Artikel 6
1. De vreemdeling aan wie toegang is geweigerd kan worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats.
2. Een ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
3. De vreemdeling die aan de grens te kennen heeft gegeven een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 te willen indienen kan, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn, eveneens worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die kan worden beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek, in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over de toegang.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het voor de beveiligde ruimte of plaats, bedoeld in het eerste lid, geldende regime, waaronder begrepen de nodige beheersmaatregelen. Hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
5. Een krachtens het vierde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
6. Onze Minister kan de maatregel, bedoeld in het eerste en tweede lid, opleggen aan de vreemdeling aan wie toegang is geweigerd en op wie voorafgaand aan de toegangsweigering het derde lid van toepassing was, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over toepassing van het derde en het zesde lid.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:2925 - Raad van State - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15658 - Rechtbank Den Haag - 21 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3148 - Raad van State - 10 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:13321 - Rechtbank Den Haag - 17 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:12182 - Rechtbank Den Haag - 11 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17107 - Rechtbank Den Haag - 10 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17108 - Rechtbank Den Haag - 10 september 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15989 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15990 - Rechtbank Den Haag - 27 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15787 - Rechtbank Den Haag - 25 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:15791 - Rechtbank Den Haag - 25 augustus 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11900 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:11901 - Rechtbank Den Haag - 1 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3201 - Raad van State - 16 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3081 - Raad van State - 9 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:18190 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4723 - Raad van State - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:17431 - Onrechtmatigheid grensdetentie na gegrond asielberoep: termijn voor opheffing - 22 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig wordt op de dag ná de uitspraak waarin het asielberoep gegrond wordt verklaard. De overheid moet een redelijke termijn gegund worden om kennis te nemen van de uitspraak en deze uit te voeren; opheffing op de volgende dag is te voortvarend.
ECLI:NL:RVS:2025:4357 - Raad van State: Grensdetentie langer dan dertien weken is onrechtmatig - 15 september 2025
De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat grensdetentie onrechtmatig wordt zodra deze de termijn van dertien weken, zoals vastgelegd in de Opvangrichtlijn, overschrijdt. Een vreemdeling wiens detentie langer duurt, heeft recht op schadevergoeding voor de periode die de dertien weken overschrijdt.