Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4605 - Raad van State - 29 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:460529 september 2025

Uitspraak inhoud

202504316/1/V1.

Datum uitspraak: 29 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2025 in zaak nr. NL25.4463 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van appellant om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluit van 22 januari 2025 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 8 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.

Appellant is in de gelegenheid gesteld om zich nader uit te laten.

Overwegingen

1.       De griffier heeft appellant er bij aangetekende brief van 28 juli 2025 op gewezen dat zij voor het hoger beroep griffierecht moet betalen. Haar is daarbij verzocht om het griffierecht uiterlijk op 11 augustus 2025 te voldoen. In die brief staat ook dat als het griffierecht niet op die datum is ontvangen, het hoger beroep alleen al daarom niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De brief van 28 juli 2025 is niet afgehaald bij PostNL en op 13 augustus 2025 retour ontvangen door de Raad van State. De brief is nogmaals, maar nu per gewone post, toegezonden aan appellant. Haar is daarbij verzocht om het griffierecht uiterlijk op 27 augustus 2025 te voldoen. Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om redenen aan te voeren waarom de termijn is overschreden.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

w.g. Sevenster

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Hanrath

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025

392