Artikel 36
1. De artikelen 929, 935, eerste lid, 936, tweede tot en met zesde lid, 941 vijfde lid, 969, 972,977, tweede lid,978, 979, 980 en 983 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een toezegging omtrent pensioen als bedoeld in deze wet, alsmede op verzekeringsovereenkomsten die worden gesloten in verband met een pensioenvoorziening, een deelneming in een pensioenfonds of pensioenregeling of een regeling die op grond van deze wet gelijkgesteld is met een toezegging omtrent pensioen.
2. Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 930, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboekis niet mogelijk, tenzij door een persoon aan wie een toezegging omtrent pensioen is gedaan of door een persoon voor wie een pensioenvoorziening, deelneming of regeling geldt die op grond van deze wet daarmee gelijkgesteld is, niet is voldaan aan de in artikel 928 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het pensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de werkgever.
3. Een beding als bedoeld in artikel 941, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is nietig wanneer dit is opgenomen in een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid.
4. Voor zover bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in strijd zijn met het bij of krachtens deze wet bepaalde, blijven die bepalingen van de titels 17 en 18 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2007]