Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Derde afdeling. Relatieve bevoegdheid
Artikel 102

Artikel 102 (Relatieve bevoegdheid onrechtmatige daad schadeplaats)

Laatste versie

In zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is mede bevoegd de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.

Uitleg in duidelijke taal

In zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is mede bevoegd de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.

Dit artikel stelt dat in zaken betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad, de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan mede bevoegd is.

Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd

4 uitspraken gevonden
Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBOBR:2025:5936 - Rechtbank Oost-Brabant - 25 september 2025

ECLI:NL:RBOBR:2025:593625 september 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtVerbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht, Informatierecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17134 - Rechtbank Den Haag: bevoegdheidsincident is materieel verweer, geen grond voor schorsing - 17 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1713417 september 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De Rechtbank van Den Haag wijst een bevoegdheidsincident af omdat de betwisting van de territoriale reikwijdte van een verbod een principaal verweer is, niet een bevoegdheidskwestie. Een verzoek tot schorsing wegens een EUIPO-nietigheidsprocedure wordt afgewezen omdat deze procedure pas na aanvang van de rechtszaak is gestart.

Civiel RechtIntellectueel Eigendomsrecht, Burgerlijk Procesrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 - Bedrijfswagens zonder auteursrechtelijke bescherming of eigen gezicht op de markt - 16 september 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1701016 september 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

De rechtbank oordeelt dat een bedrijfswagen-inrichting geen auteursrechtelijk beschermd werk is, omdat de vormgevingskeuzes technisch bepaald, triviaal of niet het gevolg van eigen creatieve arbeid zijn. Een beroep op slaafse nabootsing faalt eveneens, omdat de inrichting geen 'eigen gezicht' op de markt heeft.

Civiel RechtIntellectueel Eigendomsrecht
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:15581 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025

ECLI:NL:RBDHA:2025:1558117 juli 2025Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Internationaal Privaatrecht, Verbintenissenrecht