ECLI:NL:GHAMS:2025:2096 - Gerechtshof Amsterdam - 21 juli 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
proces-verbaal terechtzitting
GERECHTSHOF AMSTERDAM
datum arrest 21 juli 2025
parketnummer 23-000904-24
datum vonnis eerste aanleg 3 april 2024
parketnummer 13-342963-21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, enkelvoudige kamer, op 21 juli 2025.
Tegenwoordig:
mr. N.A. Schimmel raadsheer,
en mr. S. Pesch griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. A.N. Verlinden, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, gedagvaard als:
[verdachte]
geboren [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
[adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd te [detentieadres] ,
is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, die desgevraagd verklaart door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd als advocaat de verdachte te verdedigen.
Tevens is verschenen het slachtoffer, [slachtoffer] .
De raadsheer deelt mede dat blijkens de mededeling van de bode de verdachte afstand heeft gedaan en dat een afstandsverklaring zal volgen.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsman van de verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat de verdachte vindt dat hij ten onrechte is veroordeeld en subsidiair de straf te zwaar is.
Desgevraagd geven de advocaat-generaal en de raadsman te kennen geen behoefte te hebben aan het voorhouden van stukken. De raadsheer deelt mede dat het dossier dan als voorgehouden dient te worden beschouwd.
De raadsheer houdt in het kader van de persoonlijke omstandigheden een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 juli 2025 voor en deelt mede dat het bepaalde uit artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De raadsman vult aan ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden:
Mijn cliënt zit momenteel een straf uit, opgelegd door de rechtbank Den Haag ter zake een woninginbraak. Aan die straf zit ook een uitgebreid kader gekoppeld met onder meer begeleid wonen. Het is een flink pakket en er is werk aan de winkel, maar mijn cliënt wil aan de slag. Ik denk dat hij nog wat openstaande schulden heeft, maar ik weet niet proces hoeveel. Er waren betalingsregelingen, maar toen hij vast kwam te zitten zijn die betalingsregelingen ingetrokken.
De advocaat-generaal rekwireert tot een bewezenverklaring en vordert dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd. De advocaat-generaal legt de vordering over aan het hof. Dit stuk wordt in het dossier gevoegd.
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt:
Mijn cliënt heeft een verkeersfout gemaakt door geen voorrang te verlenen. Dat is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van gevaarzetting te kunnen komen. In het dossier wordt gesproken over een verhoogd THC-gehalte in het bloed van mijn cliënt. Dit is onderzocht, maar dit was onvoldoende om mee te nemen in de strafbaarheid. Ook kan niet uit het dossier volgen dat mijn cliënt op het moment van het ongeval gebruik maakte van zijn mobiele telefoon.
Subsidiair voer ik een strafmaatverweer. In eerste instantie is een strafbeschikking uitgevaardigd voor een bedrag van 500 euro. In eerste aanleg is er aan mijn cliënt een hogere geldboete en bovendien een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. Gelet op het tijdsverloop en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, verzoek ik het hof te volstaan met een voorwaardelijke geldboete van 500 euro. Mocht u van oordeel zijn dat alsnog een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, verzoek ik u om deze ook voorwaardelijk op te leggen en daaraan een proeftijd van 1 jaar te verbinden.
Mevrouw [slachtoffer] , het slachtoffer, deelt mede dat zij elke zitting aanwezig is geweest, het gebeurde veel impact op haar heeft gemaakt en zij tot op de dag van vandaag wordt geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval. Zij geeft te kennen dat ze het jammer vindt dat de verdachte nooit is gekomen naar een zitting om zijn verantwoordelijkheid te nemen.
De advocaat-generaal voert het woord in repliek als volgt:
Het verhaal van mevrouw [slachtoffer] benadrukt wat de gevolgen kunnen zijn. De tenlastelegging is toegespitst op de voorrangsfout, maar daarbij moeten alle omstandigheden van het geval betrokken worden. Ik persisteer voor het overige.
De raadsman persisteert.
Aan de raadsman wordt het recht gelaten namens de verdachte het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Amstelveen als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Fiat met het kenteken [kenteken] ), gaande in de richting van de kruising van de Maalderij en de Zetterij, daarmede heeft gereden over de weg, de Maalderij en
- terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs, te weten cocaïne en thc, althans na het gebruik van een hoeveelheid hard- en/of softdrugs en/of
- terwijl hij een telefoon, althans een soortgelijk voorwerp in zijn hand had en/of keek naar die telefoon en/of
- terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
- terwijl op de Maalderij voor genoemde kruising bord model B 6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en/of
- terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Maalderij haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht die kruising is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg, de Zetterij rijdend, gelet op zijn, verdachte rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnd ander voertuig, te weten een bakfiets en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die kruisende weg, de Zetterij rijdend, toen dicht genaderd zijnde andere voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op of omstreeks10 november 2020 te Amstelveen als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Fiat met het kenteken [kenteken] ), gaande in de richting van de kruising van de Maalderij en de Zetterij, daarmede heeft gereden over de weg, de Maalderij en
- terwijl hij onder invloed verkeerde van drugs, te weten cocaïne en thc, althan/of
- terwijl hij een telefoon, althans een soortgelijk voorwerp in zijn hand had en/of keek naar die telefoon en/of
- terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
- terwijl op de Maalderij voor genoemde kruising bord model B 6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en/of
- terwijl direct voor die kruising op het wegdek van die weg, de Maalderij haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht die kruising is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een over die kruisende (voorrangs)weg, de Zetterij rijdend, gelet op zijn, verdachte rijrichting, toen dicht van links genaderd zijnde ander voertuig, te weten een bakfiets en/of is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat over die kruisende weg, de Zetterij rijdend, toen dicht genaderd zijnde andere voertuig, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bewijsmiddelen
De in de bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren de redengevende feiten en omstandigheden op, waarop de beslissing van het hof steunt, dat het tenlastegelegde en bewezen geachte feit door verdachte is begaan.
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020237097-8 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaringen van de verbalisanten voornoemd of van één van hen:
Op 10 november 2020 kwamen wij ter plaatse van een ongeval. Wij zagen een Fiat met het kenteken: [kenteken] op de daar aanwezige voetgangers oversteekplaats, stil staan. Wij zagen naast het bestuurdersportier van de Fiat staan een man die bleek later te zijn: [verdachte] geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] . Wij zagen verder op de grond rechts voor de Fiat een voor ons onbekende vrouw liggen. Wij zagen dat zij een hoofdwond had waar bloed uit kwam. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , hoorde een daar aanwezige getuigen tegen mij zeggen:" Hij zat op zijn telefoon." Hiervan is een afzonderlijk proces-verbaal van getuige opgemaakt. Wij hebben vervolgens [verdachte] laten blazen op een ademanalyse apparaat en daar kwam een "P" uit. Hierna hebben collega's bij [verdachte] een drugs in het verkeer test uitgevoerd door middel van een mondswap. Uit deze mondswap kwam naar voren dat er mogelijk sprake was van THC en cocaïne gebruik bij [verdachte] .
- Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2020237097-6 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [getuige]:
Ik reed op 10 november 2020 op het fietspad parallel aan de Zetterij, te Amstelveen. Ik fietste samen met mijn vriendin. Ik naderde de kruising Zetterij met de Maalderij en ik minderde vaart. Ik keek naar links en ik keek naar rechts. Ik zag dat er geen voertuig aankwam. Ik zag dat mijn vriendin ook naar links en rechts keek en vaart minderde. Ik zag dat vanuit de Maalderij een voertuig in een rechte lijn de kruising overstak. Ik zag dat de bestuurder voordat hij mijn vriendin raakte, naar beneden keek en niet recht vooruit keek. Ik zag dat bestuurder niet remde. Ik zag dat de bestuurder harder reed dan stapvoets. Ik zag dat het voertuig mijn vriendin raakte. Ik zag dat mijn vriendin over de motorkap van het voertuig vloog. Ik zag dat de bestuurder zijn telefoon nog in de hand had toen hij uitstapte. Ik hoorde de bestuurder zeggen: Sorry, mijn telefoon viel uit.
- Een proces-verbaal overtreding van 23 februari 2021 met nummer PL1300-2020237097-1 in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4]
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaringen van de verbalisant voornoemd:
Locatie ongeval 10 november 2020 op de Maalderij op de kruising met Zetterij te Amstelveen, zijnde een weg voor het openbaar verkeer openstaande weg. Gebeurd bij daglicht, het was droog
Personenauto kwam in zuidwestelijke richting gereden over de rijbaan van de Maalderij. Gekomen op het kruispunt van de Maalderij met de Zetterij, stak de bestuurder de rijbaan van de Zetterij over. Fietser bereed het fietspad van de Zetterij in noordwestelijke richting. Op het moment dat de betrokkene de rijbaan van de Zetterij overstak, botste hij met de voorzijde van de personenauto tegen de rechterzijde van de bakfiets. Bakfiets kwam hierbij op zijn kant terecht en de fietser liep hoofdletsel op. Fietser was voorranggerechtigd. Bord B6 en haaientanden genegeerd (het hof begrijpt: de bestuurder van de auto heeft Bord B6 en de haaientanden genegeerd). Tevens zou bestuurder personenauto met een mobiele telefoon bezig geweest zijn. Letsel fietser met hoofdletsel naar ziekenhuis overgebracht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ter zake het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van 1000,00 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en gelet de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt door niet te stoppen voor een stopstreep, terwijl hij was afgeleid. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en heeft de verkeersveiligheid van zowel zichzelf als andere weggebruikers in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt omdat de fietser, die de verdachte heeft aangereden, gewond is geraakt. Zij wordt tot op de dag van vandaag nog steeds geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete zoals opgelegd in eerste aanleg passend en geboden. De eveneens in eerste aanleg opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid acht het hof, als stok achter de deur, eveneens passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof overweegt dat in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijkheid te beoordelen termijn aangevangen op 30 maart 2021, de dag dat de strafbeschikking is uitgevaardigd. Het vonnis waarvan beroep is gewezen op 11 september 2023. Op 25 september 2023 is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 21 juli 2025 uitspraak.
Het hof constateert dat in eerste aanleg de redelijke termijn is overschreden en dat geen sprake is van voortvarende behandeling in hoger beroep, zodat de procedure als geheel, uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, meer dan vier jaren heeft geduurd. Naar het oordeel van het hof is daarom sprake van een overschrijding van de redelijke termijn en dient dit te worden gecompenseerd in de strafmaat. Om die reden zal het hof de op te leggen geldboete matigen tot 900 euro.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar. Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 30 december 2021 onder CJIB nummer [nummer] .
De raadsheer geeft aan de raadsman kennis dat de verdachte binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen tegen dit arrest.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Afstandsverklaring is tijdens de zitting binnengekomen.