ECLI:NL:GHARL:2023:10636 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 14 december 2023
Arrest
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 23 september 2022, betreffende
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld op de zitting van 1 december 2023. De gemachtigde van de betrokkene is, zoals op voorhand aangekondigd, niet verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .
De beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de officier van justitie de hoorplicht heeft geschonden.
2. In dit geval heeft de betrokkene in administratief beroep zelf, dat wil zeggen zonder (professioneel) gemachtigde, geprocedeerd. De betrokkene heeft niet verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, terwijl hem ook geen termijn is gesteld om te verklaren dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. Ook is geen sprake van een van de andere uitzonderingen op de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:17 van de Algemene wet bestuursrecht, zodat de officier van justitie de betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen, evenals - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie. De overige gronden tegen die beslissingen behoeven geen bespreking meer. Het hof zal vervolgens het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
3. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 oktober 2021 om 16.52 uur op de Jozef Platteweg in Tilburg met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
4. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene en zijn voertuig op de datum van de gedraging niet op de pleeglocatie zijn geweest. De betrokkene was op het moment van de gedraging thuis aan het werk. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde een schermopname van Outlook bijgevoegd waarop te zien is dat de betrokkene e-mails stuurde rond het tijdstip van de gedraging. Verder verklaart de betrokkene stellig dat hij zijn voertuig niet heeft uitgeleend. De gemachtigde vermoedt dat er sprake is van een vergissing en dat is, gelet op de gang van zaken zoals de ambtenaar die schetst, in zijn geheel niet ondenkbaar. De ambtenaar verklaart namelijk dat hij alleen heeft gelet op het kenteken en dat hij deze waarnemingen snel heeft moeten doen omdat het voertuig snel wegreed. Het is zeer de vraag of de ambtenaar zich niet heeft vergist in zijn waarneming. Een fout bij het noteren van het kenteken is zo gemaakt. Bovendien valt niet uit te sluiten dat de ambtenaar die aangeeft dat hij het kenteken op de rug van zijn hand heeft genoteerd, later een karakter verkeerd heeft overgenomen. De gemachtigde stelt dat nu er aan de verklaring van de ambtenaar moet worden getwijfeld, de gedraging niet kan worden vastgesteld. Verder voert de gemachtigde aan dat, hoewel de betrokkene de gedraging niet kan hebben verricht, de verweten gedraging ook niet kan worden vastgesteld op basis van de gegevens in het dossier. Uit de verklaring van de ambtenaar blijkt dat hij geen rechtstreeks zicht had op het verkeerslicht dat het hem kruisende voertuig heeft moeten passeren en heeft dan ook niet kunnen vaststellen welke kleur het verkeerslicht uitstraalde toen de bestuurder dit passeerde. Nu de ambtenaar ook niet verklaart dat hij de afstelling van de verkeerslichten achteraf heeft gecontroleerd, kan de verweten gedraging niet worden vastgesteld.
5. Dat de gedraging is verricht, moet voldoende blijken uit de beschikbare gegevens. Of van de juistheid van deze gegevens kan worden uitgegaan, is ervan afhankelijk of de betrokkene argumenten heeft aangevoerd die leiden tot twijfel aan de juistheid van (delen van) die gegevens dan wel het dossier daar aanleiding toe geeft.
6. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik, verbalisant, zag dat het verkeerslicht van fietsers op groen stond. Ik stak over. Vanaf Baron de Voorst tot Voorstweg kwam een voertuig van rechts die mijn baan overstak. Dit is niet juist. Zijn verkeerslicht stond op rood voor rechtsaf. Ik heb vol in de remmen gemoeten om niet aangereden te worden. (…)”
7. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal van 27 december 2021, waarin de ambtenaar het volgende verklaart:“Op 8 oktober 2021 was ik, verbalisant, op mijn fiets onderweg naar huis na een dienst. Hierbij moet ik de Josef Platteweg oversteken en vervolgens de Burgemeester Baron van Voorst tot Voorstweg. Deze kruisingen zijn middels verkeerslichten beveiligd. Toen ik eenmaal groen kreeg en de Josef Platteweg overstak waarbij ik in een keer beide rijbanen kan oversteken, kwam een voertuig van rechts vanaf de Baron van Voorst tot Voorstweg. Dit voertuig zou normaal voor het rode verkeerslicht moeten wachten totdat ik ben overgestoken alvorens weer groen te krijgen. Ik kon nog net op tijd mijn remmen inknijpen om niet aangereden te worden. (…) Terwijl dit voertuig zijn weg vervolgde heb ik het kenteken op mijn handrug geschreven en heb ik later daar een bekeuring voor geschreven. Als de bestuurder aangeeft daar niet geweest te zijn dan is dit voertuig mogelijk door een ander bestuurd. Omdat ik bijna direct naast het voertuig stond toen deze mij passeerde, kon ik het kenteken erg goed zien. Het was een droge dag waarbij de ondergaande zon scheen dus mijn zicht op het kenteken was niet verstoord. (…)”
8. Ter zitting van het hof heeft de advocaat-generaal een aanvullend proces-verbaal van 27 november 2023 overgelegd, waarin de ambtenaar - voor zover relevant - als volgt verklaart:
“Om op het juiste fietspad terecht te komen dien ik 2x een drukke weg over te steken nl; Jozef Platteweg en de Baron van Voorst tot Voorstweg. Beide oversteekplaatsen zijn middels verkeerslichten beveiligd en reageren op sensoren in de weg die het verkeersaanbod registreren. (…) Op het moment dat mijn verkeerslicht groen licht aangeeft kijk ik tegen de achterkant aan van het verkeerslicht van voertuigen die mij tegemoet komen. Zo ook de betrokkene (…) welke de weg naar rechts volgt. (…) Ik heb later in de week daar een controle gedaan om te zien of het verkeerslicht rood is op het moment de fietsers oversteken. Gezien er van deze kant erg weinig fietsers komen heb ik daarna de afdeling verkeer van de gemeente Tilburg gevraagd hoe het zit met deze regeling. Deze gaven aan dat op het moment de sensor wordt geactiveerd aan de zijde van de fiets door middel van de knop op een paal, de regeling in werking treedt dat de cyclus wordt afgewerkt waarna rechts niet door kan rijden op het moment dat de fietsers groen licht hebben. Daarom zijn de lichten voor rechts en rechtdoor van elkaar gescheiden om de situatie duidelijk te maken. Ook zijn in de lichten pijlen aangebracht om dit nog duidelijker te maken welke stroom op dat moment mag gaan rijden. De gemeente kon niet zien of er storingen waren geweest in de werking van deze lichten op deze dag. Voertuig (…) is, mogelijk per abuis, door rood licht gereden.”
9. Uit de verklaringen van de ambtenaar blijkt dat hij niet rechtstreeks zicht had op het voor de betrokkene bestemde verkeerslicht toen de betrokkene dit passeerde. Voor het opleggen van de onderhavige sanctie is dat ook niet vereist. Wel moet hetgeen de ambtenaar omtrent diens waarneming verklaart, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de betrokkene is doorgereden bij het rode licht. Dat is hier het geval. Het hof is van oordeel dat op basis van de verklaring van de ambtenaar en de toelichting van de afdeling verkeer van de gemeente Tilburg over de werking van de betreffende verkeersinstallatie de conclusie gerechtvaardigd is dat het voor de betrokkene bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde toen hij het passeerde.
10. De gemachtigde heeft voorts geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de waarneming van de ambtenaar. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de ambtenaar specifiek verklaart dat hij het kenteken van het voertuig erg goed kon zien omdat hij bijna direct naast het voertuig stond toen het hem passeerde en het een droge dag was waarbij de ondergaande zon scheen zodat zijn zicht op het kenteken niet werd verstoord. Daarbij heeft de ambtenaar direct na het constateren van de gedraging het kenteken op zijn handrug genoteerd.
Dat de ambtenaar een fout heeft gemaakt bij het noteren van het kenteken of later een karakter verkeerd heeft overgenomen, acht het hof niet aannemelijk. In het licht hiervan geeft de enkele stelling van de betrokkene dat hij zijn voertuig niet heeft uitgeleend onvoldoende reden om aan te nemen dat de ambtenaar een ander voertuig heeft gezien dan dat van de betrokkene en/of dat hij zich heeft vergist. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene. Nu de sanctie is opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder, is niet relevant waar de betrokkene zich ten tijde van de gedraging bevond. Het beroep tegen de inleidende beschikking is daarom ongegrond.
11. Gelet op het hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen oordeelt het hof, onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 22 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9934), dat de betrokkene door de schending van de hoorplicht in dit geval is komen te verkeren in zodanige omstandigheden dat het bedrag van de administratieve sanctie moet worden gematigd met 25 procent.
12. Nu het bedrag van de sanctie wordt gematigd, wordt de betrokkene in het gelijkgesteld als bedoeld in het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 837,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 837,- (= 2 x € 837,- x 0,5).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt gewijzigd in € 187,50;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv teveel tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 837,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.