Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3606 - Raad van State - 1 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:36061 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

BRS.25.000812

ECLI:NL:RVS:2025:3606

Datum uitspraak: 1 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de minister van Asiel en Migratie,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juni 2025 in zaken nrs. 23/15019 en 24/78 in het geding tussen:

[betrokkene]

en

de minister.

Procesverloop

Bij besluiten van 24 maart 2019 en 1 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aanvragen van betrokkene om afgifte van een document als bedoeld artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluiten van 20 december 2023 heeft de staatssecretaris de daartegen door betrokkene gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 5 juni 2025 heeft de rechtbank de daartegen door betrokkene ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister binnen zestien weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op de gemaakte bezwaren neemt.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. P.B. Weenink, advocaat in Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

  1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.

  2.        De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom en gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.

  3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt

voorzieningenrechter

w.g. Pronk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025

1028