Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:16443 - Rechtbank Den Haag - 3 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:164433 september 2025

Uitspraak inhoud

Team handel – voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/686074 / KG ZA 25-505

Vonnis in kort geding van 3 september 2025

in de zaak van

1 ERDI HOLDING B.V.te Zaandam,2. ERDI WEGBEBAKENING B.V.te Zaandam,

eiseressen, advocaat: mr. S.M. Kaak te Utrecht,

tegen

1 ORANLITE B.V.te Haarlemmermeer,2. BEWEBE B.V.te Amsterdam,3. MEERLANDEN CIVIEL B.V., tevens handelend onder de naam BEWEBE Projecten, te Nieuw-Vennep,4. [bedrijf] VERKEERSMATERIALEN B.V.te [vestigingsplaats] ,

gedaagden, advocaat: mr. L. Keukens te Amsterdam.

Eiseressen zullen hierna samen Erdi worden genoemd en afzonderlijk Erdi Holding en Erdi Wegbebakening. Gedaagden zullen hierna samen Bewebe c.s. worden genoemd en afzonderlijk Oranlite, Bewebe, Meerlanden Civiel en [bedrijf] Verkeersmaterialen.

1 De procedure

1.1. Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:

  • de dagvaarding van 12 juni 2025;

  • de op 4 augustus 2025 door Erdi ingediende akte houdende producties EP01 tot en met EP19;

  • de conclusie van antwoord van 11 augustus 2025 met producties GP01 tot en met GP28 en GP30;

  • de op 12 augustus 2025 door Bewebe c.s. ingediende productie GP29;

  • de op 12 augustus 2025 door Bewebe c.s. ingediende gecorrigeerde productie GP29;

  • de op 12 augustus 2025 door Erdi ingediende akte houdende aanvullende producties EP20 tot en met EP24;

  • de door beide partijen overgelegde pleitnotities.

1.2. Op 13 augustus 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2 De feiten

2.1. Erdi Holding is een onderneming gericht op de ontwikkeling, productie, installatie en het onderhoud van straatmeubilair, wegbebakening en verkeerstechniek. Erdi Wegbebakening is onderdeel van Erdi Holding en biedt producten voor wegbebakening aan, waaronder verkeersborden, verkeerszuilen en afzetmateriaal. Erdi biedt haar producten onder meer aan via haar website onder de domeinnaam [website 1] .

2.2. Gedaagden zijn ondernemingen die actief zijn op het gebied van wegenbouw en/of wegbebakening. Oranlite ontwikkelt zelf wegbebakeningsproducten. Bewebe houdt zich onder meer bezig met import en export van wegbebakening en biedt haar producten aan via de website onder de domeinnaam [website 2] . [bedrijf] Verkeersmaterialen verkoopt verkeersmaterialen en koopt die materialen onder andere in bij Bewebe. Meerlanden Civiel is een project- en adviesbureau op het gebied van grond-, weg-, en waterbouw.

2.3. Erdi Holding is houdster van het op 12 februari 2010 voor klasse 10.06 (Verkeerszuilborden, Verkeerszuilen (Accessoires voor -) aangevraagde en geregistreerde Uniemodel met nummer 001669482-0002 waarvan de volgende afbeeldingen onderdeel uitmaken (hierna: het Erdi Model):

2.4. Erdi brengt sinds 2010 de Flexpost (hierna: Erdi Flexpost) op de markt: een gele verkeerszuil met een apart op de verkeerszuil te plaatsen zwart kunststof opzetstuk. Dit opzetstuk is vormgegeven volgens het Erdi Model en dient als draagconstructie voor een verkeersbord of andere informatievoorziening in het verkeer (hierna: Erdi Opzetstuk). De Erdi Flexpost (zuil + opzetstuk) is ter illustratie hieronder afgebeeld.

2.5. Eind 2024 heeft Erdi geconstateerd dat een exemplaar van de hieronder afgebeelde flexpaal (hierna: de Bewebe Flexpaal), die bestaat uit een verkeerszuil met een daarop geplaatst opzetstuk (hierna: het Bewebe Opzetstuk), door [bedrijf] Verkeersmaterialen was geplaatst op de openbare weg in de gemeente Velsen:

2.6. Bij brief van 19 december 2024 heeft Erdi [bedrijf] Verkeersmaterialen onder meer gesommeerd de door het verkopen van de Bewebe Flexpaal met Bewebe Opzetstuk gemaakte inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten te staken. [bedrijf] Verkeersmaterialen heeft de inbreuk in haar brief van 13 januari 2025 betwist en geen gevolg gegeven aan de sommatie.

2.7. Erdi heeft verder geconstateerd dat het Bewebe Opzetstuk door Bewebe werd aangeboden op de website onder de domeinnaam [website 2] .

De vormgeving van het Bewebe Opzetstuk is op 3 juni 2024 door Oranlite gedeponeerd als Beneluxmodel met inschrijvingsnummer 90575-01, welk model is ingeschreven op 2 juli 2024 en waartoe de volgende afbeeldingen behoren:

2.8. Bij brief van 28 maart 2025 heeft Erdi Bewebe en Oranlite gesommeerd om de door het aanbieden en verkopen van het Bewebe Opzetstuk gemaakte inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten te staken. Bij brief van 16 april 2025 hebben Bewebe en Oranlite de inbreuk eveneens betwist en geen gevolg gegeven aan de sommatie.

2.9. Nadat Erdi op 12 juni 2025 onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt, hebben Bewebe en Oranlite op 18 augustus 2025 bij het European Union Intellectual Property Office (EUIPO) een nietigheidsprocedure ingesteld tegen het Erdi Model.

3 Het geschil

3.1. Erdi vordert – kort samengevat – een inbreukverbod op de model- en auteursrechten van Erdi op het Erdi Opzetstuk met nevenvorderingen, op straffe van een dwangsom, met hoofdelijke veroordeling van Bewebe c.s. in de proceskosten ex artikel 1019h Rv.

3.2. Erdi legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Bewebe c.s. met het Bewebe Opzetstuk inbreuk maakt op het Erdi Model in de zin van artikel 19 lid 1 en 2 UModVo[1] en op de auteursrechten van Erdi op het Erdi Opzetstuk. Bovendien stelt Erdi dat Bewebe c.s. onrechtmatig jegens haar handelt in de zin van artikel 6:162 BW[2], door het Erdi Opzetstuk slaafs na te bootsen en daardoor onrechtmatig te profiteren van het door Erdi met jarenlang investeren in de productontwikkeling en marketing opgebouwde bedrijfsdebiet.

3.3. Bewebe c.s. voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Erdi in de kosten van deze procedure, primair op grond van artikel 1019h Rv en subsidiair volgens het liquidatietarief.

3.4. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Bevoegdheid

4.1. Voor zover de vorderingen zijn gegrond op het Erdi Model, is de voorzieningenrechter (internationaal en relatief) bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 80 lid 1, artikel 81 aanhef en onder a en artikel 82 lid 1 UModVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening betreffende Gemeenschapsmodellen, nu alle gedaagden in Nederland zijn gevestigd. Ingevolge artikel 83 lid 1 UModVo strekt deze bevoegdheid zich uit tot het grondgebied van alle lidstaten van de Europese Unie.

4.2. Voor zover Erdi haar vorderingen baseert op het auteursrecht dan wel onrechtmatig handelen volgt de (internationale en relatieve) bevoegdheid van de rechtbank uit artikel 4 Brussel I bis-Vo[3].

Spoedeisend belang

4.3. Het spoedeisend belang bij de vorderingen van Erdi vloeit voort uit de aard daarvan, te weten een verbod wegens inbreuk op intellectuele eigendomsrechten. Het spoedeisend belang is overigens door Bewebe c.s. ook niet weersproken.

Aanhouding met oog op nietigheidsprocedure

4.4. Bewebe en Oranlite hebben bij brief van 12 augustus 2025 een nietigheidsprocedure tegen het Erdi Model aanhangig gemaakt bij het EUIPO. Bewebe c.s. heeft verzocht de behandeling van het onderhavige kort geding aan te houden totdat het EUIPO heeft beslist over de geldigheid van het Erdi Model.

4.5. De enkele omstandigheid dat een nietigheidsprocedure bij het EUIPO is ingesteld, is op zich onvoldoende grond om de behandeling van deze procedure aan te houden. Aangezien in dit kort geding een voorlopige maatregel is gevorderd en de nietigheid in deze procedure (dus) niet kan worden gevorderd, bestaat er geen risico op tegenstrijdige beslissingen. Het staat Bewebe c.s. vrij om, mede gelet op artikel 90 lid 2 UModVo, de nietigheid van het Uniemodel op te werpen als verweer, hetgeen zij ook heeft gedaan.

Vormgevingserfgoed

4.6. Bewebe c.s. heeft verschillende verkeersvoorzieningen aangewezen als behorend tot het (relevante) vormgevingserfgoed[4]. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Bewebe c.s., tegenover de gemotiveerde betwisting door Erdi , voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar als vormgevingserfgoed gepresenteerde opzetkap van de Chinese producent, Eiland Sign, 3M opzetkap, het model uit Thailand en het model van Orange Plas reeds vóór 12 februari 2010, de registratiedatum van het Erdi Model, voor het publiek kenbaar was. Dit is anders voor de zogenaamde Lollie verkeerszuil:

Dat de vormgeving van de Lollie verkeerszuil zoals hiervoor afgebeeld, reeds vóór 12 februari 2010 voor het publiek kenbaar was, is voorshands voldoende aannemelijk, gelet op de door Bewebe c.s. overgelegde verklaring van de producent van de Lollie verkeerszuil van 30 juni 2025 met daarbij foto’s van de volgens de verklaring 20 jaar oude mal.[5] Dat de Lollie verkeerszuil er qua vormgeving anders uit zou hebben gezien op 12 februari 2010 heeft Erdi verder niet onderbouwd. Erdi heeft nog aangevoerd dat de Lollie verkeerszuil niet relevant is nu de verkeerspaal en het bord uit één geheel bestaat. Dit maakt echter niet dat het geen onderdeel is van het vormgevingserfgoed.

Modelrechtinbreuk

4.7. De voorzieningenrechter kan de vraag of het Uniemodel voorshands ongeldig moet worden geacht onbeantwoord laten, nu zij – uitgaande van de geldigheid – tot het voorlopig oordeel komt dat het Bewebe Opzetstuk niet inbreukmakend is. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.

4.8. Voorop staat dat volgens artikel 10 lid 1 UModVo de beschermingsomvang van een Uniemodel elk model omvat dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt. Volgens lid 2 wordt bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model. Bij de vergelijking is het model zoals ingeschreven in beginsel maatgevend voor de beschermingsomvang. Tussen de beantwoording van de vragen of een model geldig is, en wat de beschermingsomvang daarvan is, bestaat in die zin een verband dat, indien vaststaat dat een model geldig is, de beschermingsomvang daarvan (i) afhankelijk is van de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen (het vormgevingserfgoed), en (ii) ten opzichte van latere modellen niet groter is dan de afstand die bestaat tussen het model en het vormgevingserfgoed.[6]

4.9. De ‘geïnformeerde gebruiker’ ziet op een gebruiker die niet slechts gemiddeld, maar in hoge mate aandachtig is, hetzij door zijn persoonlijke ervaring, hetzij door zijn uitgebreide kennis van de betrokken sector. Deze gebruiker is gepositioneerd tussen de – op het gebied van het merkenrecht gehanteerde – gemiddelde consument, van wie geen enkele specifieke kennis wordt verwacht en die de strijdige merken in de regel niet rechtstreeks vergelijkt, en de vakpersoon met grondige technische deskundigheid. Voor wat betreft het aandachtsniveau van deze geïnformeerde gebruiker betekent dat dat deze weliswaar niet de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument is die een model gewoonlijk als een geheel waarneemt en niet op de verschillende details ervan let, maar dat het evenmin gaat om de vakpersoon die in detail de minieme verschillen die mogelijkerwijs tussen de conflicterende modellen bestaan, kan onderscheiden. Het betreft de gebruiker die, zonder een ontwerper of een technisch deskundige te zijn, de in de betrokken sector bestaande verschillende modellen kent, een zekere kennis bezit met betrekking tot de elementen die deze modellen over het algemeen bevatten, en door zijn belangstelling voor de betrokken voortbrengselen blijk geeft van een vrij hoog aandachtsniveau bij gebruik ervan.[7]

4.10. Verder dient de vergelijking van de algemene indruk die de conflicterende modellen wekken, synthetisch te zijn. Dat wil zeggen dat de vergelijking betrekking moet hebben op de modellen in hun geheel en zich niet mag beperken tot de analytische vergelijking van een opsomming van gelijkenissen en verschillen. Deze vergelijking moet worden gemaakt op basis van de in het litigieuze model openbaar gemaakte kenmerken en dient uitsluitend betrekking te hebben op de beschermde kenmerken, zonder rekening te houden met de met name technische kenmerken die van bescherming zijn uitgesloten.[8]

4.11. Volgens Erdi heeft zij bij de ontwikkeling van de vormgeving van het Erdi Model gekozen voor specifieke vormgeving waardoor het voortbrengsel visueel onderscheidend is. Het Uniemodel is destijds (12 februari 2010) – in tegenstelling tot conventionele verkeersvoorzieningen – ontworpen met gebruik van buigzame, flexibele materialen, waarmee een sterk contrast is ontworpen met de oorspronkelijke conventionele houten, stalen, aluminium of anderszins harde materialen voor verkeerszuilen en opzetstukken in de openbare ruimte. Er bestonden op dat moment, ten tijde van de inschrijving van het Uniemodel op 12 februari 2010, nog geen verkeerszuilen met opzetstuk, aldus Erdi . Zij heeft in deze procedure het in het Uniemodel neergelegde ontwerp als volgt omschreven:

4.12. Zoals hiervoor onder 4.8 in herinnering geroepen, moet de voorzieningenrechter bij de vraag of het Bewebe Opzetstuk inbreuk maakt op het Erdi Model uitgaan van het ontwerp van het Erdi Opzetstuk zoals in het Uniemodel neergelegd en dus niet van het ontwerp zoals uiteindelijk in de handel gebracht. De door Erdi genoemde materiaalkeuzes (buigzame, flexibele materialen) blijken niet uit de modelregistratie en kunnen reeds daarom niet bij de beoordeling worden betrokken. Tijdens de mondelinge behandeling is verder met partijen besproken, dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat niet alle hiervoor omschreven kenmerken volgen uit de foto’s behorend bij het Uniemodel vanwege de (onvolledige) belichting dan wel schaduwvorming op de foto’s. Zo is door de onderbelichting dan wel schaduwvorming geen diepte zichtbaar op de voor- en achterkant van de ronde schijf, zodat de rand rondom de schijf niet waarneembaar is. Dat er een rand rondom de schijf is, deze is afgerond en boven het voetstuk doorloopt / zichtbaar blijft (zodat het een gesloten cirkel vormt) zijn dus geen kenmerken die uit de modelinschrijving blijken. Ook de vorm van de welving op het midden van de kraag is op de foto’s niet zichtbaar evenmin als de schroef- of bevestigingsgaten op de onderste rand van de voet. Dit is niet anders bij rechtstreekse raadpleging van de foto’s van het Erdi Model in het register van het EUIPO[9]. Deze kenmerken (weergegeven onder 1, 2, 3, 4 (tweede deel) en 7 voor wat betreft de schroef- of bevestigingsgaten op de onderste rand van het opzetstuk) zal de voorzieningenrechter daarom in dit voorlopige oordeel buiten beschouwing laten. In het licht van het voorgaande duidt de voorzieningenrechter de kenmerken van het Erdi Model neergelegd in de inschrijving als volgt:

4.13. Daarnaast is de beschermingsomvang van het Erdi Model afhankelijk van de afstand die bestaat tussen het model en eerdere soortgelijke modellen (het vormgevingserfgoed). Afgezet tegen de onder 4.6 afgebeelde Lollie verkeerszuil is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat geen sprake is van ‘een sterk contrast’ tussen het Erdi Model en de Lollie verkeerszuil. Ook de Lollie verkeerszuil bestaat uit een visueel los van de verkeerszuil staand opzetstuk, dat bestaat uit een ronde schijf overlopend in een taps toelopende hals met een rand tussen de voor- en achterzijde. Dat het opzetstuk van de Lollie verkeerszuil niet daadwerkelijk van de onderliggende zuil kan worden verwijderd, maakt dit niet anders. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wordt de algemene indruk van het Erdi Model met name bepaald door de brede nagenoeg vlakke rand tussen de ronde schijven aan de voor- en achterzijde in samenhang met de taps toelopende hals en de rechtaflopende, lage rand van de kraag. Het is de combinatievan die kenmerken, waarmee het met het Modelrecht beschermde ontwerp naar voorlopig oordeel afstand neemt van het hiervoor onder 4.6 weergegeven vormgevingserfgoed. Bij deze beoordeling laat de voorzieningenrechter voor nu de discussie tussen partijen in hoeverre (kenmerken van) de vormgeving door wet- en regelgeving zou zijn bepaald in het midden, aangezien – zelfs als Bewebe c.s. in haar standpunt zou worden gevolgd – de vrijheid van de ontwerper door de uit die wet- en regelgeving volgende functionele en technische eisen slechts gedeeltelijk wordt beperkt. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat die wet- en regelgeving in ieder geval niet de hiervoor bedoelde (combinatie van) kenmerken voorschrijft dan wel beperkt, in die zin dat er geen andere keuzes te maken zijn door de ontwerper.

4.14. Ten behoeve van de te maken vergelijking tussen het Erdi Model en het Bewebe Opzetstuk, worden hieronder het door het Uniemodel beschermde ontwerp (links) en het Bewebe Opzetstuk (rechts) naast elkaar weergegeven: [10]

4.15. Hoewel tussen het Erdi Model en het Bewebe Opzetstuk ontegenzeggelijk meerdere gelijkenissen zijn aan te wijzen, die overigens grotendeels ook terugkomen in de Lollie verkeerszuil, constateert de voorzieningenrechter dat het Bewebe Opzetstuk tussen de schijven aan de achter- en voorzijde een opbollende, boven de buitenkant van schijven uitstekende, rand heeft, waardoor het geheel van de schijven vanaf de bovenkant/zijkant bezien smaller oogt dan dat van het Erdi Model. Daarnaast is de rand van de kraag hoger dan die van het Erdi Model. Deze beschrijving is niet alleen gebaseerd op de foto’s, maar ook op het in de rechtszaal gepresenteerde exemplaar, dat tevens ter griffie is gedeponeerd. De duidelijke verschillen tussen het door het Modelrecht beschermde ontwerp van het Erdi Model en het ontwerp van het Bewebe Opzetstuk zullen de geïnformeerde gebruiker zeker niet ontgaan. Al met al wekt het Bewebe Opzetstuk daardoor naar voorlopig oordeel een andere algemene indruk dan het in het Modelrecht neergelegde ontwerp van het Erdi Model. Waar laatstgenoemd Model een elegante, strakke en moderne uitstraling heeft, duidt de voorzieningenrechter het ontwerp van het Bewebe Opzetstuk eerder als robuust, eenvoudig en degelijk. De voorzieningenrechter is dus voorshands van oordeel dat het Bewebe Opzetstuk niet binnen de beschermingsomvang van het Modelrecht valt.

4.16. Daaraan kan niet afdoen dat het Erdi Model een volgens Erdi destijds vernieuwende verkeersvoorziening was. Ook als met Erdi wordt aangenomen dat in 2010 nog geen verkeerszuilen met losse kunststof opzetstukken bestonden, maakt dat niet dat Erdi zich met een beroep op haar Modelrecht kan verzetten tegen ieder los kunststof opzetstuk bestemd voor verkeerszuilen.

Auteursrechtinbreuk

4.17. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp, moet worden beoordeeld in welke mate de trekken die het beweerdelijk nagebootste werk, hier het Erdi Opzetstuk, een eigen intellectuele schepping maken overeenstemmen met de trekken van het beweerdelijk inbreukmakende werk, hier het Bewebe Opzetstuk. De auteursrechtelijk beschermde trekken van het beweerdelijk nagebootste werk zijn daarbij bepalend.[11] Als onbeschermd moet worden aangemerkt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen.[12] Evenmin komt auteursrechtelijke bescherming toe aan een specifieke stijl van vormgeving. Dat betekent niet dat een werk zonder meer onbeschermd is omdat dat werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend. Onderzocht moet worden of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op een voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode.[13]

4.18. Het gaat om de volgende vergelijking[14]:

4.19. De voorzieningenrechter kan het antwoord op de vraag of het Erdi Opzetstuk een werk is in de zin van de Auteurswet en of Erdi auteursrechthebbende is, hetgeen door Bewebe c.s. is betwist, in het kader van dit kort geding onbeantwoord laten, nu zij – uitgaande hiervan – tot het voorlopig oordeel komt dat de totaalindrukken van het Erdi Opzetstuk en het Bewebe Opzetstuk niet overeenstemmen.

4.20. Erdi heeft in het kader van de auteursrechtelijke grondslag van haar vorderingen verwezen naar de hiervoor onder 4.12 weergegeven opsomming van kenmerken die zij (ook) heeft aangevoerd ter onderbouwing van de vermeende modelrechtinbreuk. De voorzieningenrechter zal daarbij aansluiten, nu voor het auteursrecht het ontwerp zoals neergelegd in de geopenbaarde versie van het Erdi Opzetstuk leidend is en nagenoeg alle kenmerken – anders dan bij het in het register neergelegde modelinschrijving – daarvan kunnen worden afgeleid.

4.21. De voorzieningenrechter is het niet met Erdi eens dat alle kenmerkende uiterlijke vormgevingselementen van het Erdi Opzetstuk zijn overgenomen in het Bewebe Opzetstuk en dat er niet of nauwelijks verschillen zijn aan te wijzen. Gelet op het hiervoor onder 4.6 weergegeven vormgevingserfgoed dat voor de auteursrechtelijke beoordeling eveneens relevant is, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel – zoals ook hiervoor overwogen bij de beantwoording van de vraag of met het Bewebe Opzetstuk inbreuk is gemaakt op het Modelrecht – dat met name de brede nagenoeg vlakke rand tussen de ronde schijven aan de voor- en achterzijde in samenhang met de taps toelopende hals en de lage rand van de kraag, in overwegende mate bepalend zijn voor de totaalindruk van het Erdi Opzetstuk. Dat wordt niet anders als bij die totaalindruk tevens kenmerken van het Erdi Opzetstuk worden meegenomen die niet (direct) uit de inschrijving van het Modelrecht zijn op te maken maar wel zichtbaar zijn bij de verhandelde versie, in het bijzonder de doorlopende ovaal afgerond rand om de schijf ( Erdi duidt dit aan als een gesloten cirkel) en de welving in de hals, kleur en materiaalkeuze.

4.22. Door de duidelijk afwijkende keuzes in de vormgeving van de auteursrechtelijk beschermde trekken, zoals hiervoor door de voorzieningenrechter vastgesteld onder 4.15, is er onvoldoende overeenstemming van de werken. Dat de gesloten cirkel in beide uitvoeringen terugkomt, maakt dit niet anders. De elegante, strakke en moderne uitstraling van het Erdi Opzetstuk wordt verstrekt door de zwarte kleur, hetgeen in dezelfde mate geldt voor de robuuste, eenvoudige en degelijke uitstraling van het Bewebe Opzetstuk door de uitvoering in de grijze kleur. De voorzieningenrechter kan Erdi weliswaar volgen in haar standpunt dat het ontwerp van het Bewebe Opzetstuk qua stijl onmiskenbaar enige verwantschap toont met (het ontwerp van) het Erdi Opzetstuk. Voor het vaststellen van een inbreuk op het auteursrecht is dat echter onvoldoende. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat Bewebe op voldoende eigen wijze invulling heeft gegeven aan een bestaande stijl. Er is geen sprake van inbreuk.

Slaafse nabootsing

4.23. Ten slotte moet worden beoordeeld of de vorderingen van Erdi op grond van slaafse nabootsing kunnen worden toegewezen.

4.24. Uitgangspunt is dat het nabootsen van een product van een ander alleen dan onrechtmatig is, indien moet worden aangenomen dat men zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product op bepaalde punten een andere weg had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Gelet op dat wat hiervoor in het kader van de beoordeling van zowel de modelrechtelijke als de auteursrechtelijke grondslagen is overwogen, is van een één-op-één kopie – zoals betoogd door Erdi – geen sprake. Gevaar voor verwarring is daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet te duchten.

Conclusie en proceskosten

4.25. De slotsom is dat naar voorlopig oordeel Bewebe c.s. met de verhandeling van het Bewebe Opzetstuk geen inbreuk maakt op het Erdi Model of de auteursrechten die rusten op het ontwerp van het Erdi Opzetstuk en evenmin sprake is van slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van Erdi daarom afwijzen. De vraag of alle gedaagden betrokken waren bij de verhandeling van het Bewebe Opzetstuk kan gelet hierop onbeantwoord blijven.

4.26. Erdi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) van Bewebe c.s. worden veroordeeld. De proceskosten zijn te begroten conform artikel 1019h Rv. De voorzieningenrechter zal – in navolging van partijen – bij de begroting van de proceskosten een verdeling aanhouding van 90% voor proceskosten die zien op het IE-deel en 10% voor proceskosten die zien op het niet-IE-deel.

4.27. Bewebe c.s. heeft specificaties van haar advocaatkosten (exclusief BTW) overgelegd van in totaal € 21.925,50. Erdi heeft hiertegen aangevoerd dat een bedrag van € 2.133,50 ziet op de door Bewebe c.s. ingestelde nietigheidsprocedure bij het EUIPO. De in dat kader gemaakte advocaatkosten zullen in die procedure aan de orde moeten komen, zodat de voorzieningenrechter deze kosten buiten beschouwing zal laten. Daarnaast heeft Erdi bezwaar gemaakt tegen de opgevoerde kosten die volgens de specificatie zien op een ‘dagvaarding’. De voorzieningenrechter volgt Bewebe c.s. echter in haar verklaring dat sprake is geweest van een verschrijving, zodat die kosten wel in de proceskostenveroordeling worden meegenomen. Gelet hierop bedragen de totale advocaatkosten (exclusief BTW) van Bewebe c.s. (€ 21.925,50 - € 2.133,50 =) € 19.792,-. Van dit bedrag is 90% dus € 17.812,80 toerekenbaar aan het IE-deel.

4.28. Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Deze zaak valt, gelet op het relevante feitencomplex en de diverse grondslagen van de vorderingen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder de categorie normaal kort geding met een maximumtarief van € 15.000,-. Het bedrag aan advocaatkosten van Bewebe c.s. dat toerekenbaar is aan het IE-deel (€ 17.812,80) overstijgt dit bedrag van € 15.000,-. Hierdoor is een bedrag van € 15.000,- toewijsbaar voor het IE-deel.

4.29. Voor het niet-IE-deel van de zaak zal de rechtbank de advocaatkosten van Bewebe c.s. begroten aan de hand van het liquidatietarief voor een gemiddeld Handel-KG (contradictoir) [15] van € 1.107,-. Dit betekent dat voor het niet-IE-deel een bedrag van (10% x € 1.107,- =) € 110,70 zal worden toegekend.

4.30. Het totale toegewezen bedrag aan advocaatkosten (voor het IE-deel en het niet-IE-deel) bedraagt dus € 15.110,70.

4.31. Het bedrag van € 15.110,70 wordt vermeerderd met het griffierecht van € 714,- en de nakosten van € 178,-, waarmee het totaalbedrag uitkomt op € 16.002,70 (plus de verhoging van de nakosten in geval van betekening zoals vermeld in de beslissing).

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vorderingen af;

5.2. veroordeelt Erdi in de proceskosten van Bewebe c.s. van € 16.002,70, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Erdi niet tijdig aan de veroordeling voldoet en dit vonnis daarna wordt betekend;

5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.D. Overbeek, rechter, bijgestaan door mr. R.W.J. Slits, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.

Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Uniemodellen (Uniemodellenverordening).

Burgerlijk Wetboek.

​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

GP27

GP18 respectievelijk GP17

Vgl. Hoge Raad, 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1983, (Apple/Samsung), r.o. 4.3.

Vgl. HvJ EU 20 oktober 2011, ECLI:EU:C:2011:679, PepsiCo.

Vgl. Gerecht EU 13 juni 2019, ECLI:EU:T:2019:417, EasyFix.

De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aan partijen meegedeeld dat zij het register nog zou raadplegen om te zien of in de overgelegde producties nog kenmerken waren weggevallen door (in)kopiëren van de foto’s.

De foto’s van het Bewebe Opzetstuk zijn gemaakt door de griffier met gebruikmaking van het door Erdi gedeponeerde exemplaar, met uitzondering van de foto van het Bewebe Opzetstuk waarop het verkeersbord met pijl is afgebeeld. Deze foto is afkomstig van www.gwwwinkels.nl

Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8456 (Una Voca Particulare) IER 2003, 17.

Hoge Raad 22 februari 2013, LJN: BY1529 (Stokke / H3 Products).

Hoge Raad 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke).

Deze foto’s zijn overgelegd door Erdi

Aanbeveling tarieven kort gedingen, kantonzaken en handelszaken


Voetnoten

Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Uniemodellen (Uniemodellenverordening).

Burgerlijk Wetboek.

​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

GP27

GP18 respectievelijk GP17

Vgl. Hoge Raad, 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1983, (Apple/Samsung), r.o. 4.3.

Vgl. HvJ EU 20 oktober 2011, ECLI:EU:C:2011:679, PepsiCo.

Vgl. Gerecht EU 13 juni 2019, ECLI:EU:T:2019:417, EasyFix.

De voorzieningenrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling aan partijen meegedeeld dat zij het register nog zou raadplegen om te zien of in de overgelegde producties nog kenmerken waren weggevallen door (in)kopiëren van de foto’s.

De foto’s van het Bewebe Opzetstuk zijn gemaakt door de griffier met gebruikmaking van het door Erdi gedeponeerde exemplaar, met uitzondering van de foto van het Bewebe Opzetstuk waarop het verkeersbord met pijl is afgebeeld. Deze foto is afkomstig van www.gwwwinkels.nl

Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8456 (Una Voca Particulare) IER 2003, 17.

Hoge Raad 22 februari 2013, LJN: BY1529 (Stokke / H3 Products).

Hoge Raad 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1533 (Hauck/Stokke).

Deze foto’s zijn overgelegd door Erdi

Aanbeveling tarieven kort gedingen, kantonzaken en handelszaken