Artikel 8:119
1. De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Hoofdstuk 6, titel 8.1, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en artikel 8:13, titel 8.2, met uitzondering van artikel 8:41, tweede lid, titel 8.3 en titel 8.5, met uitzondering van artikel 8:109, zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.
3. Het griffierecht is gelijk aan het griffierecht dat ten tijde van de indiening van het verzoek verschuldigd zou zijn geweest voor het beroep of hoger beroep dat heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd.
4. Indien de uitspraak wordt herzien, betaalt de griffier het griffierecht terug.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:4006 - Raad van State - 20 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1427 - Verzoek om herziening: geen nieuwe feiten en voorwaarden tussen partijen strikt toegepast - 25 september 2025
De Centrale Raad van Beroep wijst een herzieningsverzoek af omdat de aangevoerde argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden vormen in de zin van artikel 8:119 Awb. Een herzieningsverzoek van derden wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat zij geen partij waren in de oorspronkelijke procedure.