Artikel 8:86 (Onmiddellijke uitspraak hoofdzaak voorzieningenrechter)
1. Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2. Indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, kan het eerste lid slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
3. Partijen worden in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, en indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, tevens op de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de bestuursrechter is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Dit lid bepaalt dat de voorzieningenrechter
onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak
als aan twee voorwaarden is voldaan: ten eerste moet het verzoek
(om een voorlopige voorziening) gedaan zijn nadat beroep bij de bestuursrechter is ingesteld
. Ten tweede moet de voorzieningenrechter
oordelen dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid
, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak
.
2. Indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, kan het eerste lid slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven.
Dit lid voegt een voorwaarde toe voor de toepassing van het eerste lid
: Wanneer de bestuursrechter
zowel in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet
(wat betekent dat er geen hoger beroep mogelijk is bij een andere rechterlijke instantie), dan mag de bevoegdheid uit het eerste lid
(onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak) slechts worden toegepast indien partijen daarvoor toestemming hebben gegeven
.
3. Partijen worden in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, gewezen op de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, en indien de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet, tevens op de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid.
Dit lid stelt dat Partijen
geïnformeerd moeten worden. In de uitnodiging
voor de zitting (de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid
) moeten zij worden gewezen op de bevoegdheid
van de voorzieningenrechter om direct uitspraak te doen in de hoofdzaak (de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid
). Als de situatie van toepassing is dat de bestuursrechter in eerste en hoogste aanleg uitspraak doet
, dan moeten partijen in diezelfde uitnodiging tevens
worden gewezen op de voorwaarde
van hun vereiste toestemming (de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid
).
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBROT:2025:11225 - Rechtbank Rotterdam - 23 september 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3197 - Rechtbank Noord-Nederland - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBNNE:2025:3198 - Rechtbank Noord-Nederland - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4697 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 18 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:10319 - Rechtbank Noord-Holland - 4 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3528 - Raad van State - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4765 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:8249 - Rechtbank Noord-Holland - 18 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:8074 - Rechtbank Noord-Holland - 17 juli 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1057 - Centrale Raad van Beroep - 16 juli 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:3516 - Rechtbank Midden-Nederland - 15 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3014 - Raad van State - 4 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4034 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 3 juli 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7016 - Rechtbank Gelderland - 20 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:8223 - Rechtbank Gelderland - 2 oktober 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6435 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 26 september 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4462 - Afwijzing terrasvergunning wegens strijd met bestemmingsplan blijft in stand - 22 september 2025
De Raad van State bevestigt de weigering van een omgevingsvergunning voor een permanente terrasuitbreiding die in strijd is met het bestemmingsplan. Een beroep op financiële nood en het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de gestelde nood niet is aangetoond en de vergeleken situaties juridisch niet gelijk zijn.
ECLI:NL:RBOBR:2025:5826 - Last onder dwangsom voor permanente bewoning recreatiewoning blijft in stand - 12 september 2025
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd om permanente bewoning van een recreatiewoning te beëindigen. De persoonlijke omstandigheden van de bewoner, zoals woningnood en medische conditie, maken handhaving in dit concrete geval niet onevenredig.