ECLI:NL:GHAMS:2025:2383 - Gerechtshof Amsterdam - 10 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000738-23
datum uitspraak: 10 september 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-181357-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2025.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2020 te Heemskerk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of ongeveer 177,15 gram Mefedrone en MDMA, zijnde Mefedrone en/of MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 april 2020 te Heemskerk opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,77 gram MDMA en 177,15 gram Mefedron en MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering:
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen of een taakstraf voor de duur van 120 uren, rekening houdende met de ouderdom van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ruim 177 gram MDMA en mefedron, in de vorm van een grote hoeveelheid pillen. Het betrof een zodanige hoeveelheid dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verkoop. De handel in verdovende middelen en verdere verspreiding daarvan werkt andere vormen van criminaliteit in de hand en brengt risico’s met zich mee voor de volksgezondheid.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden.
Het hof houdt echter in strafmatigende zin rekening met de ouderdom van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verdachte heeft immers op 7 maart 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof thans arrest wijst. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden met ongeveer 5 maanden. Om die reden zal het hof 20 uren op de taakstraf in mindering brengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J. Dubelaar, mr. R.D. van Heffen en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2025.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================= […]