ECLI:NL:CRVB:2025:1182 - Centrale Raad van Beroep - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
23/2949 WOJ
Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 6 april 2016, 14/1806 WOJ
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (college) als rechtsopvolger van Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio [regio] (bureau jeugdzorg)
In deze zaak wijst de Raad een verzoek om herziening op grond van artikel 8:119 van de Awb af. Wat verzoeker heeft aangevoerd, is onvoldoende om de uitspraak van de Raad van 6 april 2016 te herzien.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 6 april 2016, waarin is geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft beslist dat verzoeker geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het bezwaar om die reden door bureau jeugdzorg terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Namens het college hebben mr. O.E. de Vries, advocaat, en mr. R.S. Wijling, advocaat, een schriftelijke reactie ingezonden.
Op 17 februari 2025 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters.
Met een beslissing van 6 maart 2025 van de wrakingskamer is beslist dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, omdat dit evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
Het verzoek om herziening is behandeld op een zitting van 15 mei 2025. Zowel verzoeker als – namens het college – mr. Wijling hebben door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting.
Verzoeker heeft tijdens de behandeling ter zitting opnieuw verzocht om wraking van de behandelend rechters. De Raad heeft het onderzoek geschorst en vervolgens hervat*.* Bij de hervatting was verzoeker niet aanwezig. Ter zitting is, onder verwijzing naar het hierboven weergegeven oordeel van de wrakingskamer van 6 maart 2025, meegedeeld dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen, waarop het onderzoek ter zitting is gesloten. Het onderzoek ter zitting is vervolgens heropend omdat bleek dat verzoeker ongewild na de schorsing niet aanwezig was. De Raad heeft partijen nogmaals meegedeeld dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
OVERWEGINGEN
Wat er aan het verzoek om herziening voorafging
1.1. Verzoeker is de biologische vader van [naam zoon] (de zoon), geboren op [geboortedatum] 2003. De zoon is rond éénjarige leeftijd uithuisgeplaatst en opgegroeid in een pleeggezin. Verzoeker is bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2011 (11/2349) van het ouderlijk gezag over de zoon ontheven. Als voogd is destijds benoemd bureau jeugdzorg, later opgevolgd door de Stichting Jeugdbescherming [regio]. De moeder van de zoon is overleden*.* Gesteld noch gebleken is dat het ouderlijk gezag nadien is hersteld.
1.2. Bureau jeugdzorg heeft bij besluit van 19 februari 2013 aan de zoon een indicatie op grond van de Wet op de jeugdzorg verleend. De indicatie betreft zorg op grond van de Zorgverzekeringswet voor onbepaalde tijd, met het advies deze hulp te laten uitvoeren door Riagg Rijnmond Noord West, zorg in de vorm van verblijf bij een pleeggezin voor 24 uur per dag voor de duur van twee jaar en zorg in de vorm van jeugdhulp thuis individueel, eveneens voor de duur van twee jaar, met het advies deze hulp te laten uitvoeren door [X].
1.3. Bij besluit van 25 april 2013 (bestreden besluit) heeft bureau jeugdzorg het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 19 februari 2013 niet‑ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
1.4. De rechtbank heeft het beroep van verzoeker tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het college terecht heeft bepaald dat verzoeker bij het indicatiebesluit van de zoon geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb.
1.5. In hoger beroep heeft de Raad, in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Standpunt verzoeker
2.1. In het verzoek om herziening stelt verzoeker dat sprake is van onrechtmatige rechtspraak omdat uit de uitspraak van de Raad van 15 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1800, blijkt dat op basis van de Awb en de Jeugdwet de ouder zonder gezag belanghebbende is. Dit terwijl de Raad in zijn zaak heeft geoordeeld dat hij – als ouder zonder gezag – geen belanghebbende is.
Standpunt bestuursorgaan
2.2. Het college heeft erop gewezen dat nieuwe feiten die ná de uitspraak opkomen, zoals nieuwe jurisprudentie, niet kunnen leiden tot herziening van de uitspraak. Verder heeft het college aangevoerd dat de uitspraak van de Raad van 15 september 2023 bovendien niet tot een andere uitkomst leidt. De ouder die in de uitspraak van 15 september 2023 centraal stond heeft een voorziening op grond van de Jeugdwet voor zichzelf aangevraagd. De Raad heeft in de uitspraak van 15 september 2023 geoordeeld dat deze ouder alleen al daarom bij deze aanvraag belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb. In de zaak van verzoeker zag het indicatiebesluit uitsluitend op zorg voor de jeugdige en niet op zorg voor verzoeker. Dit is een relevant verschil met de uitspraak van 15 september 2023. Dit maakt dan ook niet dat de eerdere uitspraak van 6 april 2016 niet onjuist is maar juist een bevestiging is van de juistheid van deze uitspraak, aldus het college.
Het oordeel van de Raad
3.1. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening dient er niet toe om een hernieuwde discussie te voeren en ook niet om een discussie over de betreffende uitspraak te openen maar om een rechterlijke uitspraak die berust op een naderhand onjuist gebleken feitelijk uitgangspunt te herstellen. In beginsel kunnen slechts aangelegenheden van feitelijke aard als bedoeld in artikel 8:119 eerste lid van de Awb tot herziening leiden.
3.2. De herziening van een uitspraak op grond van dat artikel is alleen mogelijk op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.3. Wat verzoeker heeft aangevoerd zijn geen feiten en omstandigheden als in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn bedoeld. In het restrictieve kader van artikel 8:119 van de Awb spelen slechts aangelegenheden van feitelijke aard een rol. Dit betekent onder meer dat een vermeende onjuiste rechtsopvatting of latere rechtspraak van de Raad niet als grond kunnen dienen voor herziening.
3.4. Verzoeker heeft verzocht een van de rechters die de uitspraak heeft gedaan waarvan herziening wordt verzocht op te roepen als getuige aangezien deze rechter er evident naast zat, aldus verzoeker. De Raad heeft geen aanleiding gezien deze raadsheer om die reden als getuige op te roepen reeds omdat een rechter die een uitspraak heeft gedaan niet kan verklaren over de overweging om tot een bepaalde uitspraak te komen. De rechter is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit.
Conclusie en gevolgen
4. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen. Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 6 april 2016 in stand blijft.
5. Verzoeker krijgt daarom zijn proceskosten niet vergoed.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en K.M.P. Jacobs en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van B.F.C. Wiedenhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) B.F.C. Wiedenhof
ECLI:NL:CRVB:2016:1305.
ECLI:NL:CRVB:2025:499.
Artikel 3, eerste lid, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022.
ECLI:NL:CRVB:2015:1615.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR6124.
Artikel 7, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.