Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2024:2003 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 19 maart 2024

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2024:200319 maart 2024

Arrest inhoud

zittingsplaats Leeuwarden

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2023, betreffende

wonende te [woonplaats] .

De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie verhoogd naar € 111,-.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen. De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld op de zitting van 6 maart 2024. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door [naam1] .

De beoordeling

1. De kantonrechter stelt in zijn beslissing aanleiding te zien de sanctie te matigen naar de helft, zijnde € 50,-. Omwille van het bereiken van de appelgrens heeft de kantonrechter echter het bedrag van de sanctie verhoogd naar € 111,-, zodat de betrokkene – zoals hij ter zitting bij de kantonrechter heeft aangegeven te willen – in hoger beroep kon gaan.

2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter de sanctie verhoogd heeft, terwijl de Wahv dit niet toestaat. Bovendien is dit in strijd met het verbod op reformatie in peius (vgl. ECLI:NL:GHARL:2020:7879). De gemachtigde verzoekt de beslissing van de kantonrechter te vernietigen en wegens de gewekte verwachting de sanctie vast te stellen op het bedrag waar de kantonrechter in eerste instantie voornemens was naar te verlagen, te weten € 50,-.

3. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in bij de wet behorende bijlage. Ten tijde van de gedraging – 27 juni 2022 – gold voor de gedraging met feitcode R315B (met de omschrijving: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad, niet de rijbaan gebruiken) een sanctiebedrag van € 100,-.

Dit betekent dat de kantonrechter de sanctie niet mocht verhogen naar € 111,-. Overigens is een verhoging van de opgelegde administratieve sanctie door de rechter ook strijdig met het verbod op reformatio in peius.

4. Voorts voert de gemachtigde aan dat er gelet op de structurele schending van de hoorplicht door de officier van justitie aanleiding is om over te gaan tot matiging van het sanctiebedrag.

5. In dit geval heeft de betrokkene in administratief beroep zelf, dat wil zeggen zonder (professioneel) gemachtigde, geprocedeerd. De betrokkene heeft niet verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, terwijl haar ook geen termijn is gesteld om te verklaren dat zij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. Evenmin is sprake van een van de andere uitzonderingen op de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:17 van de Awb, zodat de officier van justitie de betrokkene ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord.

6. Onder verwijzing naar het arrest van dit hof van 22 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) oordeelt het hof dat de betrokkene door die schending is komen te verkeren in zodanige omstandigheden dat het bedrag van de administratieve sanctie moet worden gematigd. Het hof ziet geen aanleiding het bedrag te verlagen naar € 50,- en zal gelet op hetgeen onder ro. 3 is overwogen het bedrag van de sanctie bepalen op 25% van €100,-. zijnde €75,-.

7. Nu het bedrag van de sanctie wordt gematigd, wordt de betrokkene in het gelijkgesteld als bedoeld in het arrest van het hof van 28 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting van het hof dienen in totaal twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt voor het hoger beroep € 875,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 875,-.

De beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;

verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;

wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de sanctie worden gewijzigd in € 75,-;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 875,-.

Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Veenstra als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.