Uitspraak inhoud

vonnis

Afdeling Publiekrecht

Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/081297-25

Datum uitspraak: 2 september 2025

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1947, wonende op het adres [adres 1]

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Boucher, naar voren hebben gebracht.

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , de toelichting daarop van hun advocaat, mr. A. Koopsen, en ten slotte van wat hun vader [vader benadeelde partijen] in het kader van het spreekrecht heeft verklaard.

2 Tenlastelegging

Verdachte wordt er – samengevat – van beschuldigd dat hij in de periode 1 mei 2023 tot en met 1 oktober 2023 in Amsterdam

Feit 1: met [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen nog geen zestien jaar was, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door het kriebelen op zijn hoofd en (blote) rug en/of het aanraken en/of strelen en/of aaien van zijn hoofd en (blote) rug;

Feit 2: met [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen nog geen zestien jaar was, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door het naar beneden trekken van zijn broek en/of het aanraken en/of betasten en/of strelen van zijn penis en/of het heen en weer bewegen met verdachtes hand over de penis van [benadeelde partij 2] en/of het aanraken en/of aaien en/of strelen van zijn rug en/of buik en/of been;

Feit 3: met [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] , die toen nog geen zestien jaar was een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd door het wrijven over zijn rug (onder de kleren) en/of het drukken van zijn hoofd tegen verdachtes schouder en/of hem omhelzen.

De hele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3 Waardering van het bewijs

3.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de feiten kunnen worden bewezen. Het zwaartepunt ligt bij de ontucht van [benadeelde partij 2] (feit 2), maar daarmee in samenhang zijn ook de aanrakingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] ontuchtig (feiten 1 en 3).

3.2. Het standpunt van de verdediging

Verdachte bekent de ontucht met [benadeelde partij 2] (feit 2). De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van ontucht met [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] (feiten 1 en 3). Verdachte erkent dat hij hen heeft aangeraakt zoals is tenlastegelegd (aaien over het hoofd, de (blote) rug, omhelzen). Maar die aanrakingen zijn naar hun aard niet ontuchtig en verdachte had daar ook geen seksuele bedoeling bij. Daarom is bij hen geen sprake van ontucht.

3.3. Het oordeel van de rechtbank

De ontucht met [benadeelde partij 2] is bewezen. Omdat verdachte feit 2 heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen:

De rechtbank oordeelt dat ontucht met [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] niet kan worden bewezen (feiten 1 en 3). De aanrakingen die verdachte worden verweten – op het hoofd kriebelen, over de (blote) rug wrijven en omhelzen – hebben op zichzelf geen ontuchtig karakter. Het zijn geen aanrakingen die per se in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Dat is mogelijk wel zo bij een vreemde, maar dat was verdachte niet. Verdachte heeft jarenlang op de jongens [achternaam benadeelde partijen] gepast, hij had voor hen de rol van een opa-figuur. In die situatie is er geen sprake van gedragingen in strijd met de sociaal-ethische norm.

De rechtbank begrijpt het ongemak over de aanrakingen achteraf heel goed, maar de rechtbank ziet geen bewijs voor seksuele bedoelingen van verdachte. Zo heeft verdachte bij de politie meteen alles op tafel gelegd en de verklaringen van de jongens volledig bevestigd, maar ook duidelijk verklaard dat de aanrakingen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] zonder seksuele bedoeling waren. Die verklaring komt op de rechtbank oprecht over. Het dossier bevat ook verder geen bewijs dat sprake was seksuele bedoelingen, ook niet in samenhang bezien met de aanrakingen van [benadeelde partij 2] . Als de rechtbank in de redenering van de officier van justitie mee zou gaan, zou terugkijkend iedere aanraking van de jongens door verdachte een ontuchtig karakter kunnen krijgen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de feiten 1 en 3.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

op meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2023 tot en met 1 oktober 2023 te Amsterdam, met [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het naar beneden trekken van de broek van die [benadeelde partij 2] en het aanraken en betasten van de penis van die [benadeelde partij 2] en het heen en weer bewegen met zijn, verdachtes, hand over de penis van die [benadeelde partij 2] en het aaien van de rug en buik van die [benadeelde partij 2] .

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straf

7.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat verdachte voor de feiten die hij bewezen vindt, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een contactverbod met de jongens [achternaam benadeelde partijen] . Verder vordert hij een taakstraf van 120 uur, bij niet nakoming te vervangen door 60 dagen hechtenis.

7.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging kan zich vinden in de eis, maar verzoekt de taakstraf deels voorwaardelijk op te leggen, vanwege de hoge leeftijd van verdachte.

7.3. Het oordeel van de rechtbank

De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op de zitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Het seksueel misbruik van [benadeelde partij 2] door meerdere keren zijn piemel te betasten is een ernstig feit. Er bestaat grote kans dat verdachte [benadeelde partij 2] seksuele ontwikkeling heeft geschaad en het is afwachten hoe dat nu en in de toekomst voor hem uitpakt. De ouders vertrouwden verdachte met hun drie kinderen en dat vertrouwen heeft hij op grove wijze beschaamd. Het misbruik heeft voor [benadeelde partij 2] in het bijzonder nare gevolgen, maar ook voor de rest van het gezin dat nog steeds in de buurt van verdachte woont en hem soms tegenkomt. Vader [achternaam benadeelde partijen] heeft dat op de zitting heel invoelbaar en indrukwekkend naar voren gebracht.

De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij onmiddellijk openheid van zaken heeft gegeven bij de politie en dat hij verantwoordelijkheid neemt. Die erkenning is belangrijk voor [benadeelde partij 2] en daarnaast was het bij een ontkenning door verdachte bewijstechnisch mogelijk een moeilijke zaak geworden. Verdachte heeft spijt betuigd en is zichtbaar schuldbewust. Hij leeft – mede door schaamte – in een sociaal isolement en kampt met gevoelens van eenzaamheid.

De reclassering schat het gevaar voor herhaling matig tot laag in en adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzonder voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling. De reclassering meent dat verdachte baat kan hebben bij een behandeltraject, zowel om meer duidelijkheid te krijgen over de totstandkoming van zijn delictgedrag, als ter ondersteuning van zijn huidige staat van zijn.

De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de volgende straf passend is:

8 Vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd en vorderen ieder € 500,- aan immateriële schadevergoeding. Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1 en 3, worden zij niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding. De vordering is niet betwist en wordt daarom geheel toegewezen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2023, het begin van de pleegperiode. Als waarborg voor betaling wordt de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 36f, 57 en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart het onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.

Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.

Bepaalt dat een gedeelte, groot 59 (negenvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.

De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

Meldplicht bij reclassering Veroordeelde meldt zich na oproep van de reclassering op [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

Ambulante behandeling Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

Contactverbod Verdachte mag geen contact zoeken en hebben met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum 2] ) en [benadeelde partij 3] (geboren op [geboortedatum 3] ).

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd

Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uur.

Beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis wordt toegepast van 50 (vijftig) dagen.

Verklaart **de benadeelde partijen [benadeelde partij 1]**en [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.

Bepaalt dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] en verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] .

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [benadeelde partij 2] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 5.000,- (vijfduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 mei 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. C. Wildeman, voorzitter mrs. C. Bruil en M. Wiewel, rechters in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Smolders, griffier

en uitgesproken op de terechtzitting van 2 september 2025.