ECLI:NL:GHDHA:2025:1766 - Gerechtshof Den Haag - 27 augustus 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
Rolnummer: 22-001014-23
Parketnummer: 10-996783-19
Datum uitspraak: 27 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 maart 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([land]) op [geboortedatum] 1969, adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op het beslag zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Daarnaast is het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - tenlastegelegd dat:
1.hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 juli 2021 te Delft, althans in Nederland en/of in Spanje en/of in Colombia, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a. a) van een of meer voorwerpen, te weten:
-
(een) geldbedrag(en) van
-
87.000 euro (in woning Spanje) en/of
-
254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en/of 55.067 euro (36.391 euro netto) en/of 27.522 euro (6.227 euro netto) en/of 53.387 euro (36.176 euro netto) en/of 55.504 euro (31.798 euro) (afkomstig van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3]) en/of
-
een of meer andere geldbedrag(en), althans een of meer geldbedrag(en), en/of -((een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)) cryptovaluta, te weten
-
een hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van 8.979.960 (AMB-047-01), althans 6.620.000 euro (AMB-010) en/of
-
15.88311653 Bitcoin en/of 354.21808315 Monero en/of 14.39178753 Ethereum en/of 421,54 Litecoin en/of 650 Neon en/of 65 Ontology en/of 241,828 Decred en/of 533,302 Digibyte en/of 9.63819233 Bitcoin Gold en/of 73.54637 Zcash en/of 268.16096000 Dash en/of 43.17789217 Bitcoin cash, (op of omstreeks 3 november 2020 ter waarde van 328.179 euro) (KVI-002) en/of
-
18,18218991 Bitcoin (op 17 december 2020 ter waarde van 341.057 euro) (KVI-016) en/of
-
0.61111166 Bitcoin en/of 3.79133529 Litecoin en/of 21.48482580 Ethereum en/of 33.85610000 Ethereum (op of omstreeks 26 januari 2021 ter waarde van 80.955 euro) (KVI-017) en/of -168,43769224 Bitcoin (AMB-045-01 (op 31 december 2017 ter waarde van ongeveer 1.832.447 euro en op 1 februari 2022 ter waarde van ongeveer 5.724.197 euro) en/of
-
546.14749648 Monero (op of omstreeks 15 januari 2021 ter waarde van 90.000 dollar / 74.532 euro) (AMB-046) en/of
-
40,15335356 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
60,38883266 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
24,99945673 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
een of meer andere hoeveelheden cryptovaluta en/of
-
een personenauto, te weten een Audi A6 met (Spaans) kenteken [kenteken 1] (woning Spanje) en/of
-
een motorfiets, te weten een Yamaha T-MAX met kenteken [kenteken 2] (woning Spanje) en/of
-
( een) horloge(s), te weten
-
een Cartier horloge met zwart lederen band (in woning Spanje) en/of
-
een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [horlogekenmerk 1] (in woning Spanje) en/of
-
een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [horlogekenmerk 2] (in woning Spanje), althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp (en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten:
-
( een) geldbedrag(en) van
-
87.000 euro (in woning Spanje) en/of
-
254.342 euro (te weten 62.862 euro (40.298 euro netto) en/of 55.067 euro (36.391 euro netto) en/of 27.522 euro (6.227 euro netto) en/of 53.387 euro (36.176 euro netto) en/of 55.504 euro (31.798 euro) (afkomstig van [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3]) en/of
-
een of meer andere geldbedrag(en), althans een of meer geldbedrag(en) en/of
-
(( een) (grote) hoeveelhe(i)d(en)) cryptovaluta, te weten
-
een hoeveelheid cryptovaluta ter waarde van 8.979.960 (AMB-047-01), althans 6.620.000 euro (AMB-010) en/of
-
15.88311653 Bitcoin en/of 354.21808315 Monero en/of 14.39178753 Ethereum en/of 421,54 Litecoin en/of 650 Neon en/of 65 Ontology en/of 241,828 Decred en/of 533,302 Digibyte en/of 9.63819233 Bitcoin Gold en/of 73.54637 Zcash en/of 268.16096000 Dash en/of 43.17789217 Bitcoin cash, (op of omstreeks 3 november 2020 ter waarde van 328.179 euro) (KVI-002) en/of
-
18,18218991 Bitcoin (op of omstreeks 17 december 2020 ter waarde van 341.057 euro) (KVI-016) en/of
-
0.61111166 Bitcoin en/of 3.79133529 Litecoin en/of 21.48482580 Ethereum en/of 33.85610000 Ethereum (op of omstreeks 26 januari 2021 ter waarde van 80.955 euro) (KVI-017) en/of
-
168,43769224 Bitcoin (AMB-045-01 (op 31 december 2017 ter waarde van ongeveer 1.832.447 euro en op 1 februari 2022 ter waarde van ongeveer 5.724.197 euro) en/of
-
546.14749648 Monero (op 15 januari 2021 ter waarde van 90.000 dollar/74.532 euro) (AMB-046) en/of
-
40,15335356 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
60,38883266 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
24,99945673 Bitcoin (AMB-051-01) en/of
-
een of meer andere hoeveelheden cryptovaluta, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) cryptovaluta en/of
-
een personenauto, te weten een Audi A6 met (Spaans) kenteken [kenteken 1] (woning Spanje) en/of
-
een motorfiets, te weten een Yamaha T-MAX met kenteken [kenteken 2] (woning Spanje) en/of
-
( een) horloge(s), te weten
-
een Cartier horloge met zwart lederen band (in woning Spanje) en/of
-
een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [horlogekenmerk 1] (in woning Spanje) en/of
-
een Rolex horloge met nummer en/of kenmerk [horlogekenmerk 2] (in woning Spanje), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten vorengenoemd(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) dat/die feit(en) heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van zijn/hun beroep en/of bedrijf;
2.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] gedateerd 31 oktober 2016 (DOC-004) en/of
- aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003) en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022), (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, immers heeft /hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) in strijd met de waarheid:
- in die/dat document(en) vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf 1] en/of bij [bedrijf 2] en/of
- die/dat document(en) ondertekend, zulks (telkens) met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van of heeft doen maken van en/of voorhanden heeft gehad een (telkens) valse of vervalste:
- werkgeversverklaring (ten behoeve van [verdachte] en afgegeven door [bedrijf 1]) gedateerd 31 oktober 2016 (DOC-004) en/of
- aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003) en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of
- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022), (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst,
bestaand die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - dat
- in die/dat document(en) is vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf 1] en/of bij [bedrijf 2] en/of
- die/dat document(en) is/zijn ondertekend door verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of bestaande dat gebruikmaken of gebruik doen maken (telkens) hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die/dat geschrift(en) heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen aan (een) medewerker(s) van) [bedrijf 4] ((onderdeel van) [bedrijf 5]);
3.hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 3 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of in Spanje, en/of in Colombia,
tezamen en 'in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of zichzelf of een ander daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, door met een of meerdere personen bekend als gebruiker(s) van Ennetcom-account(s) [ennetcomaccount 1]] en/of [ennetcomaccount 2] en/of [ennetcomaccount 3] en/of een of meer onbekend gebleven (andere) gebruiker(s) van Ennetcom-account(s) berichten uit te wisselen en/of afspraken te maken over (ver)koopprijzen en/of invoer en/of uitvoer en/of vervoer en/of afleveren en/of verbergen en/of uithalen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
voorwerpen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten:
-
een of meer PGP-telefoons) en/of encrypted telefoon(s) en/of (een) andere gegevensdrager(s) en/of
-
Ennetcom abonnementen en/of
-
bitcoins en/of andere cryptovaluta,
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij eindarrest zal worden opgeheven gelet op het vluchtgevaar, omdat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden veroordeeld voor feit 1. Hiertoe heeft zij – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en op voorhand niet volstrekt onaannemelijke verklaring heeft afgelegd over zijn vermogen, terwijl er op geen enkele wijze bekend is wat de (legale) herkomst van het geld, de cryptovaluta en de goederen zou kunnen zijn.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Hiertoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte een concrete, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand onaannemelijke verklaring heeft afgelegd over de (legale) herkomst van de tenlastegelegde goederen, geldbedragen en cryptovaluta. De verklaring van de verdachte voldoet daarmee aan de eisen die de Hoge Raad daaraan stelt, aldus de verdediging.
Oordeel van het hof
Beoordelingskader
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid onder a en b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Als de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Wanneer na dit onderzoek een legale herkomst met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten, staat vast dat het voorwerp een criminele herkomst heeft.
Dit beoordelingskader laat zich vertalen in een 6-stappenplan dat het hof hierna op deze zaak zal toepassen.
Stap 1: geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat er geen bewijs is voor een concreet gronddelict dat de bron vormt voor de in de tenlastelegging opgenomen vermogensbestanddelen. Het hof komt daarom toe aan stap 2.
Stap 2: vermoeden van witwassen
In het dossier bevinden zich FIU-meldingen over ongebruikelijke transacties in de vorm van girale overboekingen van in totaal € 170.000,- met onbekende bron, een TCI-melding dat de verdachte in de cocaïnehandel zit en zorgdraagt voor de logistieke ondersteuning en een ‘klikbrief’ aan de FIOD. Deze brief bevat een anonieme tip dat de verdachte zwart contant geld heeft dat hij omzet in bitcoins. Verder bevat het dossier informatie uit de systemen van de Belastingdienst waarin staat dat de verdachte in box 3 een vermogen aan cryptomunten heeft opgegeven van € 290.000,- in 2017 en € 6.620.000,- in 2018. Zijn bruto looninkomsten bedroegen volgens de aangifte over de jaren 2016 tot en met 2018 respectievelijk: € 62.862,- € 55.067,- en € 27.522,-. Bij de verdachte is een bedrag van ruim € 80.000,- aan contanten gevonden. Op de zeven bankrekeningen op naam van de verdachte is ruim € 800.000,- afkomstig van cryptotransacties binnengekomen, terwijl dit op de twee zakelijke rekeningen ruim € 45.000,- euro was.
Het hof is van oordeel dat de grote vermogenstoename niet in relatie staat tot loon- of andere bekende inkomsten en dat hiermee sprake is van een onverklaarbaar vermogen en dat dit – in samenhang met de overige hiervoor genoemde feiten en omstandigheden - een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Dit wordt versterkt door het aangetroffen contante geld en het feit dat op de privérekeningen van de verdachte veel meer geld van cryptotransacties binnenkwam dan op zijn zakelijke rekeningen. Het omwisselen naar contant geld en het omwisselen van cryptogeld kan gezien worden als het doorbreken van de ‘paper trail’. Vanwege de anonimiteit van de houder van cryptogeld is de herkomst van het geld niet dan wel moeilijk te traceren. In het onderzoek is gezien dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van een grote variëteit aan wallet-software, cryptovaluta-exchanges en hardware wallets wat ook weer heeft geleid tot het doorbreken van de paper trail.
Gelet op dit alles mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het vermogen en de bezittingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Stap 3: de verklaring van de verdachte
De verdachte heeft – al dan niet op een later moment – een verklaring afgelegd over de (legale) herkomst van zijn vermogen. Hij heeft hierover – kort weergegeven – het volgende verklaard:
De verdachte had een startkapitaal van € 30.000,-. Dit startkapitaal was afkomstig van de opbrengsten van de legale handel in PGP-telefoons met zijn bedrijf in Colombia. Deze telefoons werden door de kopers zowel in geld als in cryptovaluta betaald. Als er met cryptovaluta werd betaald, hield de verdachte deze cryptomunten voor zichzelf, omdat zijn boekhouder zich geen raad wist met bitcoins. De verdachte maakte in de beginjaren ongeveer € 1.000,- winst per telefoon en verkocht tussen de 30 en 50 telefoons per maand. Door de winst van zijn bedrijf bedroeg het vermogen van de verdachte in 2015 ongeveer € 30.000,-. Met dat geld heeft hij geïnvesteerd in cryptocurrency, zowel bitcoins als andere cryptovaluta. Ten onrechte wordt door het Openbaar Ministerie en de rechtbank uitgegaan van een startkapitaal van € 300.000,- in 2016, nu dat al het resultaat was van de investering in cryptocurrency in 2014 en 2015 en de waardestijging hiervan tussen het jaar 2014 en 2016, aldus de verdachte.
De hiervoor genoemde looninkomsten zoals door de verdachte bij de Belastingdienst aangegeven over 2016 tot en met 2018 (en ook 2019 en 2020) zijn niet uit een daadwerkelijk dienstverband bij [bedrijf 2] verkregen. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte], persoonsdossier Verdachte, VD01-05, p. 8 van 11) een schijnconstructie van een fictief dienstverband heeft opgezet teneinde een hypotheek verstrekt te krijgen voor de aanschaf van een woning. Aan de verdachte werd per bank een fictief loon betaald, dat hij eerder contant aan deze medeverdachte had (doen) afge(ge)ven. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf contant geld bracht of liet brengen naar [medeverdachte] en dat (ook) dit geld afkomstig was uit de verkoop van PGP-telefoons.
Voor wat betreft de 295 bitcoins waarvan sporen zijn aangetroffen op zijn MacBook heeft de verdachte verklaard dat deze bitcoins niet van hem waren. In zijn winkel in Colombia verkocht hij hardware ledgers voor het opslaan en beheren van cryptomunten. Als klanten hun cryptovaluta wilden omzetten van een software wallet naar een hardware wallet, hielp de verdachte zijn klanten hiermee. Dit hield in dat die klanten hun cryptovaluta door middel van transacties op zijn computer met gebruik van een applicatie hebben overgezet naar de hardware ledger. Dat er van die omzet-transacties sporen op zijn laptop zijn aangetroffen, betekent niet dat hij beschikkingsmacht heeft gehad over die bitcoins. Na het omzetten van de bitcoins op de hardware ledgers namen de klanten die betreffende ledgers mee, waarna de verdachte hier geen toegang meer toe had.
Stappen 4 en 5: het onderzoek naar de verklaring van de verdachte
De verklaring van de verdachte dat zijn vermogen deels afkomstig is van de opbrengsten van de legale handel in PGP-telefoons en deels uit vermogen dat hij heeft vergaard door de handel in cryptomunten en de sterk toegenomen waarde daarvan, is naar het oordeel van het hof voldoende concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Door de FIOD is aanvullend onderzoek verricht naar de verklaringen van de verdachte.
Door de Colombiaanse autoriteiten is informatie verstrekt over het inkomen, vermogen en de activiteiten van de verdachte in Colombia, waaruit onder andere blijkt dat de verdachte daar in de jaren 2014-2016 inkomsten genereerde.
Uit dit onderzoek is tevens gebleken dat de verdachte inderdaad in 2014 een onderneming – eerst [bedrijf 6] en na enkele naamswijzigingen [bedrijf 7] genaamd - heeft opgericht in Colombia. De verdachte was, volgens de door de verdachte overgelegde gegevens van de Colombiaanse Kamer van Koophandel, samen met twee anderen aandeelhouder van deze onderneming. In Colombia heeft de verdachte in 2015 ook met betrekking tot zijn inkomsten belastingaangifte gedaan. Deze gegevens bieden steun aan de verklaring van de verdachte dat zijn inkomsten vanaf 2014 en het startvermogen afkomstig waren uit zijn bedrijf.
Stap 6: conclusie
Het aanvullende onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de verklaring van de verdachte heeft ertoe geleid dat de verklaring van de verdachte op belangrijke punten bevestiging heeft gevonden. Zo blijkt uit de door de Colombiaanse autoriteiten verstrekte informatie dat de verdachte in Colombia inderdaad een bedrijf heeft gehad, waaruit hij vanaf 2014 inkomsten genereerde.
Het hof merkt voorts op dat de verdachte reeds op 20 november 2020 bij de politie heeft verklaard over de bedrijfsactiviteiten van zijn bedrijf in Colombia. Deze verklaring komt derhalve overeen met hetgeen hij op een later moment heeft verklaard over zijn inkomsten.
De verdachte heeft verklaard dat hij al in 2014 deels werd betaald in op dat moment nog relatief onbekende cryptovaluta, waaronder bitcoins, en dat deze cryptovaluta in de loop der tijd in waarde zijn gestegen.
Door de verdediging is gemotiveerd aangevoerd dat de waarde van cryptovaluta in de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 enorm gestegen is. Zonder noemenswaardige moeite kan daarvoor bevestiging worden gevonden in algemeen toegankelijke bronnen. Door het Openbaar Ministerie is dit overigens ook niet bestreden. De enorme waardestijging zou daarom de zeer forse groei van het vermogen van de verdachte (dat in 2015 nog € 30.000,- bedroeg) in de jaren daarna dan ook kunnen verklaren.
Mede gelet op de resultaten van het onderzoek op last van het Openbaar Ministerie kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de geldbedragen en goederen waarop de witwasverdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en kan derhalve niet worden geconcludeerd dat (ondanks de verklaring van de verdachte) een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor het bezit daarvan kan gelden. Het bezit van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, cryptovaluta en overige goederen kan immers ook verklaard worden door de inkomsten vergaard met de (legale) handel in PGP-telefoons en de toename van de waarde van de (daarmee verdiende) cryptovaluta, waardoor de verdachte zich onder meer ook de aanschaf van de motorvoertuigen en horloges kon veroorloven. Dat de verdachte niet vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en/of niet consequent heeft verklaard doet aan het voorgaande niet af, aangezien dat in de gegeven omstandigheden niet maakt dat het niet anders kan zijn dan dat een en ander van misdrijf afkomstig is. Daarbij merkt het hof nog uitdrukkelijk op dat het hof – anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging – uitgaat van een beginvermogen van € 30.000,- (dat uiteindelijk is toegenomen tot veel hogere bedragen).
Nu naar het oordeel van het hof niet kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen, cryptovaluta en overige goederen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat dat ook overigens niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan, kan het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet bewezen worden verklaard.
Ook voor zover in de tenlastelegging cryptovaluta worden genoemd die niet bij de verdachte zijn aangetroffen, kan het hof niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat deze van misdrijf afkomstig waren én dat de verdachte dat wist.
Witwassen door het plegen van valsheid in geschrift?
De verdachte heeft bekend dat hij de valsheid in geschift zoals bewezenverklaard door de rechtbank heeft gepleegd. De verdachte heeft een schijnconstructie van een fictief dienstverband opgezet teneinde een hypotheek verstrekt te krijgen voor de aanschaf van een woning. Het geldbedrag dat via deze schijnconstructie naar de verdachte is overgemaakt is tevens tenlastegelegd onder feit 1. In lijn met de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad overweegt het hof over dit geldbedrag het volgende.
Voor een veroordeling van witwassen dient er een gronddelict te zijn dat vooraf is gegaan aan de witwashandeling. Hoewel het plegen van valsheid in geschrift een gronddelict kan zijn wanneer het met valsheid in geschrift gegenereerde geld vervolgens wordt witgewassen, is daarvan in deze zaak geen sprake. Niet kan worden vastgesteld dat het geld, waarmee de valsheid in geschrift is gepleegd, afkomstig was uit enig misdrijf. Voorwerpen ‘met behulp waarvan’ een misdrijf is begaan, zijn bovendien niet reeds daardoor ‘afkomstig’ uit enig misdrijf. Dat betekent dat de in de tenlastelegging in relatie tot [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] vermelde bedragen niet zonder meer (mede) uit valsheid in geschrift ‘afkomstig’ waren, omdat de ontvangst en/of betaling door verdachte van de in de tenlastelegging genoemde bedragen heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van valse stukken (vgl r.o. 3.3 uit HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:573). De bedoelde valsheid in geschrift levert dan ook geen witwassen op en maakt de hierboven onder stap 6 getrokken conclusie ook voor wat betreft deze geldbedragen niet anders.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde, omdat de inhoud van de chatgesprekken onvoldoende concreet is om te worden gekwalificeerd als opzettelijke voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de ondergrens van wettig bewijs niet wordt gehaald nu de bewijsmiddelen allemaal uit één bron afkomstig zijn.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte kan worden gekoppeld aan het Ennetcom-account [ennetcomaccount 4], dat de inhoud van de door dit account gevoerde gesprekken evident gaat over de handel in en het transport van verdovende middelen en dat is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum nu een chatbericht steun kan vinden in een ‘ander geschrift’, te weten een ander chatbericht.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt - grotendeels in navolging van de rechtbank - als volgt.
Identificatie
In de woning van de verdachte in Delft zijn tijdens een doorzoeking op 3 november 2020 een iPhone en visitekaartjes aangetroffen. Op de visitekaartjes stond vermeld: "ennetcom, [verdachte]", telefoonnummer [telefoonnummer], het e-mailadres [emailadres 1] en de tekst "S/MIME[tekst 1]". Op de iPhone bevond zich een foto met daarop het e-mailaccount [ennetcomaccount 4] met de tekst '[tekst 2]'. Op deze iPhone is het e-mailadres [emailadres 2] als Apple-ID gekoppeld. De verdachte heeft verklaard dat dit zijn visitekaartje was met zijn telefoonnummer en dat het e-mailadres van zijn onderneming was. Hij verklaarde dat de S/MIME van hem was. Het hof stelt vast dat door het gezamenlijk aantreffen van voornoemd visitekaartje en de iPhone in de woning van de verdachte en de sterke gelijkenis van S/MIME [tekst 1] op het visitekaartje met het op de iPhone aangetroffen e-mailaccount [ennetcomaccount 4] met de tekst ‘[tekst 2]’, buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte de gebruiker was van dit e-mailaccount.
Dit vindt steun in de inhoud van de uitgelezen chatberichten uit deze iPhone tussen de verdachte en [medeverdachte]. De chatgesprekken gingen onder meer over het langs sturen van ‘een jongen’ bij [medeverdachte] op 13 augustus 2015. [medeverdachte] stuurde op 4 maart 2015 de verdachte een bericht met het adres "[adres 1]". Dit adres staat vermeld op een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019, met [medeverdachte] als werkgever, gevestigd aan de [adres 2] [plaats]. De verdachte heeft verklaard dat deze arbeidsovereenkomst vals was en dat de jongen bij [medeverdachte] langs ging om geld te brengen om zijn eigen fictieve salaris te financieren. Uit Ennetcom-berichten van 8 augustus 2015 en 11 augustus 2015 blijkt dat de gebruiker van het account [ennetcomaccount 4] de gebruiker van het Ennetcom-account [ennetcomaccount 5] aanstuurt om bij ‘[naam 1]’ op de [adres 1] iets af te geven en dat dit op donderdag in [plaats] moet gebeuren. In 2015 viel 13 augustus op een donderdag. De voornaam van medeverdachte [medeverdachte] is [voornaam medeverdachte].
Uit Ennetcom-berichten van 17 april 2016 blijkt dat de gebruiker van het account [ennetcomaccount 4] een gesprek heeft met de gebruiker van het e-mailadres [emailadres 3], aangeduid als ‘[naam 2]’. De gebruiker van het account [ennetcomaccount 4] stuurt naar [naam 2]: ‘Ben un [het hof begrijpt: nu] thuis’. [naam 2] stuurt: ‘Ok, ik kom die kant op. Je ziet me zo.’. Vervolgens reageert de gebruiker van het account [ennetcomaccount 4]: ‘Ok. Bel is [nummer]’ waarop [naam 2] reageert: ‘Ik sta beneden amigo. Volgens mij doet de bel het niet :)’. Volgens de systemen van de Belastingdienst was de verdachte op 17 april 2016 woonachtig op het adres [adres 3] te Rotterdam. In gesprekken van 4 en 18 april 2016 duidt de gebruiker van het genoemde account zichzelf aan als ‘[naam 3]’.
Uit de bovenstaande vaststellingen, in samenhang bezien, kan worden geconcludeerd dat de verdachte het e-mailaccount [ennetcomaccount 4] en telefoonnummer [telefoonnummer] (ook) in 2015 in gebruik had. Deze conclusie geldt voor de gehele bewezenverklaarde periode, nu de aanwijzingen dat de verdachte het Ennetcom-account gebruikte, dateren van zowel voor als na de bewezenverklaarde periode, terwijl er geen aanwijzingen zijn dat een ander op enig moment gebruik heeft gemaakt van dat account.
Inhoud van de gesprekken
Uit een dataset uit het onderzoek 26DeVink blijkt dat in de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 met het e-mailaccount [ennetcomaccount 4] met als gebruikersnaam '[naam 4]' berichten zijn verstuurd naar en ontvangen van het e-mailaccount [ennetcomaccount 2], aangeduid als '[naam 5]' en het e-mailaccount [ennetcomaccount 3], eveneens aangeduid als ‘[naam 5]’.
In chats tussen de bovengenoemde gesprekspartners in die periode werd onder meer meermaals gesproken over manieren om koffers te verstoppen in verborgen cargoruimtes en bergruimtes van vliegtuigen van de KLM, evenals in bodemplaten, luchtvrachten met containers (AKE's), in pallets en achter panelen, meerdere malen in combinatie met de luchthaven Schiphol. In een aantal van deze berichten werden transportkosten, kostenverdeling, opbrengsten en de prijs van MDMA besproken.
Het hof is van oordeel dat de berichten betrekking hebben op de voorbereiding van het vervoeren van verdovende middelen en/of het invoeren of uitvoeren daarvan als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, waarbij wel degelijk sprake is van voldoende concrete plannen en gesprekken. Voorts blijkt uit deze berichten dat de verdachte hier een betekenisvolle en actieve bijdrage aan heeft geleverd door het verschaffen van informatie aan een ander of anderen en door een coördinerende en organiserende rol in de samenwerking met die ander(en) te spelen.
Bewijsminimum
Het hof overweegt dat elk chatbericht op zichzelf kan worden beschouwd als ‘ander geschrift’ als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv. Een dergelijk ‘ander geschrift’ kan alleen voor het bewijs gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen, welke ook een ‘ander geschrift’ kan zijn. Aldus kan een chatbericht steun vinden in een ander chatbericht of in een ander geschrift (vgl. HR 28 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9131).
Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld te betogen dat zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv, miskent de raadsvrouw dat het bewijs hier niet bestaat uit de verklaring van (slechts) één getuige. Het bewijs bestaat – voor zover het gaat om de chatberichten - uit meerdere schriftelijke bescheiden als bedoeld in artikel 344 Sv, meer in het bijzonder verschillende ambtsedige processen-verbaal waarin (onder meer) die chatberichten zijn weergegeven, terwijl voor de identificatie van de gebruiker van het account overigens ook andersoortige bewijsmiddelen zijn gebruikt. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 2. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal:
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] gedateerd 31 oktober 2016 (DOC-004) en/of- eenaanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003) en/of- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of- een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022), (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeftdoen vervalsen,immers heeft /hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar (telkens) in strijd met de waarheid:
- in die/dat document(en) vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf 1] en/of bij [bedrijf 2] en/of- die/dat document(en) ondertekend, zulks (telkens) met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken; en/of hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van of heeft doen maken van en/of voorhanden heeft gehad telkenseen (telkens) vals(e) of vervalste:
- werkgeversverklaring (ten behoeve van [verdachte] en afgegeven door [bedrijf 1]) gedateerd 31 oktober 2016 (DOC-004) en/of- aanvraagformulier hypothecaire geldlening gedateerd 8 november 2016 (DOC-003) en/of- arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-021) en/of- arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [bedrijf 2] en [verdachte], gedateerd 1 januari 2019 (DOC-022), (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de waarheid — zakelijkweergegeven — dat
- in die/dat document(en) is vermeld dat hij, verdachte, in vaste dienst was bij [bedrijf 1] en/of bij [bedrijf 2] en/of- die/dat document(en) is/zijn ondertekend door verdachte en/of zijn mededader(s), en/of bestaande dat gebruikmaken of gebruik doen maken (telkens) hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die/dat geschrift(en) heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen aan (een) medewerker(s) van) [bedrijf 4] ((onderdeel van) [bedrijf 5]);
3.hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2015 tot en met 30 september 20153 november 2020 te Delft en/of Schiedam, althans in Nederland, en/of in Spanje, en/of in Colombia,tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of zichzelf of een ander daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen, door met een of meerdere personen bekend als gebruiker(s) van Ennetcom-account(s) [ennetcomaccount 1]] en/of [ennetcomaccount 2] en/of [ennetcomaccount 3] en/of een of meer onbekend gebleven (andere) gebruiker(s) van Ennetcom-account(s) berichten uit te wisselen en/of afspraken te maken over (ver)koopprijzen en/of invoer en/of uitvoer en/of vervoer en/of afleveren en/ofverbergen en/of uithalen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/ofeen voorwerpen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen, te weten:- een of meer PGP-telefoons) en/of encrypted telefoon(s) en/of (een) anderegegevensdrager(s) en/of-eenEnnetcom abonnementen en/of- bitcoins en/of andere cryptovaluta,voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) ofernstige redenen had(den) te vermoeden dat diedatbestemd waswaren tot het plegen van dat feit.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de aan dit arrest gehechte bijlage bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit mede te plegen, daartoe behulpzaam te zijn, daartoe inlichtingen te verschaffen en een voorwerp voorhanden hebben, waarvan hij en zijn mededaders weten dat dit bestemd is tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid van een viertal geschriften. Aldus handelend heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten beschaamd.
Tevens heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van het binnen het grondgebied van Nederland brengen en vervoeren van verdovende middelen. Zoals algemeen bekend vormt het gebruik van drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. De verspreiding van deze middelen dient derhalve tegengegaan te worden.
Persoonlijke omstandigheden Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juni 2025. Hoewel de verdachte in het verleden is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten, zal het hof dat vanwege het tijdsverloop sinds die veroordelingen niet in het nadeel van de verdachte meewegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij vijf kinderen heeft, waarvan zijn jongste dochter gehandicapt is. Hij probeert zo veel mogelijk bij haar in Spanje te zijn. De verdachte is zijn huis kwijtgeraakt en verblijft nu bij en zorgt voor zijn moeder, die aan dementie lijdt.
Conclusie Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de voorwerpen onder nummer 1 tot en met 9, 13, 15, 17, 24 en 26 verbeurd zullen worden verklaard, de voorwerpen onder nummer 10, 11, 12, 14, 16, 18 tot en met 23 en 27 tot en met 30 zullen worden teruggegeven aan de verdachte en het voorwerp 31 zal worden onttrokken aan het verkeer. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de niet-inbeslaggenomen 295 bitcoins en 546 monero verbeurd dienen te worden verklaard. Voor wat betreft de 546 monero geldt dat de verdachte ten tijde van de doorzoeking hierover kon beschikken. Voor wat betreft de bitcoins geldt dat deze ten tijde van het plegen van het witwassen aan de verdachte toebehoorden en derhalve voor verbeurdverklaring in aanmerking komen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de niet-inbeslaggenomen bitcoins en monero op het standpunt gesteld dat deze cryptovaluta niet verbeurd kunnen worden verklaard, nu niet vastgesteld kan worden dat de verdachte in staat is om uitvoering te geven aan deze verbeurdverklaring. Het staat niet vast dat deze cryptovaluta bestaat, en als dat al zo is, dat de verdachte hierover kan beschikken.
Oordeel van het hof
In het dossier bevindt zich een lijst van 31 inbeslaggenomen voorwerpen.
Teruggave
Mede gelet op de vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van de voorwerpen die in beslag zijn genomen, aangezien ten aanzien daarvan geen relevant verband kan worden gelegd met de in hoger beroep bewezenverklaarde feiten, te weten alle voorwerpen op de aan dit arrest gehechte beslaglijst (nummers 1 tot en met 31).
Gelet op de vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde zal het hof niet overgaan tot de verbeurdverklaring van de niet inbeslaggenomen 295 bitcoins en 546 monero. Op grond van het dossier kan overigens ook niet worden vastgesteld dat deze cryptovaluta aan de verdachte toebehoorden. De opmerking van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep over de - voorafgaand aan de zitting in hoger beroep - door de verdachte aangeboden geldsom in het kader van onderhandelingen om te komen tot procesafspraken tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie, doet aan die conclusie niet af. Daarbij merkt het hof nog op dat de inhoud van de contacten/onderhandelingen tussen procespartijen om te komen tot procesafspraken en/of het daartoe doen van een afdoeningsvoorstel – in ieder geval wanneer niet tot overeenstemming is gekomen – in beginsel vertrouwelijke informatie betreft, die (zonder toestemming van de andere partij) niet gedeeld dient te worden met derden, ook niet gedurende het debat op de terechtzitting. Een andere opvatting zou er immers - naar moet worden aangenomen - toe leiden dat de aan het gesprek over procesafspraken verbonden risico’s, in het bijzonder dat gedurende dat gesprek ingenomen standpunten of met de andere procespartij gedeelde informatie (ter terechtzitting) gedeeld worden, niet opwegen tegen de daaraan mogelijk verbonden voordelen. Dat zou naar het oordeel van het hof een onwenselijke situatie zijn. Het hof heeft deze informatie dan ook op geen enkele manier meegewogen in de door het hof genomen beslissingen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 225 Sr, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Voorlopige hechtenis
Aangezien de verdachte de aan hem op te leggen gevangenisstraf reeds geheel in voorarrest heeft uitgezeten, zal het hof de opheffing van de - bij eerdere beslissing van het hof reeds geschorste - voorlopige hechtenis bevelen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: De onder nummers 1 tot en met 31 genoemde voorwerpen op de beslaglijst.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr. A. Baardman, als voorzitter, mr. B.P. de Boer en mr. C.H.M. Royakkers, leden, in bijzijn van de griffier mr. H.E.M. Lucas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 augustus 2025.