Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep
Afdeling 7.3. Bijzondere bepalingen over administratief beroep
Artikel 7:17

Artikel 7:17 (Afzien horen belanghebbende administratief beroep)

Laatste versie

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien: a. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, b. het beroep kennelijk ongegrond is, c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

Uitleg in duidelijke taal

Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien:

Dit betekent dat er situaties zijn waarin een bestuursorgaan een belanghebbende niet hoeft te horen in het kader van administratief beroep. Dit is toegestaan als een van de hierna volgende omstandigheden zich voordoet:

a. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,

a. Dit houdt in dat het bestuursorgaan van het horen mag afzien indien het beroep overduidelijk (kennelijk) niet-ontvankelijk is.

b. het beroep kennelijk ongegrond is,

b. Dit betekent dat het bestuursorgaan van het horen mag afzien indien het beroep overduidelijk (kennelijk) ongegrond is.

c. de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, of

c. Dit houdt in dat van het horen kan worden afgezien indien de belanghebbende zelf heeft aangegeven dat hij geen gebruik wenst te maken van zijn recht om gehoord te worden.

d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.

d. Dit betekent dat van het horen kan worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een redelijke termijn, die door het bestuursorgaan is gesteld, aangeeft dat hij gebruik wil maken van zijn recht om te worden gehoord.

Gerelateerde rechtspraak

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHARL:2024:4649 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 juli 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:464914 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Noord-Holland

ECLI:NL:RBNHO:2024:1811 - Rechtbank Noord-Holland - 14 februari 2024

ECLI:NL:RBNHO:2024:181114 februari 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:GHARL:2024:4621 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 10 juli 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:462110 juli 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:5896 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 17 september 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:589617 september 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:5489 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 27 augustus 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:548927 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2024:2892 - Rechtbank Overijssel - 30 mei 2024

ECLI:NL:RBOVE:2024:289230 mei 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:2003 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 19 maart 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:200319 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:1845 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 12 maart 2024

ECLI:NL:GHARL:2024:184512 maart 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2023:10636 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 december 2023

ECLI:NL:GHARL:2023:1063614 december 2023Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak