Artikel 2
1. Een werkgever, die aan personen, verbonden aan zijn onderneming, toezeggingen omtrent pensioen doet of vóór de inwerkingtreding van dit artikel gedaan heeft, is verplicht ter uitvoering daarvan:
a. hetzij toe te treden tot een bedrijfstakpensioenfonds; b. hetzij aan de onderneming een ondernemingspensioenfonds te verbinden; c. hetzij voorzieningen te treffen overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid; d. hetzij de toezeggingen omtrent pensioen onder te brengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, die beschikt over een daartoe verleende vergunning, bedoeld in artikel 32r, onderdeel a, en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld als bedoeld in artikel 32r, onderdeel b;
een en ander met inachtneming van de bepalingen van deze wet.
2. Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk blijkt, wordt een werkgever geacht aan een persoon, als bedoeld in het vorige lid, een toezegging gedaan te hebben, indien die persoon behoort tot een groep van personen, voor wie in de onderneming een regeling betreffende pensioenen geldt.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:
a. op een toezegging, welke een werkgever doet bij of na de opzegging van de dienstbetrekking en welke betreft de uitkering van pensioen terstond na het eindigen van die dienstbetrekking; b. op een toezegging, welke een werkgever doet aan werknemers, die voor de onderneming buiten Nederland werkzaam zijn of bestemd zijn voor dadelijke tewerkstelling buiten Nederland, behalve indien zij hun woonplaats in Nederland hebben, onderscheidenlijk behouden; c. op een toezegging welke een werkgever, zijnde een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, doet aan een aan zijn onderneming verbonden persoon, die
1°. of houder is van aandelen die ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen, of indirect houder is van aandelen die ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen, of houder is van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen, en 2°. ten opzichte van de werkgever schriftelijk ermede heeft ingestemd dat de toezegging niet overeenkomstig het eerste lid wordt uitgevoerd, zulks indien en voor zolang aan het gestelde onder 1e wordt voldaan en de toezegging voldoet aan de met betrekking tot dit onderdeel bij ministeriële regeling vast te stellen nadere regels;
d. op een toezegging respectievelijk een deel van een toezegging omtrent pensioen van een werkgever aan een persoon verbonden aan zijn onderneming op grond van diens leeftijd van 60 jaar of ouder respectievelijk 51 tot en met 59 jaar op het tijdstip van de toezegging. Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot dit onderdeel nadere regels gesteld.
4. Voorzieningen, als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan een werkgever treffen door:
A. Vervallen B. verzekeringsovereenkomsten te sluiten met een verzekeraar:
1°. die in het bezit is van de ingevolge artikel 24, eerste lid, van Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste vergunning of heeft voldaan aan de ingevolge de artikelen 37 of 38 van die wet vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland; of 2°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure als bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van genoemde wet indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.
C. er voor te zorgen, dat personen, verbonden aan zijn onderneming, daartoe door hem geheel of ten dele in staat gesteld, zelf overeenkomsten als onder B bedoeld sluiten.
Onze Minister stelt regelen vast met betrekking tot het geval een werkgever zijn toezegging uitvoert of heeft uitgevoerd door het treffen van voorzieningen, bedoeld in dit lid, onder B en C. Deze regelen moeten waarborgen, dat de positie van de betrokkenen met inachtneming van de aard van die voorzieningen niet beter of slechter is dan bij uitvoering van de toezegging op een van de andere wijzen voorzien in het eerste lid. Bedingen, die in strijd zijn met die regelen, zijn nietig.
5. Een werkgever is gehouden ervoor zorg te dragen dat degene, aan wie hij de uitvoering van de pensioentoezegging heeft toevertrouwd, de overeengekomen bijdragen ontvangt.
6. Indien de toezegging inhoudt dat de omvang van de werkgeversbijdrage telkens aan het einde van een periode wordt vastgesteld, mag een zodanige periode niet langer dan een jaar duren.
7. Indien een werkgever zich bij de toezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling heeft voorbehouden, is hij verplicht van dit voorbehoud schriftelijk mededeling te doen aan degene aan wie hij de uitvoering van de pensioentoezegging heeft toevertrouwd. Hij kan dit voorbehoud slechts maken voor het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wanneer hij voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van dit voorbehoud over te gaan, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan degene aan wie hij de uitvoering van de pensioentoezegging heeft toevertrouwd, alsmede aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen.
8. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het begrip «toezegging omtrent pensioen», bedoeld in het eerste lid. Daarbij kunnen vrijwillige pensioenvoorzieningen onderscheidenlijk deelnemingen in een pensioenfonds of pensioenregeling, anders dan bedoeld in het negende en tiende lid, worden gelijkgesteld met pensioenvoorzieningen op grond van een toezegging omtrent pensioen onderscheidenlijk deelnemingen ter uitvoering van een toezegging omtrent pensioen.
9. Met pensioenvoorzieningen op grond van een toezegging omtrent pensioen worden gelijkgesteld vrijwillige pensioenvoorzieningen en regelingen als bedoeld in artikel 13, vierde lid, onderdeel a, onder 3° en 4°, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993.
10. Met deelneming in een pensioenfonds ter uitvoering van een toezegging omtrent pensioen wordt gelijkgesteld deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
11. Wanneer een werkgever het voornemen heeft de toezeggingen omtrent pensioen onder te brengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat, is artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden hierop van overeenkomstige toepassing.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2007]