4.11. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de Another-Label Merken voor kleding onderscheidend vermogen hebben (b-grond) en niet beschrijvend zijn (c-grond). De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands niet met zodanige zekerheid kan worden vastgesteld dat de Another-Label Merken nietig zullen worden verklaard, dat dit momenteel het belang van Another-Label bij een verbod wegneemt.
Inbreuk op de Another-Label Merken
4.12. Another-Label stelt dat Yarn Studios inbreuk heeft gemaakt op de Another-Label Merken en beroept zich ten aanzien van haar Uniemerken op artikel 9 lid 2 sub b UMVo en ten aanzien van haar Beneluxmerk op artikel 2.20 lid 2 onder b en d BVIE.
Merkinbreuk sub b
4.13. Van inbreuk in de zin van artikel 9 lid 2 aanhef sub b UMVo en artikel 2.20 lid 2 aanhef sub b BVIE, is sprake als het betrokken teken gelijk is aan of overeenstemt met het merk en wordt gebruikt met betrekking tot waren of diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, indien daardoor bij het in aanmerking komende publiek van de desbetreffende waren of diensten (directe of indirecte) verwarring kan ontstaan. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van verwarringsgevaar moet in aanmerking worden genomen dat dit globaal dient te worden beoordeeld volgens de indruk die merk en teken bij de gemiddelde consument van de betrokken waren of diensten achterlaten, met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval, met name (de onderlinge samenhang tussen) de overeenstemming van het merk en het teken en de soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar dient, wat de visuele, de auditieve en de begripsmatige vergelijking tussen het merk en teken betreft, te berusten op de totaalindruk die het merk en het teken wekken bij het relevante publiek, dat bestaat uit de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument van de betrokken waren of diensten, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Voorts dient rekening te worden gehouden met het onderscheidend vermogen van het merk. Er moet sprake zijn van reëel verwarringsgevaar bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren of diensten. Een zekere mate van overeenstemming en een zekere mate van (soort)gelijkheid zijn daarbij cumulatieve voorwaarden.
Teken I
Overeenstemming tussen merk en teken
4.14. De voorzieningenrechter zal allereerst een vergelijking maken tussen de Another-Label Merken en Teken I. De vergelijking tussen de Another-Label Merken en Teken I ziet er als volgt uit:
4.15. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat tussen de Another-Label Merken en Teken I sprake is van een grote mate van visuele overeenstemming. Hoewel Teken I bestaat uit meer woorden, waardoor het teken in totaliteit langer is dan het merk, is het woord “another” in Teken I in zijn geheel overgenomen en vormt dat het dominante bestanddeel. Bovendien is het woord “another” in verhouding tot de woorden “cotton” en “lab” groot afgebeeld, zodat ook daarom meer aandacht naar dat bestanddeel gaat. Daarbij is één van de toegevoegde woorden – “cotton” – beschrijvend van aard voor kleding, zodat het publiek daaraan minder aandacht zal schenken. Hoewel dat niet geldt voor de toevoeging “lab”, stemt dat woord uit Teken I overeen met het woord “label” uit de Another-Label Merken. De toevoeging van de decoratieve afbeelding in de vorm van een ovaal met aan de boven- en onderzijde aangebrachte bloemachtige versieringen zijn zodanige details, dat deze van ondergeschikte betekenis zijn in de vergelijking van de totaalindrukken. Ten slotte is specifiek ten aanzien van het Uniebeeldmerk en Teken I van belang dat het woord “another” in beide gevallen met een hoofdletter ‘A’ is afgebeeld, dat de woorden recht onder elkaar zijn gepositioneerd en dat sprake is van een vergelijkbaar lettertype, waarbij de linkerpoot van de A dunner is dan de rechterpoot, hetgeen bijdraagt aan de mate van visuele overeenstemming.
4.16. Ook auditief zijn de Another-Label Merken en Teken I overeenstemmend. De aandacht van Teken I zal in hoge mate worden bepaald door het eerste woord “another”. De toegevoegde woorden “cotton” en “lab” zorgen er echter voor dat de auditieve overeenstemming afneemt. Al met al is naar voorlopig oordeel sprake van een redelijke mate van auditieve overeenstemming.
4.17. In het kader van de begripsmatige overeenstemming is wat betreft het dominante bestanddeel “another” naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een verschil. De gemiddelde consument zal het woord “another” in merk en teken immers opvatten als de Engelse vertaling van het woord “een andere(e)”. Het woord “label” heeft daarentegen duidelijk een andere betekenis dan de woorden “cotton” en “lab”, zodat de mate van overeenstemming hierdoor wordt verminderd.
4.18. Concluderend oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat er een redelijke tot grote mate van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen de Another-Label Merken en Teken I.
Teken II
Overeenstemming tussen merk en teken
4.19. De vergelijking tussen de Another-Label Merken en Teken II ziet er als volgt uit:
4.20. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van redelijke visuele overeenstemming tussen de Another-Label Merken en Teken II. Hoewel Teken II bestaat uit drie woorden, waardoor het teken als geheel langer is, is het woord “another” in Teken II in zijn geheel overgenomen en vormt dat het dominante bestanddeel. Bovendien is in Teken II het woord “another” in verhouding tot de woorden “cotton” en “lab” dikgedrukt weergegeven, zodat daar meer aandacht naartoe gaat. Daarbij is één van de toegevoegde woorden – “cotton” – beschrijvend voor kleding, zodat het publiek daaraan minder aandacht zal schenken. Hoewel dat niet geldt voor de toevoeging “lab”, stemt dat woord uit Teken II overeen met het woord “label” uit de Another-Label Merken. Bij de visuele vergelijking die specifiek gericht is op het Uniebeeldmerk met Teken II moet daaraan worden toegevoegd dat sprake is van een overeenstemmende positionering van de elementen, in de zin dat de woorden recht onder elkaar zijn geplaatst. De stijl van het lettertype van merk en teken verschillen daarentegen duidelijk van elkaar. Aangezien het in beide gevallen om relatief standaard lettertypes gaat, doet dat verschil slechts in beperkte mate afbreuk aan de mate van visuele overeenstemming.
4.21. Voor de beoordeling van de auditieve en begripsmatige overeenstemming van de Another-Label Merken met Teken II wordt verwezen naar rechtsoverweging 4.16 en 4.17, nu Teken II en Teken III bestaan uit exact dezelfde woorden.
4.22. Concluderend oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat er een redelijke mate van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen de Another-Label Merken en Teken I.
Teken III
Overeenstemming tussen merk en teken
4.23. De vergelijking tussen de Another-Label Merken en Teken III ziet er als volgt uit:
4.24. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat tussen de Another-Label Merken en Teken III een redelijke mate van visuele overeenstemming is. Zowel merk als teken bestaat uit twee woorden van (bijna) dezelfde lengte. Bovendien zijn de woorden “another” in merk en teken identiek. Dat element vormt in beide gevallen het eerste en tevens het dominante bestanddeel. Hoewel de bestanddelen “label” en “cotton” van elkaar verschillen, zijn die woorden beschrijvend van aard, zodat het publiek daaraan minder aandacht zal schenken. Daarom draagt de omstandigheid dat de woorden “label” en “cotton” van elkaar verschillen slechts in beperkte mate bij aan het visuele verschil tussen merk en teken als geheel. Tot slot geldt bij de visuele vergelijking van Teken III met het Uniebeeldmerk dat in beide gevallen sprake is van relatief standaard lettertypes met schreef, waarbij de dikte van de lettertypes van elkaar verschillen.
4.25. Ook auditief zijn de Another-Label Merken en Teken III overeenstemmend. De aandacht van Teken III zal in hoge mate worden bepaald door het eerste woord “another”. De omstandigheid dat het woord “cotton” in Teken III fonetisch niet overeenstemt met het woord “label” uit de Another-Label Merken zorgt er echter voor dat de auditieve overeenstemming afneemt. Al met al is naar voorlopig oordeel sprake van een redelijke mate van auditieve overeenstemming.
4.26. In het kader van de begripsmatige overeenstemming is wat betreft het dominante bestanddeel “another” naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van een verschil. De gemiddelde consument zal het woord “another” in merk en tekens immers opvatten als de Engelse vertaling van het woord “een andere(e)”. Het woord “label” heeft daarentegen duidelijk een andere betekenis dan het woord “cotton”, zodat de mate van overeenstemming hierdoor wordt verminderd.
4.27. Concluderend oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat er een redelijke mate van visuele, auditieve en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen de Another-Label Merken en Teken III.
Overeenstemming tussen de waren
4.28. Tussen partijen is niet in geschil dat zowel de Another-Label Merken van Another-Label als de Tekens van Yarn Studios worden gebruikt voor kleding. De voorzieningenrechter gaat er in de verdere beoordeling daarom van uit dat de waren waarvoor de Tekens worden gebruikt identiek zijn aan de waren waarvoor de Another-Label Merken zijn ingeschreven.
Het relevante publiek
4.29. Het relevante publiek bestaat uit de gemiddelde consument van de betrokken waren (in dit geval kleding). Nu het kleding van een gemiddeld prijsniveau betreft en de kleding van beide partijen tevens online wordt aangeboden via kledingplatforms met een groot aanbod gaat de voorzieningenrechter voorshands uit van een publiek met een gemiddeld aandachtsniveau.
Onderscheidend vermogen
4.30. Anders dan Yarn Studios heeft betoogd, is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de Another-Label Merken – in het bijzonder het element “another” – niet beschrijvend zijn voor de waren waarvoor de merken zijn ingeschreven. Zoals in 4.7 is overwogen, acht de voorzieningenrechter voorshands niet aannemelijk dat het woord “another” in het algemeen in de perceptie van het relevante publiek kan dienen als aanduiding van een kenmerk van kleding. Daarvoor is het verband tussen kleding en het woord “another” – ook in combinatie met het woord “label” – onvoldoende direct en specifiek. Naar voorlopig oordeel hebben de Another-Label Merken dan ook een gemiddeld onderscheidend vermogen. Wat betreft het Uniebeeldmerk draagt het relatief standaard lettertype met schreef in beperkte mate bij aan het onderscheidend vermogen van het merk. De voorzieningenrechter is echter, anders dan Another-Label heeft betoogd, voorshands van oordeel dat de positionering van de verschillende elementen – waarbij de elementen recht onder elkaar zijn geplaatst – niet bijdraagt aan het onderscheidend vermogen van het Uniebeeldmerk.
Verwarringsgevaar
4.31. Gelet op de redelijke tot grote mate van overeenstemming tussen de Another-Label Merken en de Tekens, het feit dat de tekens voor dezelfde waren worden gebruikt en het gemiddelde aandachtsniveau van het publiek, is de rechtbank van oordeel dat het gebruik van de Tekens gevaar voor verwarring bij het publiek oplevert. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de Another-Label Merken, anders dan Yarn Studios heeft betoogd, een gemiddeld onderscheidend vermogen hebben. Het argument van Another-Label dat daadwerkelijke verwarring is geconstateerd of aangetoond, hetgeen door Yarn Studios is betwist, wordt verworpen, aangezien voor een merkinbreuk ‘sub b’ niet vereist is dat daadwerkelijke verwarring is opgetreden, maar voldoende is dat gevaar voor verwarring bestaat.
4.32. De slotsom van dit alles is dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat Yarn Studios merkinbreuk 'sub b' maakt door Teken I, Teken II en Teken III te gebruiken op kleding en/of voor het aanbieden en verkopen van kleding.
Overige grondslagen
4.33. Nu de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat sprake is van merkinbreuk in de zin van artikel 9 lid 2 sub b UMVo en artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE en een inbreukverbod op grond daarvan zal opleggen, heeft Another-Label geen belang meer bij een beoordeling of (ook) sprake is van merkinbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 2 sub d BVIE en/of een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW.
De vorderingen
4.34. Nu voorshands sprake is van merkinbreuk, zal het onder I gevorderde inbreukverbod worden toegewezen met inachtneming van het volgende. Gelet op de specificatie van de vordering (zie 3.2) is het verbod beperkt tot het gebruik van de Tekens I, II en III voor kleding in Nederland. Om executieproblemen te voorkomen zal de termijn gesteld worden op 48 uur na betekening van dit vonnis.
4.35. De voorzieningenrechter zal de onder III gevorderde dwangsommen gematigd toewijzen en maximeren zoals in de beslissing is vermeld.
Proceskosten
4.36. Yarn Studios zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) van Another-Label worden veroordeeld. Another-Label heeft specificaties van haar proceskosten (exclusief BTW) van in totaal € 22.597,08 overgelegd. Another-Label maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten zoals bedoeld in artikel 1019h Rv. De procedure ziet vrijwel geheel op de handhaving van IE-rechten, waarbij in het partijdebat zo goed als voorbij is gegaan aan de subsidiaire stellingen van Another-Label op grond van onrechtmatige daad. Bij begroting van de proceskosten zal daarom het aandeel van deze procedure dat niet ziet op de handhaving van IE-rechten worden gesteld op nihil.
4.37. De onderhavige zaak is een zaak ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv. Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Partijen hebben geen uitdrukkelijke overeenstemming bereikt over de hoogte van de proceskosten. Hoewel beide partijen onderhavige zaak kwalificeren als ‘complex kort geding’, dient de voorzieningenrechter ambtshalve te beslissen over de toewijsbaarheid van de proceskosten en de hoogte daarvan.
4.38. Het bedrag van € 15.000,- wordt vermeerderd met het griffierecht van € 714,-, de deurwaarderskosten van € 1.226,84 en de nakosten van € 178,-, waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 17.118,84 (plus de verhoging van de nakosten in geval van betekening zoals vermeld in de beslissing).
4.39. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Termijn hoofdzaak
4.40. De voorzieningenrechter zal de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv als gevorderd bepalen op zes maanden.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt Yarn Studios binnen 48 na betekening van dit vonnis het gebruik van de Tekens I, II en III voor kleding in Nederland te staken en gestaakt te houden;
5.2. bepaalt dat Yarn Studios bij overtreding van het in 5.1 opgenomen bevel een dwangsom verbeurt van € 2.000,- per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van € 100.000,-;
5.3. veroordeelt Yarn Studios in de proceskosten van € 17.118,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Yarn Studios niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4. veroordeelt Yarn Studios tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden na de datum van dit vonnis;
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. Heemstra, rechter, bijgestaan door mr. R.W.J. Slits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.
Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen).
Burgerlijk Wetboek.
Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
HR 4 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3477 (LMR), rov. 6.2.1.