ECLI:NL:HR:2016:2583
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
15 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/01085 P
IV/DFL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 5 februari 2015, nummer 23/004870-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd. 2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
2.1. De middelen bevatten onder meer de klacht dat het Hof de (voorwaardelijke) verzoeken tot het horen van getuigen en tot voeging in het dossier van de stukken van de hoofdzaak, ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft afgewezen.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2014 houdt het volgende in: "Aangezien het hof thans anders is samengesteld dan ten tijde van de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting van 18 juli 2013, vangt het hof het onderzoek ter terechtzitting opnieuw aan."
2.3. Het bestreden arrest houdt in dat het is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 11 december 2014 en 14 januari 2015.
2.4. Art. 322, vierde lid, Sv, dat ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv en art. 415, eerste lid, Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is, luidt: "Ook in het geval het onderzoek ter terechtzitting opnieuw wordt aangevangen blijven beslissingen van de rechtbank inzake de geldigheid van de uitreiking van de dagvaarding uit hoofde van artikel 278, eerste lid, beslissingen op verweren van de verdachte uit hoofde van artikel 283, eerste lid, beslissingen op vorderingen tot wijziging van de telastlegging alsmede beslissingen inzake het horen of de oproeping van getuigen of deskundigen ter terechtzitting uit hoofde van artikel 287 of artikel 288 in stand."
2.5. De in de middelen bedoelde afwijzende beslissingen van het Hof betreffen beslissingen die zijn gegeven op de voet van de art. 328 en 331, eerste lid, Sv in verbinding met art. 315 Sv, welke bepalingen ingevolge art. 511g, tweede lid, Sv en art. 415, eerste lid, Sv ook in hoger beroep van toepassing zijn, alsook op de voet van art. 418, derde lid, Sv in verbinding met art. 511g, tweede lid, Sv. Op die beslissingen heeft art. 322, vierde lid, Sv geen betrekking.
2.6. Nu het onderzoek ter terechtzitting van 11 december 2014 opnieuw is aangevangen, moeten de middelen onbesproken blijven voor zover deze zien op de afwijzende beslissingen van het Hof die zijn genomen op de terechtzittingen voorafgaand aan het opnieuw aanvangen van het onderzoek ter terechtzitting. De klacht kan reeds om die reden niet tot cassatie leiden.
3 Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2016.