ECLI:NL:RBDHA:2025:18190 - Rechtbank Den Haag - 2 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht zaaknummer: AWB 25/11008
geboren [geboortedatum verzoeker] van [nationaliteit] , V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en
Procesverloop
1.1. In het besluit van 20 mei 2025 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
1.2. Bij verzoekschrift van 20 mei 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen dat uitzetten achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
1.3. Op 21 mei 2025 heeft verzoeker hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4. Op 13 juni 2025 heeft de minister een beschikking genomen op het bezwaarschrift tegen het besluit van 20 mei 2025. Hierbij is het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.5. Bij brief van 24 juni 2025 heeft de minister laten weten dat de beschikking van 13 juni 2025 op 20 juni 2025 is ingetrokken en dat derhalve het bezwaar weer open is komen te vallen.
1.6. Bij brief van 16 september 2025 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.
Overwegingen
- Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
- Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
wijst het verzoek toe;
-
gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
-
veroordeelt de minister in de proceskosten van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: