Terug naar bibliotheek
Besluit uitvoering EU-verordeningen financiële marktenArtikel 2

Artikel 2

Laatste versie

1. Als bevoegde autoriteit in de zin van de hierna genoemde verordeningen, belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens die verordeningen gestelde regels, worden aangewezen:

a. voor verordening (EU) nr. 2017/1129 (prospectus): de Autoriteit Financiële Markten; b. vervallen; c. voor verordening (EG) nr. 1060/2009 (ratingbureaus):

1°. ten aanzien van de gehele verordening met uitzondering van artikel 4, eerste lid, voor zover het een bank, centrale tegenpartij, herverzekeraar, pensioenfonds, premiepensioeninstelling of verzekeraar betreft, en artikel 5 bis, eerste lid: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van artikel 4, eerste lid, voor zover het een bank, centrale tegenpartij, herverzekeraar, pensioenfonds, premiepensioeninstelling of verzekeraar betreft, en artikel 5 bis, eerste lid: de Nederlandsche Bank;

d. voor verordening (EU) nr. 583/2010 (essentiële beleggersinformatie): de Autoriteit Financiële Markten; e. voor verordening (EU) nr. 1031/2010 (veiling van broeikasgasemissierechten), voor zover het betreft de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 18, tweede en derde lid, en tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van die vergunningen: de Autoriteit Financiële Markten; f. voor verordening (EU) nr. 236/2012 (short selling en kredietverzuimswaps): de Autoriteit Financiële Markten; g. voor verordening (EU) nr. 260/2012 (betaaldiensten):

1°. ten aanzien van de artikelen 3 tot en met 6 en 9 de Nederlandsche Bank; 2°. ten aanzien van artikel 8 de Autoriteit Consument en Markt;

h. voor verordening (EU) nr. 648/2012 (EMIR):

1°. ten aanzien van de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 4 bis, 6 bis, tweede lid, 11, 12, voor zover de tegenpartij een bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is, alsmede ten aanzien van de artikelen 14 tot en met 21, 25, tot en met 35 en 40 tot en met 54: de Nederlandsche Bank; 2°. ten aanzien van de artikelen 4, eerste tot en met derde lid, 4 bis, 6 bis, tweede lid, 11, 12, voor zover de tegenpartij geen bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is, alsmede ten aanzien van de artikelen 4, derde lid bis, 5 tot en met 10, 36 tot en met 39, 57, 59, 61 tot en met 63, 68 en 71 tot en met 74: de Autoriteit Financiële Markten;

i. voor verordening (EU) nr. 345/2013 (Europese durfkapitaalfondsen): de Autoriteit Financiële Markten; j. voor verordening (EU) nr. 346/2013 (Europese sociaalondernemerschapsfondsen): de Autoriteit Financiële Markten; k. voor verordening (EU) nr. 575/2013 (Kapitaalvereisten): de Nederlandsche Bank; l. voor verordening (EU) nr. 596/2014 (marktmisbruik): de Autoriteit Financiële Markten; m. voor verordening (EU) nr. 600/2014 (MiFIR): de Autoriteit Financiële Markten; n. voor verordening (EU) nr. 909/2014 (centrale effectenbewaarinstelllingen):

1°. ten aanzien van de artikelen 9, voor zover het een bank betreft, 39 tot en met 47, 54 tot en met 57 en 59 en 60: de Nederlandsche Bank; 2°. ten aanzien van de artikelen 3 tot en met 7, 9, voor zover het een andere onderneming dan een bank betreft, 16 tot en met 20, 23, 26 tot en met 38 en 48 tot en met 53: de Autoriteit Financiële Markten;

o. voor verordening (EU) br. 1286/2014 (PRIIP’s): de Autoriteit Financiële Markten; p. voor verordening (EU) nr. 2015/760 (Europese langetermijnbeleggingsinstellingen): de Autoriteit Financiële Markten; q. voor verordening (EU) nr. 2015/35 (Solvabiliteit II): de Nederlandsche Bank; r. voor verordening (EU) nr. 2015/751 (afwikkelingsvergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties):

1°. ten aanzien van de artikelen 3 tot en met 6, 8, eerste lid en derde tot en met zesde lid, 10 en 11: de Autoriteit Consument en Markt; 2°. ten aanzien van artikel 7: de Nederlandsche Bank; 3°. ten aanzien van de artikelen 8, tweede lid, 9 en 12: de Autoriteit Financiële Markten;

s. voor verordening (EU) nr. 2016/1011 (benchmarks): de Autoriteit Financiële Markten; t. voor verordening (EU) nr. 2017/565 (MiFID II organisatorische vereisten): de Autoriteit Financiële Markten; u. voor verordening (EU) nr. 2017/2358 (productontwikkeling en -governance): de Autoriteit Financiële Markten; v. voor verordening (EU) nr. 2017/2359 (verzekeringen met een beleggingscomponent): de Autoriteit Financiële Markten; w. voor verordening (EU) nr. 2015/2365 (SFTR):

1°. ten aanzien van de artikelen 4, 13, 14 en, 24, derde lid, voor wat betreft de verwijzing naar artikel 4: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van andere artikelen dan die, genoemd onder 1°:

i. voor zover de tegenpartij een bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is: de Nederlandsche Bank; ii. voor zover de tegenpartij geen bank, verzekeraar, herverzekeraar of pensioenfonds is: de Autoriteit Financiële Markten;

x. voor verordening (EU) nr. 2017/2402 (verordening) (securitisaties):

1°. de Nederlandsche Bank: ten aanzien van:

de artikelen 6 tot en met 9, 30, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, indien het een SSPE betreft als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties), die is verbonden aan een initiator, oorspronkelijke kredietverstrekker of sponsor met een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning; de artikelen 5 tot en met 9, 29, zesde lid, 30, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, 43, vijfde tot en met achtste lid, voor zover het betreft een bank, tenzij de Europese Centrale Bank bevoegd is toezicht uit te oefenen op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht, beleggingsonderneming onder de verordening kapitaalvereisten, verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 13, eerste onderdeel, onderscheidenlijk vierde onderdeel, van de richtlijn solvabiliteit II, een pensioenfonds of premiepensioeninstelling; en de artikelen 18, 27, 30, tweede lid, onderdelen b en c, 43, tweede lid, en 43 bis, eerste en tweede lid;

2°. de Autoriteit Financiële Markten: ten aanzien van:

de artikelen 3, 4, aanhef en onderdelen a tot en met b, en 28; de artikelen 6 tot en met 9, 30, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, indien het een SSPE betreft als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de verordening (EU) nr. 2017/2402 (securitisaties), die is verbonden aan een initiator, oorspronkelijke kredietverstrekker of sponsor zonder door een toezichthouder verleende vergunning of met een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning of indien het een initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker als bedoeld in artikel 29, vierde lid, van die verordening betreft; en de artikelen 5 tot en met 9, 29, zesde lid, 30, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en artikel 43, vijfde tot en met achtste lid, voor zover het een beleggingsinstelling, of icbe betreft;

y. voor verordening (EU) nr. 2017/1131 (geldmarktfondsen):

1°. ten aanzien van de gehele verordening met uitzondering van de artikelen 28 en 37, tweede lid, onderdeel c: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van de artikelen 28 en 37, tweede lid, onderdeel c: de Nederlandsche Bank;

z. voor verordening (EU) nr. 2019/1156 (grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s): de Autoriteit Financiële Markten; aa. voor verordening (EU) nr. 2019/1238 (verordening) (PEPP):

1°. ten aanzien van de artikelen 4 tot en met 13, de hoofdstukken III en IV, de artikelen 42 tot en met 44, 45, tweede lid, 48 en 50, eerste tot en met zesde lid, de hoofdstukken VII en VIII, artikel 63 en hoofdstuk X: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van de artikelen 41, 45, eerste lid, 46, en 49, tweede en derde lid: de Nederlandsche Bank;

ab. voor verordening (EU) nr. 2019/2033 (verordening) (prudentiële vereisten beleggingsondernemingen):

1°. ten aanzien van de gehele verordening met uitzondering van de artikelen 48, 51 en 53: de Nederlandsche Bank; 2°. ten aanzien van de artikelen 48, 51 en 53: de Autoriteit Financiële Markten;

ac. voor verordening (EU) nr. 2019/2088 (informatieverstrekking over duurzaamheid): de Autoriteit Financiële Markten; ad. voor verordening (EU) nr. 2020/852 (kader duurzame beleggingen): de Autoriteit Financiële Markten; ae. voor verordening (EU) 2020/1503 (verordening) (crowdfundingdienstverleners voor bedrijven):

1°. ten aanzien van ten aanzien van de gehele verordening met uitzondering van artikel 11: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van artikel 11: De Nederlandsche Bank;

af. voor verordening (EU) nr. 2021/23 (verordening) (herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen): de Nederlandsche Bank; ag. voor verordening (EU) nr. 2021/1230 (grensoverschrijdende betalingen): de Autoriteit Financiële Markten; ah. voor verordening (EU) nr. 2022/858 (DLT pilot regime):

1°. ten aanzien van de artikelen 3, 4, 8, 9, 10 en 11, derde en vijfde lid: de Autoriteit Financiële Markten; 2°. ten aanzien van de artikelen 5 tot en met 7: de Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank al naar gelang de uit artikel 2, eerste lid, onderdelen m, n en ab van dit besluit, met betrekking tot verordening (EU) nr. 600/2014 (verordening) (MiFIR), verordening (EU) nr. 909/2014 (verordening) (centrale effectenbewaarstellingen), verordening (EU) nr. 2019/2033 (verordening) (prudentiële vereisten beleggingsondernemingen) en, met betrekking tot beleggingsondernemingen en marktexploitanten, de Wet op het financieel toezicht voortvloeiende taakverdeling.

2. De Europese Centrale Bank treedt in de plaats van de Nederlandsche Bank als bevoegde autoriteit als bedoeld in het eerste lid, indien dit volgt uit de artikelen 4, 5 en 6 van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287).

Details

[Regeling vervallen per 01-04-2024]