ECLI:NL:RBZWB:2025:6839 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 02-072466-25
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , raadsman mr. L. Verheuvel, advocaat te Middelburg, waarnemend voor mr. N. Wouters.
1 Onderzoek op de terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 26 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. H.E. de Haze en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander door middel van (bedreiging met) geweld een scooter heeft gestolen van [benadeelde] .
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd, gelet op de aangifte, de verklaring van [getuige] en de bekennende verklaringen van verdachte en de medeverdachte.
4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van een diefstal vergezeld van bedreiging met geweld, met het oogmerk de diefstal gemakkelijk te maken. Er is geen bewijs dat het tonen van het mes de diefstal gemakkelijk heeft gemaakt, maar het tonen van het mes was wel een wezenlijk onderdeel van de diefstal.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 september 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] .
4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 januari 2025 te [plaats], gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander een scooter die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstalgemakkelijk te maken, door die [benadeelde] een mes te tonen en dreigend de woorden toe te voegen "je scooter, je scooter" en "afstappen". Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 80 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de eis van de officier van justitie passend is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank Aard en ernst van het feit Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Ze hebben het slachtoffer onder bedreiging van geweld beroofd van haar scooter. Daarbij werd een mes getoond. De rechtbank acht dit strafverzwarend. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en kennelijk vooral aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een straatroof doorgaans nadelige psychische gevolgen ondervinden. In het onderhavige geval is hier ook sprake van geweest. Uit de vordering van het slachtoffer en de namens haar ter zitting afgelegde slachtofferverklaring volgt dat het feit een flinke impact op haar heeft gehad en nog heeft. Zij is door het incident veranderd. Ze durfde een aantal dagen niet naar buiten en is nog steeds extreem alert op straat. Haar gevoel van veiligheid is volledig weggeslagen en haar werk is aangepast. Ze had last van paniekaanvallen en heeft slecht geslapen na het feit. Ze is voor haar psychische klachten verwezen naar de praktijk-ondersteuner van de huisarts. Naast dat dergelijke feiten impact hebben op het slachtoffer, maken dit soort feiten ook in het algemeen een forse inbreuk op de rechtsorde en zorgt het voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport over verdachte van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 september 2025 en hetgeen hierop namens de Raad ter zitting is aangevuld. Hieruit is gebleken dat verdachte met een machtiging tot uithuisplaatsing op een leefgroep woont. Het algemene recidive risico wordt als hoog ingeschat. Risico’s die de kans op herhaling kunnen vergroten, liggen binnen de domeinen gezin, werk/vrije tijd/financiën, relaties en vaardigheden. Zijn familie ondersteunt hem onvoldoende om recidive te voorkomen en ondanks de motivatie om te werken, is het voor verdachte lastig een baan te behouden. Hij heeft op dit moment geen zinvolle invulling van zijn vrije tijd. Verdachte is erg beïnvloedbaar. Het lukt hem niet om nee te zeggen en hij ziet vooraf niet de gevolgen in van wat hij doet. Hierdoor loopt hij een verhoogd risico om in probleemsituaties terecht te komen. Beschermende factoren zijn dat verdachte voltijd naar school gaat en gemotiveerd is om te leren. Hij laat zien spijt te hebben van het delict. De Raad vindt dat rekening gehouden moet worden met het feit dat verdachte een first offender is, dat hij erg beïnvloedbaar is en dat hij onvoldoende in staat is oorzaak en gevolg te zien. Hij was onvoldoende vaardig om weerstand te bieden tegen de invloed van de medeverdachte. De Raad vindt een deels voorwaardelijke werkstraf het meest passend, zodat verdachte een directe consequentie ervaart, maar het stellen van bijzondere voorwaarden ook mogelijk is waardoor verdachte begeleiding van de jeugdreclassering kan houden. Verdachte is daarbij gebaat. De jeugdreclassering kan hem begeleiden om de kans op recidive te verkleinen. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte mee moet werken aan diagnostiek van Juvent en de daaruit voortvloeiende adviezen en behandelingen, dat hij meewerkt aan begeleiding en afspraken met de jeugdreclasseerder, dat hij meewerkt aan ambulante hulpverlening en/of trainingen, dat hij een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding heeft en dat hij meewerkt aan urinecontroles en psycho-educatie gericht op softdrugsgebruik, met toezicht door de jeugdreclassering. Uit het onderzoek van Juvent - dat inmiddels al heeft plaatsgevonden - volgt dat behandeling voor trauma en hechtinggerelateerde klachten wenselijk is, maar dat dit alleen gedaan kan worden als verdachte zich daar zelf voor openstelt. Het is daarom niet expliciet in het advies opgenomen. Ter zitting is namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) aangevuld dat de diagnostiek van Juvent inmiddels heeft plaatsgevonden, maar dat het rapport nog niet is besproken met de gedragswetenschapper. Uit het onderzoek is gekomen dat verdachte een disharmonisch profiel heeft en sociaal-emotioneel laag functioneert. Dit maakt dat hij vaak eerst handelt voor hij erover denkt. Positief is dat hij naar school gaat. Op sommige vlakken wordt hij overvraagd. Verdachte komt de afspraken met de jeugdreclassering goed na. Het is voor hem van belang dat hij aan de slag gaat met de door de Raad geadviseerde voorwaarden.
Strafmaat De rechtbank is van oordeel dat om het risico op recidive te beperken met name van belang is dat het jeugdreclasseringstoezicht wordt voortgezet, dat de geadviseerde hulp wordt ingezet en dat verdachte aan de slag gaat met de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gebleken is dat verdachte daar baat bij heeft. Gelet daarop, en met inachtneming van de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd en het blanco strafblad van verdachte, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend. Zij zal aan verdachte dan ook een werkstraf opleggen van 80 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde voorwaarden met jeugdreclasseringstoezicht.
7 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.522,98, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente. Verzocht wordt daarbij ook de schadevergoedings-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat is bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schadevergoeding voor de kosten waarvan betalingsbewijzen beschikbaar zijn, is niet betwist en zal dus worden toegewezen. Dat geldt ook voor de materiële schade bestaande uit kosten waarvoor geen betalingsbewijzen meer beschikbaar zijn. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk, temeer nu de benadeelde door het zelf opknappen van de scooter heeft voldaan aan haar schadebeperkingsplicht.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de benadeelde naar het oordeel van de rechtbank voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.250,= aan immateriële schadevergoeding billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 1.522,98, waarvan € 272,98 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 30 januari 2025.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht van de zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte meewerkt aan de adviezen en behandelingen die zijn voortgevloeid uit de diagnostiek van Juvent en die de jeugdreclasseerder nodig acht;
- dat verdachte meewerkt aan de begeleiding en afspraken met de jeugdreclasseerder;* dat verdachte meewerkt aan ambulante hulpverlening en/of trainingen gericht op vaardigheidstekorten die de jeugdreclasseerder nodig acht;• dat verdachte zich inspant voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school, stage en/of werk;• dat verdachte zich inspant voor het hebben en houden van een zinvolle vrijetijdsbesteding in de vorm van werk, sport en/of hobby;• dat verdachte meewerkt aan urinecontroles en psycho-educatie gericht op softdrugsgebruik wanneer de jeugdreclasseerder dit nodig vindt;
- van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
draagt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.522,98, waarvan € 272,98 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] , € 1.522,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
-
bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.B. Prenger en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 10 oktober 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te [plaats], gemeente Vlissingentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elkgeval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstalvoor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aanzichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde] een mes te tonenen/of dreigend de woorden toe te voegen "je/die scooter, je/die scooter" en/of"afstappen";
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )