Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6349 - Jeugdstrafrecht: Werkstraf en voorwaardelijke detentie voor diefstal met geweld - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:634922 september 2025

Essentie

De rechtbank veroordeelt een minderjarige voor diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. Ondanks zijn jonge leeftijd en positieve ontwikkeling, acht de rechtbank de ernst van het feit en de maatschappelijke impact zodanig dat een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden zijn.

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd

Zittingsplaats: Breda

parketnummer: 02-295570-24

vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2025

in de strafzaak tegen de minderjarige

[verdachte] geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] wonende te [adres] raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 8 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. H.E. Thijssen-De Haze, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een of meer anderen een telefoon heeft gestolen van [slachtoffer] en daarbij geweld heeft gebruikt.

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring die verdachte op zitting heeft afgelegd.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

4.3.1 De bewijsmiddelen Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:

  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting op 8 september 2025;

  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 september 2024, opgenomen op pagina 23 en verder van het eindproces-verbaal met dossiernummers PL2000-2024231485.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

op 8 september 2024 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon (te weten: Apple iPhone), die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die [slachtoffer] met kracht tegen het gezicht te slaan;

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte wordt hierdoor redelijkerwijs niet in de verdediging geschaad.

5 De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte een werkstraf op te leggen van 60 uur en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand met een proeftijd van een jaar.

6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging verzoekt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte was nog erg jong ten tijde van het plegen van het delict, er is sprake van betrokken ouders en er is hulpverlening ingezet door [organisatie], waar verdachte voor gemotiveerd is en aan meewerkt. De verdediging vindt een maand jeugddetentie als stok achter de deur erg fors en verzoekt een voorwaardelijke werkstraf als stok achter de deur op te leggen, inhoudende dat verdachte een werkstraf wordt opgelegd van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.

6.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Hij is op Snapchat benaderd door een anoniem gebleven persoon, hierna te noemen de opdrachtgever, met de vraag of hij een ‘job’ wilde doen. De telefoon werd door de opdrachtgever uitgezocht op Marktplaats. Verdachte is naar het adres van het slachtoffer gegaan, heeft gevraagd of hij de telefoon mocht bekijken en is daarmee vervolgens weggerend. Het slachtoffer kwam achter hem aangerend en toen verdachte een van zijn schoenen verloor kwam het slachtoffer bij verdachte en heeft verdachte haar een harde klap gegeven om weg te kunnen komen.

Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele wijze respect getoond voor het eigendom van een ander en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft angst en verdriet veroorzaakt bij het slachtoffer en kennelijk alleen aan zijn eigen financieel gewin gedacht. Ook in het algemeen maken dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. Niet alleen bij het slachtoffer heeft het feit onrust veroorzaakt, maar voor de hele straat. Er is commotie ontstaan in de straat en een buurman heeft met zijn motorfiets zelfs mee de achtervolging ingezet, met een zwaar ongeval tot gevolg. Dit allemaal omdat verdachte, hoewel hij beter wist aangezien hij vanuit thuis beter heeft meegekregen, snel geld wilde verdienen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.

Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de mondelinge toelichting hierop ter zitting. Uit het onderzoek komt een laag recidiverisico naar voren. Wel worden er enkele risico’s gezien die de kans op politiecontacten in de toekomst kunnen vergroten. Verdachte is beïnvloedbaar, wat leidt tot reactie richting anderen en hij heeft moeite met het inschatten van oorzaak en gevolg. Tijdens het delict lijken deze vaardigheidstekorten een rol te hebben gespeeld. Er worden ook beschermende factoren gezien, namelijk de betrokkenheid van ouders en de positieve stappen die verdachte heeft gezet met ondersteuning vanuit [organisatie].

De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur, met een proeftijd van een jaar, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Omdat verdachte al enige tijd begeleiding heeft vanuit [organisatie] en deze begeleiding goed bij hem lijkt aan te sluiten, vindt de Raad inzet van hulpverlening binnen een strafrechtelijk kader niet noodzakelijk. De Raad realiseert zich dat de voorwaardelijke jeugddetentie een pittig strafadvies is, omdat verdachte positieve stappen heeft gezet en er sprake is van betrokken ouders. Gelet op de ernst van het feit en de flinke gevolgen voor het slachtoffer vindt de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie wellicht pittig, maar ook passend. De straf Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. De rechtbank komt tot het oordeel dat de ernst van het feit zoals door verdachte gepleegd een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. De rechtbank houdt verder rekening met de nog erg jonge leeftijd van verdachte en de positieve stappen die hij sinds het plegen van het feit heeft gezet. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de proeftijd te beperken tot een jaar.

Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt die dan ook over en zal aan verdachte opleggen een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van een maand met een proeftijd van een jaar. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte door het verrichten van een werkstraf de directe gevolgen ondervindt van zijn strafbare gedragingen. De voorwaardelijke jeugddetentie dient verdachte ervan te weerhouden om binnen de proeftijd opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt.

7 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen;

  • verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

  • veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;

  • beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;

  • veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar;

  • bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. V.M. Schotanus en mr. W. Toekoen tevens kinderrechter, rechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 september 2025.

De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.