Uitspraak inhoud

Parketnummer: 13-157187-25

Datum uitspraak: 7 augustus 2025

UITSPRAAK

op de vordering van 2 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).[1] Dit EAB is uitgevaardigd op 21 mei 2025 door the Vienna Public Prosecutor’s Office, Oostenrijk – met goedkeuring van the Regional Courtin Wenen, Oostenrijk – (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:

[opgeëiste persoon] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1992, ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres: [BRP-adres] , gedetineerd in de [detentieplaats] ,

hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1 Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat in Amsterdam.

De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.[2]

Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2 Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon in ieder geval de Nederlandse nationaliteit heeft.

3 Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een court-approved arrest order issued by the Vienna Public Prosecutor's Office on 21st May 2025.

De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Oostenrijks recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB.[3]

Het EAB betreft verder een verzoek om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4 Strafbaarheid

4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:

deelneming aan een criminele organisatie;

georganiseerde of gewapende overval.

Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Oostenrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

4.2 Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.

De feiten leveren naar Nederlands recht op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;

nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om de vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarmede het misdrijf is gepleegd, aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.

5 De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Uit de omstandigheid dat de raadsman namens de opgeëiste persoon heeft medegedeeld zijn verweer over het ontbreken van een terugkeergarantie niet te zullen voeren aangezien hij ter zitting inmiddels kennis heeft genomen van de recent verstrekte terugkeergarantie, leidt de rechtbank af dat de opgeëiste persoon zich ook beroept op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW.

De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd.[4]Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.

De rechter van het Landesgericht für Strafsachen Wien/Criminal Court of Vienna, Abteilung/Dep. 331 HR Wien/Vienna heeft de volgende garantie gegeven:

In case the wanted person, [opgeëiste persoon] (born [geboortedag 2] 1992 in [geboorteplaats] , the Netherlands) , after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Austria, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JBZ, § 29 Abs. 3 EU-JZG).

Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende. De rechtbank heeft geconstateerd dat de geboortedag van de opgeëiste persoon in deze garantie onjuist is vermeld, namelijk [geboortedag 2] 1992 in plaats van [geboortedag 1] 1992. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de Oostenrijkse autoriteiten in de overige stukken (waaronder in het EAB en in het goedkeuringsbesluit van de rechtbank) wel de juiste geboortedag vermelden, zodat de rechtbank het hier op een kennelijke verschrijving houdt die niet raakt aan de genoegzaamheid van de garantie.

6 Overdracht in beslag genomen goed

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht te beslissen tot afgifte van een onder de opgeëiste persoon in beslag genomen telefoon (met goednummer: PL0900-2025168901-3532235) aan de Oostenrijkse autoriteiten. Ter zitting heeft de officier van justitie dit verzoek overgelegd.

Oordeel van de rechtbank Uit de ter zitting door de officier van justitie overgelegde en thans in het dossier gevoegde e-mail van 23 mei 2025 van de Oostenrijkse autoriteiten, volgt dat het verzoek van de the Vienna Public Prosecutor’s Office tot de overdracht van de in beslag genomen telefoon niet – op gelijke wijze als het EAB – door een rechterlijke autoriteit is goedgekeurd. In deze mail staat namelijk vermeld: *“The relevant court approval is in the process of being obtained and will be sent immediately upon receipt.”*Een dergelijke goedkeuring dient naar het oordeel van de rechtbank wel te zijn verleend, voordat tot toewijzing van het verzoek tot overdracht kan worden overgegaan.[5]

Gelet op het voorgaande, wijst de rechtbank het verzoek tot overdracht aan de Oostenrijkse autoriteiten van de in beslag genomen telefoon af. Dit laat onverlet dat de overdracht van de telefoon eventueel op een later moment met een Europees onderzoeksbevel kan worden bewerkstelligd.

7 Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8 Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157, 189, 285 Wetboek van Strafrecht, 2, 5, 6 en 7 OLW.

9 Beslissing

STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan the Vienna Public Prosecutor’s Office, Oostenrijk – met goedkeuring van the Regional Courtin Wenen, Oostenrijk – voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

WEIGERTde afgifte van de in beslag genomen voorwerpen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten:

  • een mobiele telefoon van het merk Apple (goednummer: PL0900-2025168901-3532235)

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, mrs. A.R.P.J. Davids en E.M. de Bie, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.M. Esschendal en M.C. Hooibrink, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 augustus 2025.

Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.

Zie Hof van Justitie van de Europese Unie, 9 oktober 2019, C-489/19 PPU, N.J. (Openbaar ministerie Wenen) ECLI:EU:C:2019:849.


Voetnoten

Zie artikel 23 Overleveringswet.

Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.

Zie onderdeel e) van het EAB.

Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (Mandat d’arrêt européen à l’encontre d’un ressortissant d’un État tiers), ECLI:EU:C:2023:444, punt 64.

Zie Hof van Justitie van de Europese Unie, 9 oktober 2019, C-489/19 PPU, N.J. (Openbaar ministerie Wenen) ECLI:EU:C:2019:849.