Artikel 9
1. Onze Minister verschaft aan de vreemdeling, die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder a tot en met d, f tot en met h en j tot en met m, en aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, sub 2°, 4° en 6°, een document of schriftelijke verklaring, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt.
2. Onze Minister verschaft aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, en gemeenschapsonderdaan is als bedoeld in artikel 1, sub 1°, 3° en 5° een document, waaruit het rechtmatig verblijf blijkt, indien de vreemdeling het duurzaam verblijfsrecht heeft verkregen als bedoeld in artikel 16 van Richtlijn nr. 2004/38/EG (richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) 1612/68 (verordening) en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG (richtlijn), 68/360/EEG (richtlijn), 72/194/EEG (richtlijn), 73/148/EEG (richtlijn), 75/34/EEG (richtlijn), 75/35/EEG (richtlijn), 90/364/EEG (richtlijn), 90/365/EEG (richtlijn) en 93/96/EEG (richtlijn) (PbEU L 158).
3. Onze Minister verschaft desgevraagd een dergelijk document of schriftelijke verklaring aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder i.
4. Bij de aanvraag van een beschikking anders dan op grond van deze wet legt de vreemdeling desgevraagd een kopie van het document of de schriftelijke verklaring over, dat wordt aangemerkt als een bescheid als bedoeld in artikel 4:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Onze Minister wijst bij ministeriële regeling de bescheiden, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, aan en kan modellen vaststellen voor de documenten en de schriftelijke verklaring.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4127 - Raad van State - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13392 - Rechtbank Den Haag - 7 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17738 - Rechtbank Den Haag - 29 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16888 - Aanvraag toetsing EU-recht doorbreekt bewaring ondanks vermoeden van misbruik - 12 september 2025
Een onderbouwde aanvraag om toetsing aan EU-recht leidt tot procedureel rechtmatig verblijf en maakt vreemdelingenbewaring onrechtmatig. De rechtbank oordeelt dat voor misbruik van recht meer nodig is dan enkel het late indienen van de aanvraag, zeker als deze met documenten is gestaafd.
ECLI:NL:RVS:2025:4159 - Raad van State - 29 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12252 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13289 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13291 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13293 - Rechtbank Den Haag - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13287 - Rechtbank Den Haag - 4 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3344 - Raad van State - 22 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4701 - Raad van State - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4605 - Raad van State - 29 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17395 - Voorlopige voorziening afgewezen na ongegrond beroep in vreemdelingenzaak - 19 september 2025
De voorzieningenrechter wijst een verzoek om een voorlopige voorziening af. Omdat de rechtbank in de hoofdzaak, die de afwijzing van een aanvraag voor een EU/EER verblijfsdocument betrof, op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan en het beroep ongegrond heeft verklaard, is een voorlopige voorziening niet meer nodig.
ECLI:NL:RVS:2025:4492 - Gezag van gewijsde en rechtspraak: binding aan eerdere rechtbankuitspraak - 18 september 2025
De rechtbank moet een eerder, onherroepelijk oordeel over een rechtsvraag respecteren wanneer zij een nieuw besluit op bezwaar beoordeelt. Zonder nieuwe feiten of gewijzigd recht is een volledige herbeoordeling in strijd met het gezag van gewijsde, conform de zogenoemde rechtspraak van Brummen.