Artikel 331 (Bevoegdheden raadsman en aanwezigheidsvereiste)
1. Elke bevoegdheid van de verdachte die bij deze Titel is toegekend, komt ook toe aan de raadsman die de ter terechtzitting aanwezige verdachte bijstaat ofwel op grond van artikel 279, eerste lid, tot verdediging van de afwezige verdachte is toegelaten.
2. In alle gevallen waarin bij deze Titel de toestemming of het horen van de verdachte of diens raadsman wordt gevorderd, geldt dit alleen ten opzichte van de op de terechtzitting aanwezige verdachte of diens raadsman.
Uitleg in duidelijke taal
1. Elke bevoegdheid van de verdachte die bij deze Titel is toegekend, komt ook toe aan de raadsman die de ter terechtzitting aanwezige verdachte bijstaat ofwel op grond van artikel 279, eerste lid, tot verdediging van de afwezige verdachte is toegelaten.
Dit betekent letterlijk dat elke bevoegdheid die aan de verdachte is toegekend bij deze Titel, ook toekomt aan de raadsman. Dit geldt voor de raadsman die de verdachte bijstaat die ter terechtzitting aanwezig is, of voor de raadsman die op grond van artikel 279, eerste lid, is toegelaten tot de verdediging van de verdachte die afwezig is.
2. In alle gevallen waarin bij deze Titel de toestemming of het horen van de verdachte of diens raadsman wordt gevorderd, geldt dit alleen ten opzichte van de op de terechtzitting aanwezige verdachte of diens raadsman.
Dit betekent letterlijk: In alle gevallen waarin bij deze Titel de toestemming of het horen van de verdachte of diens raadsman wordt gevorderd, geldt dit vereiste alleen ten opzichte van de verdachte of diens raadsman die op de terechtzitting aanwezig is.