ECLI:NL:RBNHO:2024:1811 - Rechtbank Noord-Holland - 14 februari 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Handel, Kanton en Bewind locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10786064 \ WM VERZ 23-755 CJIB-nummer : [nummer] Uitspraakdatum : 15 februari 2024
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van [betrokkene] gemachtigde : mr. D. van Zon, Appjection B.V. te Amsterdam.
Het verloop van de procedure
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: verkeersboete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld. De zaak is behandeld op de zitting van 16 januari 2024. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.
Overwegingen
de hoorplicht is niet geschonden
De gemachtigde van betrokkene heeft alleen aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden en dat de boete daarom moet worden verlaagd met 25%. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De officier van justitie heeft op de zitting gesteld dat de hoorplicht niet is geschonden. Volgens de officier van justitie staat sinds 22 december 2022 op de beschikking waarbij de verkeersboete is opgelegd altijd vermeld dat betrokkene uiterlijk vóór een bepaalde datum (een termijn van zes weken na de beschikking) kan aangeven om gehoord te worden. Dat heeft betrokkene niet gedaan en daarom hoefde er ook niet gehoord te worden, aldus de officier van justitie.
Op grond van de wet kan van het horen van betrokkene worden afgezien indien betrokkene niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
De kantonrechter gaat ervan uit dat sinds 22 december 2022 op beschikkingen waarbij een verkeersboete wordt opgelegd, staat vermeld dat betrokkene uiterlijk vóór een bepaalde datum (een termijn van zes weken na de beschikking) kan aangeven om gehoord te worden. De officier van justitie heeft dit op de zitting toegelicht en de gemachtigde van betrokkene heeft dat ook erkend.
Daaruit volgt dat kan worden aangenomen dat ook op de beschikking van 13 februari 2023 waarbij de verkeersboete in deze zaak is opgelegd, staat vermeld dat betrokkene uiterlijk vóór een bepaalde datum kon vragen om gehoord te worden.
Betrokkene heeft in het beroepschrift aan de officier van justitie niet gevraagd om te worden gehoord.
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de officier van justitie in dit geval heeft kunnen afzien van het horen van betrokkene. Er is immers aan betrokkene een redelijke termijn gesteld waarbinnen kon worden gevraagd om te worden gehoord en betrokkene heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
De verwijzing door de gemachtigde van betrokkene naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden treft geen doel. Die uitspraak ziet namelijk op een ander geval, waarin aan betrokkene juist geen termijn was gesteld om te verklaren dat hij of zij gebruik wilde maken van het recht te worden gehoord.
de boete is terecht
Overigens is de kantonrechter van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is daarom ook terecht opgelegd.
het beroep is ongegrond
Het beroep wordt dus ongegrond verklaard.
er is geen reden voor een proceskostenveroordeling
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond; ‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:
Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
Art. 7:17, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht.