ECLI:NL:RBAMS:2025:6892 - Schending inlichtingenplicht Participatiewet door niet melden van werkzaamheden en giften - 18 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank Amsterdam oordeelt dat het niet melden van inkomsten uit werkzaamheden, ook al worden deze als 'giften' bestempeld en doorgeboekt naar goede doelen, een opzettelijke schending van de inlichtingenplicht uit de Participatiewet oplevert. Het al dan niet genieten van financieel voordeel is hiervoor niet doorslaggevend.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
vonnis
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/307992-23
Datum uitspraak: 18 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1962, wonende op het adres [adres 1] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. van Haeringen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.A.S. van Leeuwen, naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
-
medeplegen van opzettelijk nalaten tijdig gegevens te verstrekken die van belang zijn voor het recht op een bijstandsuitkering, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 18 januari 2021;
-
opzettelijk nalaten tijdig gegevens te verstrekken die van belang zijn voor het recht op een bijstandsuitkering, in de periode van 19 januari 2021 tot en met 21 november 2022.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
3 Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten kunnen worden bewezen.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet het opzet heeft gehad op het plegen van deze feiten.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II bij dit vonnis kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van feiten 1 en 2: Verdachte heeft in de tenlastegelegde periodes werkzaamheden verricht. In ruil voor deze werkzaamheden heeft verdachte van verschillende klanten zowel giraal als contant giften ontvangen. Verdachte heeft verklaard dat deze giften via zijn bankrekening zijn overgeboekt naar goede doelen. Verdachte heeft deze giften niet bij de gemeente gemeld.
Op grond van artikel 17 van de Participatiewet was verdachte verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moest zijn dat zij van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand. De giften die verdachte ontving voor zijn werkzaamheden konden mogelijk van invloed zijn op (de hoogte van) het recht op bijstand, mede gelet op de structurele bij- en afschrijvingen die op de rekening van verdachte hebben plaatsgevonden en de hoogte van de bedragen. De vraag of verdachte al dan niet voordeel heeft genoten van de inkomsten is daarbij niet van doorslaggevend belang. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte zijn inlichtingenplicht heeft geschonden.
De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte hierop ook het opzet heeft gehad. In 2014 is namelijk aan verdachte medegedeeld dat freelance bezigheden en de inkomsten daarvan als inkomsten conform artikel 31 van de Participatiewet worden beschouwd. Daarnaast is verdachte meermalen gewezen op de aan de bijstand verbonden verplichtingen. Verdachte wist daarom dat hij alle inkomsten moest melden, maar heeft dat desondanks niet gedaan.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen, omdat niet is gebleken dat verdachte bij het plegen van het feit met een ander nauw en bewust heeft samengewerkt.
Ten aanzien van feit 2: De rechtbank is verder van oordeel dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode onder 2, ook opzettelijk heeft nagelaten zijn juiste adres door te geven. Verdachte heeft het adres [adres 2] opgegeven, terwijl hij daar niet daadwerkelijk verbleef. De eigenaar van de woning heeft daarover namelijk verklaard dat verdachte af en toe bij hem op de bank sliep, maar dat verdachte alleen een postadres bij hem had. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij geen sleutel van de woning had.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1: op momenten in de periode van 1 januari 2017 tot en met 18 januari 2021 te Amsterdam, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door – werkzaamheden te verrichten als adviseur en/of boekhouder en dit niet aan de gemeente te melden en –geld op zijn rekening te (laten) storten en dit niet aan de gemeente te melden, althans inkomsten te verzwijgen voor de gemeente;
Ten aanzien van feit 2: op momenten in de periode van 19 januari 2021 tot en met 21 november 2022 te Amsterdam, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf , terwijl hij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door – werkzaamheden te verrichten als adviseur en/of boekhouder en dit niet aan de gemeente te melden en – geld op zijn rekening te (laten) storten en dit niet aan de gemeente te melden, althans inkomsten te verzwijgen voor de gemeente en – onjuiste gegevens verstrekt over zijn woon- en verblijfsituatie.
5 De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6 De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7 Motivering van de straffen
7.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2. Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode, vanaf januari 2017 tot en met november 2022, schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door te verzwijgen dat hij inkomsten had uit werkzaamheden en door een onjuist adres door te geven. Volgens de zich in het dossier bevindende fraudeberekening heeft verdachte in de bewezenverklaarde periode de sociale dienst benadeeld voor in totaal € 95.700,23. Daardoor is (ook) indirect, de samenleving benadeeld. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering is bedoeld om mensen die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Door het handelen van verdachte wordt het stelsel van sociale zekerheid ondermijnd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte met zijn handelen geen financieel gewin heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat alle giften aan goede doelen zijn gegeven. De rechtbank heeft, bij gebreke van een onderbouwing met bewijsstukken waaraan verdachte de giften concreet heeft besteed en nu daar geen verder onderzoek naar is gedaan, geen reden om aan deze verklaring te twijfelen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 240 uren opleggen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om wederom strafbare feiten te begaan, zal tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden worden opgelegd.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
9 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
telkens: in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter, mrs. M. Nieuwenhuijs en G.H. Marcus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2025. […]