Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2025:17431 - Onrechtmatigheid grensdetentie na gegrond asielberoep: termijn voor opheffing - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2025:1743122 september 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat een vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig wordt op de dag ná de uitspraak waarin het asielberoep gegrond wordt verklaard. De overheid moet een redelijke termijn gegund worden om kennis te nemen van de uitspraak en deze uit te voeren; opheffing op de volgende dag is te voortvarend.

Rechtsgebieden

Genoemde wetsartikelen

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.39526

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. S. Sewnath),

en

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 mei 2025 aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiser heeft tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.

Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.

Verweerder heeft op 21 augustus 2025 de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.

De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 27 augustus 2025 gesloten.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?

  1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 juli 2025[1] volgt dat de maatregel tot het moment van het sluiten van het onderzoek op 24 juli 2025 rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel slechts de periode van belang sinds het sluiten van dat onderzoek.

1.1. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voor de opheffing ervan onrechtmatig is geweest.

1.2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Zij legt hierna uit hoe zij tot dat oordeel komt.

Wat betrekt de rechtbank in haar beoordeling?

  1. Eiser stelt de Russische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1991.

Had verweerder de maatregel eerder moeten opheffen?

  1. Eiser voert aan dat verweerder de vrijheidsontnemende maatregel ten onrechte pas op 21 augustus 2025 heeft opgeheven. Op 20 augustus 2025 heeft deze rechtbank en zittingsplaats zijn asielberoep gegrond verklaard.[2] Verweerder had de maatregel diezelfde dag nog moeten opheffen.

3.1. De rechtbank stelt vast dat aan eiser in het kader van het grensbewakingsbelang een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld in haar uitspraak van 28 juni 2024[3], is grensdetentie geoorloofd als is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 8, derde lid, aanhef en onder c, van de Opvangrichtlijn[4]. Uit die bepaling volgt dat een verzoeker in bewaring mag worden gehouden om in het kader van een procedure een beslissing te nemen over het recht om het grondgebied te betreden. Uit artikel 9, eerste lid, van de Opvangrichtlijn volgt dat de bewaring zo kort mogelijk moet duren en slechts zolang de in artikel 8, derde lid, van de Opvangrichtlijn genoemde redenen van toepassing zijn.

3.2. Omdat het besluit van verweerder op eisers asielaanvraag is vernietigd met de uitspraak van 20 augustus 2025, is ook verweerders besluit om eiser de toegang te weigeren vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel de dag nadat de uitspraak in het asielberoep is gedaan en in het openbaar is uitgesproken, onrechtmatig is geworden en niet op de dag dat de uitspraak is gedaan. Verweerder moet namelijk enige tijd worden gegund om kennis te nemen van de uitspraak en daar uitvoering aan te geven. De rechtbank is van oordeel dat opheffing van de maatregel op de dag volgend op de dag waarop uitspraak is gedaan dan ook redelijk is. Nu verweerder de maatregel op 21 augustus 2025 heeft opgeheven, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Heeft de maatregel om een andere reden onrechtmatig voortgeduurd?

  1. De rechtbank is ook ambtshalve niet gebleken dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig heeft voortgeduurd tot de opheffing daarvan.

Wat is de conclusie?

  1. Het beroep is ongegrond. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af.

5.1. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.P. van Brunschot, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

NL25.32227.

NL25.25500 en NL25.25501.

ECLI:NL:RVS:2024:2639.

Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.


Voetnoten

NL25.32227.

NL25.25500 en NL25.25501.

ECLI:NL:RVS:2024:2639.

Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.