Essentie

De Hoge Raad oordeelt dat het misdrijf bedrog met merkartikelen (art. 337 Sr) en het misdrijf witwassen (art. 420bis/ter Sr) geen ‘soortgelijke feiten’ zijn in de zin van art. 36d Sr. De door de wetsartikelen beschermde rechtsbelangen stemmen onvoldoende overeen om de onttrekking te rechtvaardigen.

Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer23/02987 Datum22 april 2025

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 juli 2023, nummer 22-002635-22, in de strafzaak

tegen

[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974, hierna: de verdachte.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben de advocaten I.A. van Straalen en M.G.P. Glas bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel

2.1 Het cassatiemiddel richt zich tegen de beslissing van het hof tot onttrekking aan het verkeer van 64 namaakhorloges en hun toebehoren. Het klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat het misdrijf omschreven in artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en het bewezenverklaarde witwassen ten opzichte van elkaar kunnen worden aangemerkt als soortgelijke feiten als bedoeld in artikel 36d Sr.

2.2.1 Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat: “hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander voorwerpen, te weten:

  • contante en girale geldbedragen heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, van welk handelen hij, verdachte en/of zijn mededader een gewoonte hebben gemaakt;

en

hij op een of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2013 tot en met 30 september 2018 te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), van voorwerpen, te weten:

  • een Bentley en een Fiat 500 verhuld heeft wie de rechthebbende op het voorwerp is terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.”

2.2.2 Het hof heeft over de onttrekking aan het verkeer overwogen en beslist: “De op de beslaglijst onder 7 t/m 23 genoemde inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het gaat bij deze nummers in het bijzonder om namaakhorloges en hun toebehoren zoals bewaardozen en horloge-‘paspoorten’. Met betrekking tot de door de wet vereiste ‘soortgelijkheid’ is het hof van oordeel dat het misdrijf van artikel 337 van het Wetboek van Strafrecht, dat met de genoemde voorwerpen zou kunnen worden begaan of voorbereid, zozeer verwant is met het ten laste van de verdachte bewezenverklaarde witwassen dat van de bedoelde ‘soortgelijkheid’ kan worden gesproken. (...) Beslissing Het hof: (...) Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 7. 16.00 STK Horloge zakhorloge, alle horloges zijn namaak 8. 4.00 STK Paspoort ROLEX namaak hoort bij de namaak horloges 9. 1.00 STK Horloge Kl: zilver PATEK PHILIPPE namaak 10. 4.00 STK Paspoort ROLEX hoort bij de namaak horloges 11. 2.00 STK Horloge ROLEX namaak namaak horloges 12. 1.00 STK Horloge Rolex namaak namaak horloge 13. 12.00 STK Horloge DIVERSE MERKEN namaak namaak horloges 14. 1.00 STK Sieradendoos Kl: zwart 15. 6.00 STK Horloge ROLEX namaak namaak horloges 16. 1.00 STK Sieradendoos RIVERDALE JOY 17. 8.00 STK Horloge DIVERSE MERKEN namaak namaak horloges 18. 1.00 STK Sieradendoos Kl: zwart RIVERDALE JOY 19. 6.00 STK Horloge DIVERSE MERKEN namaak namaak horloges 20. 1.00 STK Sieradendoos Kl: zwart RIVERDALE JOY 21. 6.00 STK Horloge DIVERSE MERKEN namaak namaak horloges 22. 1.00 STK Sieradendoos Kl: wit RIVERDALE JOY 23. 6.00 STK Horloge DIVERSE MERKEN namaak namaak horloges.”

2.3.1 De volgende bepalingen zijn van belang.

  • Artikel 36d Sr: “Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
  • Artikel 337 lid 1 Sr, opgenomen in Titel XXV (“Bedrog”) van het Tweede Boek: “Hij die opzettelijk: a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht heeft, c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, zijn voorzien, d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst of e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertonen als een tekening of model waarop een ander recht heeft, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertonen, invoert, doorvoert of uitvoert, verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert, uitdeelt of in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.”
  • Artikel 420bis Sr, opgenomen in Titel XXXA (“Witwassen”) van het Tweede Boek: “1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie: a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf; b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf. 2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.”
  • Artikel 420ter Sr, opgenomen in Titel XXXA (“Witwassen”) van het Tweede Boek: “1. Hij die van het plegen van witwassen een gewoonte maakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die zich schuldig maakt aan witwassen in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.”

2.3.2 Onder soortgelijke feiten in de zin van artikel 36d Sr moeten worden verstaan feiten die gelet op het belang dat de wetgever door de strafbaarstelling ervan heeft willen beschermen, tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (vgl. HR 6 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC9322).

2.4 Het oordeel van het hof dat artikel 337 Sr – dat strekt tot bescherming van fabrikanten, verkopers en kopers tegen namaakproducten – feiten strafbaar stelt die behoren tot dezelfde categorie als het bewezenverklaarde (gewoonte)witwassen als bedoeld in artikel 420bis Sr en artikel 420ter Sr, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Deze onderscheiden strafbepalingen zijn opgenomen in verschillende titels van het Wetboek van Strafrecht, en het specifieke door artikel 337 Sr beschermde rechtsbelang stemt onvoldoende overeen met dat van artikel 420bis en 420ter Sr om desondanks de in die bepalingen strafbaar gestelde feiten aan te merken als soortgelijke strafbare feiten als bedoeld in artikel 36d Sr.

2.5 Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3 Beoordeling van het zesde cassatiemiddel

3.1 Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.

3.2 Het cassatiemiddel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 31 maanden.

4 Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

5 Beslissing

De Hoge Raad:

  • vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen namaakhorloges met toebehoren, zoals vermeld onder 7 tot en met 23;
  • vermindert de gevangenisstraf in die zin dat deze dertig maanden beloopt;
  • wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft die inbeslaggenomen voorwerpen opnieuw wordt berecht en afgedaan;
  • verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2025.