ECLI:NL:RBZWB:2025:6838 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 10 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummers: 02-057015-25; 02-057915-25 (gev. ttz) Parketnummer TUL: 02-256724-24
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2025
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009, ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] , raadsman mr. M.J.F. Zoeteweij, advocaat te Vlissingen.
1 Onderzoek op de terechtzitting
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2025, waarbij de officier van justitie mr. H.E. de Haze en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-057015-25 samen met een ander door middel van (bedreiging met) geweld een scooter heeft gestolen van [benadeelde 1] ; 02-057915-25 samen met een ander heeft ingebroken bij [benadeelde 2] en daar meerdere spullen heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. Voor het feit met parketnummer 02-057015-25 baseert de officier van justitie zich op de aangifte, de verklaring van [getuige] en de bekennende verklaringen van verdachte en de medeverdachte. Voor het feit met parketnummer 02-057915-25 baseert de officier van justitie zich op de aangifte en de verklaringen van verdachte en de medeverdachte. Wat het laatste feit betreft kan ondanks dat verdachte en de medeverdachte dat ontkennen, ook de diefstal van de Playstation worden bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal van de Playstation (02-057915-25). Voor het overige voert de verdediging geen verweer over het bewijs.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
4.3.1. De bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot bewijs
02-057015-25 Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 september 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] .
02-057915-25 Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
-
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 september 2025;
-
het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [benadeelde 2] .
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de diefstal van de Playstation. De rechtbank is er onvoldoende van overtuigd dat verdachte en de medeverdachte hiervoor verantwoordelijk zijn, gelet op hun ontkennende verklaring op dit punt en gelet op de omstandigheid dat er in korte tijd meermalen is ingebroken bij het [benadeelde 2] .
4.4. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-057015-25 op 30 januari 2025 te [plaats 1] , gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstalgemakkelijk te maken, door die [benadeelde 1] een mes te tonen en dreigend de woorden toe te voegen "je scooter, je scooter" en "afstappen";
02-057915-25 op 25 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaal tezamen en in vereniging met een ander meerdere camera's (merk/type Eufycam 2C Pro) en meerdere trays frisdrank die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak. Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 70 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de eis van de officier van justitie passend is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank Aard en ernst van het feit Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof. Ze hebben het slachtoffer onder bedreiging van geweld beroofd van haar scooter. Daarbij werd een mes getoond. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en kennelijk vooral aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Het is een feit van algemene bekendheid dat een straatroof vaak tot nadelige psychische gevolgen bij de slachtoffers leidt. Ook in het onderhavige geval is daarvan sprake. Uit de vordering van het slachtoffer en de namens haar ter zitting afgelegde slachtofferverklaring volgt dat het feit een flinke impact op haar heeft gehad. Het incident heeft haar veranderd. Ze durfde een aantal dagen niet naar buiten en is nog steeds extreem alert op straat. Haar gevoel van veiligheid is volledig weggeslagen en haar werk is aangepast. Ze had last van paniek-aanvallen en heeft slecht geslapen na het feit. Ze is voor haar psychische klachten verwezen naar de praktijkondersteuner van de huisarts. Naast dat dergelijke feiten impact hebben op het slachtoffer, maken dit soort feiten ook in het algemeen een forse inbreuk op de rechtsorde en zorgt het voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij in november 2024 is veroordeeld voor vernieling en dat hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd liep vanwege die veroordeling. Daarnaast heeft verdachte een aantal strafbeschikkingen opgelegd gekregen in verband met verkeersovertredingen. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport over verdachte van de Raad van 18 september 2025 en hetgeen hierop namens de Raad ter zitting is aangevuld. Hieruit is gebleken dat het algemene recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De Raad maakt zich zorgen over de ontwikkeling van verdachte. Er zijn op meerdere domeinen zorgen. De meeste zorgen zijn op het gebied van werk/vrije tijd/financiën, houding en vaardigheden. Verdachte heeft weinig inzicht in oorzaak en gevolg. De huidige voorwaarden zijn helpend voor verdachte, waardoor hij zich de afgelopen tijd meer heeft gehouden aan regels en afspraken. Er is een afname van het blowen te zien gelet op de afgenomen urinetesten. De relatie met zijn vriendin is hierin helpend en motiverend. Verdachte brengt de meeste vrije tijd door bij zijn vriendin. De vraag is of verdachte eigen motivatie heeft om tot verandering te komen, of dat motivatie met name afhankelijk is van externe factoren. De resultaten van het diagnostisch onderzoek zullen verdere richting moeten geven aan de in te zetten hulpverlening. De positieve vooruitgang van verdachte, waarbij dagbesteding een belangrijke factor is, wordt als beschermende factor gezien. Het belangrijkste voor verdachte zijn de bijzondere voorwaarden en het jeugdreclasserings-toezicht. Verdachte heeft daar baat bij. Hij houdt zich daardoor beter aan afspraken en stelt zich open voor hulpverlening. Volgens de jeugdreclassering heeft een werkstraf eerder onvoldoende pedagogisch effect gehad. Hoewel een voorwaardelijke jeugddetentie een vergaande straf is, acht de rechtbank die passender in de situatie van verdachte als stok achter de deur om niet te vervallen in delictgedrag. Geadviseerd wordt (na aanvulling van het advies ter zitting) een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de regels van de woonvoorziening waar hij verblijft (op dit moment [woonvoorziening] ), een zinvolle dagbesteding heeft, meewerkt aan de adviezen en hulpverlening die onder andere voortkomen uit het eerder afgenomen diagnostisch onderzoek, dat hij inzicht geeft in zijn sociale contacten en open staat voor psycho-educatie over antisociale en prosociale vrienden en dat hij meewerkt aan urinecontroles en - indien nodig – aan psycho-educatie gericht op middelengebruik, met toezicht door de jeugdreclassering. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging wordt geadviseerd die niet volledig toe te wijzen, vanwege het risico van overvraging van verdachte.
Ter zitting is namens de William Schrikker Stiching Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) aangevuld dat verdachte getraumatiseerd is en heel impulsief. Hij is gebaat bij hele duidelijke kaders. Er wordt langzaam een vertaalslag gemaakt van wat de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden. De vriendin van verdachte heeft positieve invloed op hem. De jeugdreclassering wil de urinecontroles graag voortzetten. Als het softdrugsgebruik zorgelijk wordt, kan daarvoor mogelijk hulp worden ingezet. Het diagnostisch onderzoek is afgenomen en de volgende stap is om te gaan kijken wat kan worden ingezet naar aanleiding van de adviezen. Het contact met verdachte is goed en gemerkt wordt dat hij – anders dan eerst – zelf aan de slag wil met behandeling. Het gaat stap voor stap de goede richting op, maar er is sprake van een dunne scheidslijn.
Strafmaat De rechtbank is van oordeel dat om het risico op recidive te beperken met name van belang is dat het jeugdreclasseringstoezicht wordt voortgezet, dat de geadviseerde hulp wordt ingezet en dat verdachte aan de slag gaat met de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden. Gebleken is dat verdachte daar baat bij heeft. De rechtbank acht van belang dat er een stevige stok achter de deur voor verdachte geldt om hem ertoe te bewegen de voorwaarden te (blijven) naleven, temeer nu verdachte de feiten heeft gepleegd in de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Gelet daarop, en met inachtneming van de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd en het strafblad van verdachte, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend. Zij zal aan verdachte dan ook een jeugddetentie opleggen van 70 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de Raad geadviseerde voorwaarden met jeugdreclasseringstoezicht.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, het in beginsel passend was geweest om naast de voorwaardelijke jeugddetentie een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De rechtbank zal hiertoe echter niet overgaan, gelet op de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering en hetgeen is aangevoerd over zijn beperkte belastbaarheid en het risico op overvraging. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf aan de orde is en dat die – zoals hierna wordt overwogen – zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de focus bij verdachte moet komen te liggen op het aan de slag gaan met de bijzondere voorwaarden en dat voorkomen moet worden dat een forse werkstraf dit zal doorkruisen.
7 De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 1.522,98 voor het feit onder parketnummer 02-057015-25, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente. Verzocht wordt daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat is bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schade is niet betwist en komt de rechtbank ook niet onevenredig voor. Deze kan dus worden toegewezen.
Voor wat betreft de immateriële schade heeft de benadeelde naar het oordeel van de rechtbank voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden, de onderbouwing van de benadeelde partij en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van het gevorderde bedrag van € 1.250,= aan immateriële schadevergoeding billijk.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank dus toewijsbaar tot een bedrag van € 1.522,98, waarvan € 272,98 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 30 januari 2025.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. De rechtbank bepaalt dat hier 0 (nul) dagen gijzeling tegenover staan bij niet betaling. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van gijzeling vanwege de toepassing van het jeugdstrafrecht in dit geval niet opportuun is.(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)
8 De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 30 uur die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 november 2024 onder parketnummer 02-256724-24 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering deels wordt toegewezen in die zin dat een werkstraf van 15 uur ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Nu aan verdachte voor het nieuwe strafbare feit geen werkstraf wordt opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering – zoals verzocht – slechts ten dele toe te wijzen in verband met de belastbaarheid van verdachte.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 Beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-057015-25 Diefstal door twee of meer verenigde personen, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken; 02-057915-25 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
-
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich houdt aan de regels die gelden op de woonvoorziening waar hij verblijft, momenteel [woonvoorziening] , en aan de afspraken die er met hem gemaakt worden* dat verdachte zich inspant voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school, stage en/of werk; * dat verdachte meewerkt aan de adviezen en hulpverlening die onder andere voorkomen uit het reeds afgenomen diagnostisch onderzoek, zolang als de jeugdreclasseerder dit nodig acht;* dat verdachte inzicht geeft in zijn sociale contacten en open staat voor psycho-educatie over antisociale en prosociale vrienden; * dat verdachte meewerkt aan urinecontroles en psycho-educatie gericht op softdrugsgebruik zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
- van rechtswege geldende voorwaarden daarbij zijn:
- dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
draagt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partij
-
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 1.522,98, waarvan € 272,98 aan materiële schade en € 1.250,= aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
-
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
-
bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (02-057015-25), € 1.522,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 januari 2025 tot aan de dag der voldoening;
-
bepaalt dat bij niet betaling 0 dagen gijzeling kan worden toegepast;
-
bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
-
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de kinderrechter van 28 november 2024 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-256724-24 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een werkstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.G. de Beer, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.B. Prenger en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter de openbare zitting op 10 oktober 2025.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-057015-25 hij op of omstreeks 30 januari 2025 te [plaats 1] , gemeente Vlissingentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elkgeval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstalvoor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aanzichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde 1] een mes te tonenen/of dreigend de woorden toe te voegen "je/die scooter, je/die scooter" en/of"afstappen";
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
02-057915-25 hij op of omstreeks 25 oktober 2024 te [plaats 2] , gemeente Reimerswaaltezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een Sony Playstation 5 en/of een Playstation console en/of een of meerderecamera's (merk/type Eufycam 2C Pro) en/of een of meerdere trays frisdrank, in elkgeval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk gevalaan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeftweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijlverdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijfheeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hunbereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/ofinklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek vanStrafrecht )