ECLI:NL:RBZWB:2025:5887 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 2 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-116813-25 en 02-056074-25 (gevoegd ter terechtzitting) en de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 02-099692-24, 05-081880-22 en 02-088611-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 augustus 2025
in de strafzaken tegen
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1997, te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de PI Vught, raadsman mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Parketnummer 02-116813-25:
-
op 15 april 2025 in Roosendaal heeft geprobeerd een [winkel] -filiaal op te lichten;
-
op 8 augustus 2024 een diefstal heeft gepleegd, waarbij hij geweld heeft gebruikt door te duwen en gedreigd heeft met geweld door een boksbeugel te tonen en zich fysiek op te dringen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit onder parketnummer 02-116813-25 heeft begaan, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. Het feit onder parketnummer 02-056074-25 acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en het filmpje in het dossier met het proces-verbaal van de beschrijving van de beelden.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat het feit onder parketnummer 02-116813-25 wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. De verdediging is van mening dat de rechtbank bij het feit onder parketnummer 02-056074-25 niet kan komen tot een bewezenverklaring van het wegnemen van het geld en de fietssleutel. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen bij het feit onder parketnummer 02-056074-25 worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs Parketnummer 02-116813-25: Nu verdachte dit aan hem ten laste gelegde feit bekent en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
-
de aangifte van [aangever] namens de [winkel] , opgenomen op dossierpagina 28 en 29 van het eindproces-verbaal met nummer PL2000-2025095989 van de politie Zeeland-West-Brabant;
-
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 19 augustus 2025.
Parketnummer 02-056074-25: Gelet op de aangifte en het filmpje waarop te zien is dat verdachte [slachtoffer] duwt en vervolgens met een boksbeugel in de hand probeert hem te slaan, acht de rechtbank de ten laste gelegde diefstal voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat er een fietssleutel en een geldbedrag in de weggenomen fietstas zat, zodat daarvoor partiële vrijspraak zal volgen.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02-116813-25 op 15 april 2025 te Roosendaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, een medewerker van [winkel] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van €19,99, zich heeft voorgedaan als bonafide eigenaar van een niet door verdachte betaalde tuinslang en vervolgens voornoemde tuinslang met een door verdachte gevonden kassabon aan voornoemde medewerker heeft aangeboden, teneinde deze tuinslang te retourneren tegen betaling, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Parketnummer 02-056074-25: op 8 augustus 2024 te Bergen op Zoom, een fietstas met inhoud die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden door- het tonen en voorhouden aan die [slachtoffer] van een boksbeugel en
- die [slachtoffer] te duwen, en - door die [slachtoffer] te benaderen waardoor die [slachtoffer] in zijnbewegingsvrijheid werd beperkt, zodoende voor hem een dreigende situatie te doen ontstaan en hem te zeggen dat hij zijn spullen moest afstaan. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is het eens met de eis van de officier van justitie om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting en een diefstal met (bedreiging met) geweld waarbij hij een fietstas met inhoud heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit ernstige feiten zijn.
De persoon van verdachte De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten.
Verder houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport van 7 augustus 2025 dat over verdachte is opgemaakt. Uit dit rapport volgt dat er bij verdachte sprake is van een delictpatroon van vermogensdelicten, met name gepleegd onder invloed van middelen. Het ontbreekt verdachte aan stabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Sinds december 2024 heeft hij geen vaste woon- of verblijfplaats. Verdachte beschikt niet over een zinvolle dagbesteding en hij heeft onvoldoende financiële middelen om te kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. Hij heeft problematisch contact met zijn familie en zijn sociale netwerk bevindt zich met name in het gebruikerscircuit. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, waardoor hij impulsief en agressief kan handelen. Gevangenisstraffen en diverse hulp-verleningstrajecten hebben tot op heden niet tot de gewenste gedragsverandering en recidivevermindering geleid. Een voorwaardelijke ISD-maatregel is overwogen, maar de verwachting is dat verdachte niet in staat zal zijn om de voorwaarden na te komen, gelet op de ernst van de verslavingsproblematiek, het psychosociaal functioneren, met name de ADHD, de beperkte copingvaardigheden, en het verloop van eerdere hulpverlenings-trajecten. De kans op recidive en het risico op onttrekking aan de voorwaarden schat de reclassering in als hoog. Om de maatschappij voldoende te kunnen beschermen tegen het delictgedrag van verdachte adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
De deskundige heeft ter zitting gemotiveerd aangegeven dat oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel onvoldoende zal zijn om verdachte op de rit te krijgen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het goed vindt om een ISD-maatregel opgelegd te krijgen. Hij ziet het als kans om zijn leven op orde te krijgen en vindt een onvoorwaarde-lijke ISD-maatregel daarom ook zelf de beste optie.
ISD-maatregel De rechtbank overweegt dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel een zware maatregel is, die bedoeld is als laatste redmiddel om gedragsverandering bij stelstelmatige daders te bewerkstelligen. Ter beoordeling ligt de vraag voor of het opleggen van deze maatre-gel noodzakelijk en wenselijk is of dat een andere afdoening meer passend is.
Allereerst moet worden vastgesteld of verdachte aan de wettelijke criteria voldoet voor het opleggen van een ISD-maatregel. De rechtbank stelt vast dat aan de eisen die artikel 38m, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt, wordt voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroor-deeld. De feiten zijn ook begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Ook is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel eist.
Daarnaast moet worden voldaan aan het criterium ‘zeer actieve veelpleger’ zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers. De rechtbank stelt vast dat verdachte ook hieraan voldoet. Tegen verdachte zijn immers over een periode van vijf jaar processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan in ieder geval één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank is met de officier van justitie, de reclassering en verdachte van oordeel dat de ISD-maatregel hem perspectief biedt om zijn verslavingsproblematiek aan te pakken en zijn leven op orde te krijgen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaar.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de voorwaardelijke straffen onder parketnummers 02-099692-24, 05-081880-22 en 02-088611-22 niet ten uitvoer moeten worden gelegd omdat de tenuitvoerlegging van deze straffen de uitvoering van de nu opgelegde ISD-maatregel zou doorkruisen en het in het belang van verdachte is dat de uitvoering van de ISD-maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 45, 312 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02-116813-25: Poging tot oplichting; Parketnummer 02-056074-25: Diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijstde vorderingen tot tenuitvoerlegging van de zaken met parketnummers 02-099692-24, 05-081880-22 en 02-088611-22 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M. Schotanus, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is een schriftelijke bevestiging van de mondeling beslissing die is uitgesproken ter openbare zitting op 19 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Parketnummer 02.116813.25 hij op of omstreeks 15 april 2025 te Roosendaal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [winkel] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van €19,99,zich heeft voorgedaan als bonafide eigenaar van een (niet door verdachte betaalde) tuinslang en/of (vervolgens) voornoemde tuinslang met een (door verdachte gevonden) kassabon aan voornoemde medewerker heeft aangeboden, teneinde deze tuinslang te retourneren tegen betaling,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer 02.056074.25 hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te Bergen op Zoom, een of meerdere fietstassen (met inhoud) en/of een geldbedrag en/of een fietssleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- het tonen en/of voorhouden aan die [slachtoffer] van een boksbeugel, althans een voorwerp en/of hiermee uit te halen, en/of- die [slachtoffer] te duwen, en/of- door die [slachtoffer] te benaderen waardoor die [slachtoffer] in zijnbewegingsvrijheid werd beperkt, zodoende voor hem een dreigende situatie te doen ontstaan en/of hem te zeggen dat hij zijn spullen moest afstaan;( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )