Uitspraak inhoud

Team Strafrecht

Meervoudige economische kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 84.025214.25 (P) Datum vonnis: 8 september 2025

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte], geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] , volgens informatie uit het SKDB geregistreerd aan de [adres 1] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2025.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W. Hendrickx, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: feit 1: op 27 juni 2022 in Duitsland opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik (in een bunker) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;feit 2: in de periode van 19 oktober 2020 tot en met 24 december 2024 opzettelijk handelingen als bedoeld in artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit heeft voorbereid en/of bevorderd doordat hij via de website [internetsite] en/of [e-mailadres] professioneel vuurwerk te koop heeft aangeboden en/of bestellingen in ontvangst heeft genomen en/of daarvoor betalingen heeft ontvangen.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1 hij op of omstreeks 27 juni 2022 te Ochtrup en/of Bad Bentheim in Duitsland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, (in bunker [nummer 1] en/of bunker [nummer 2] aan/nabij de [adres 2] te Ochtrup en/of Bad Bentheim)

  • 2484, althans één of meer stuks shells (pag. 344), en/of

  • ( ongeveer) 1.600.400, althans een of meer stuks knalvuurwerk (Super Cracker BDV

en Lions Panda 450-51)(pag. 363), en/of

  • 483, althans één of meer stuks flowerbeds (pag. 380), en/of

  • 972, althans één of meer stuks mijnen (Pot de Feu, cat F4 p. 399), en/of

  • 102, althans één of meer stuks knalstrengen (celebatrion crackers, pag. 406), en/of

  • 77, althans één of meer stuks knalstrengen (celebatrion crackers, pag. 417), en/of

  • 63, althans één of meer stuks knalstrengen (celebatrion crackers, pag. 425), en/of

  • 10, althans één of meer stuks zonnewiel (Sunflower sheel 60s, pag. 437), en/of

  • 4400, althans een of meer stuks knalvuurwerk (super crackers) (pag. 554),

in elk geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad en/of heeft opgeslagen;

2 hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 oktober 2020 tot en met 24 december 2024 te Ochtrup en/of Bad Bentheim en/of Gronau, althans in Duitsland en/of in Nederland, teneinde handelingen als bedoeld in het eerste lid van artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, te weten:

  • het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aan een ander ter beschikking stellen

van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik (lid 1); voor te bereiden en/of te bevorderen,

  • heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen en/of mede te

plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

  • heeft getracht zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen

tot het verrichten van die handelingen te verschaffen en/of

  • voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te

vermoeden dat zij bestemd zijn tot het verrichten van die handelingen, immers, heeft verdachte online via de website [internetsite] en/of [e-mailadres] en/of een andere berichtendienst – zakelijk weergegeven –

  • Compound/Batterij enkelschots buizen, en/of

o Dezemberfest 512 shots (pag. 184) , en/of o Dutch protocol 221 shots (pag. 185) , en/of o Heisenberg 236 shots (pag. 185) , en/of o Magnum P.I. (Pyron Insanity 288 shots (pag. 186) , en/of o New Years Eve Festival 1498 shots (pag. 186) , en/of o Shangri-La 336 shots (pag. 187) , en/of o Triple X 281’s (pag. 187) , en/of o Vidar 150 shots (pag. 188) , en/of

  • Enkelschotsbuizen:

o Thunder Titans (pag. 189) , en/of o Blitzies (pag. 189) , en/of o Rey Del Trueno Bigpack (pag. 189) , en/of o Detonator (pag. 189) , en/of o Turbo Tubes (pag. 189) , en/of o Kruto Mine 2 stuks (pag. 189) , en/of o 2*R.T.C. (pag. 189) , en/of o El Monstro (pag. 189) , en/of

  • Vuurpijlen:

o Naughty Screamers (pag. 190) , en/of o Shellrockets Cal 38 mm (pag. 190) , en/of o Glitter & Glamour (pag. 190) , en/of o Free your mind (pag. 190) , en/of o Flaming Banas (pag. 190) , en/of o Immer Gerade Aus (pag. 190) , en/of o Sky Burners (pag. 190) , en/of o High on Fire (pag. 190) , en/of

  • Knalvuurwerk:

o Terremoto 36S (pag. 191) , en/of o Thunder Titans (pag. 191) , en/of o Rey Del Trueno Bigpack (pag. 191) , en/of o Big MC Thunder Saluut (pag. 191) , en/of o Kanonslag Easypack (pag. 191) , en/of o Kanonslag Shising (pag. 191) , en/of o 90sh Knalmat (pag. 191) , en/of o Vipers (pag. 191) , in elk geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aan (onder meer)

  • [naam 1] (Pakbon [pakbonnummer 1] , Pag. 88), en/of

  • [naam 2] (Pakbon [pakbonnummer 2] , Pag. 94), en/of

  • [naam 3] (Pakbon [pakbonnummer 3] , Pag. 104), en/of

  • [naam 4] (Pakbon [pakbonnummer 4] , Pag. 138), en/of

  • [naam 5] (Pakbon [pakbonnummer 5] , Pag. 156), en/of

  • [naam 6] (Pakbon [pakbonnummer 6] , Pag. 242),

althans aan (een) ander(en) te koop aangeboden en/of bestellingen in ontvangst genomen en/of daarvoor betalingen ontvangen.

3. De voorvragen

3.1 De geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.

3.2 De bevoegdheid van de rechtbank en de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging

In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 in Duitsland gepleegd en aan feit 2 in Nederland en/of Duitsland gepleegd. De officier van justitie heeft in het licht daarvan geconcludeerd dat voor wat betreft het onder feit 1 ten laste gelegde sprake is van gedragingen die ook onder een Duitse strafbepaling vallen en dat feit 2 mede in Nederland is gepleegd. Voor de gehele tenlastelegging geldt dat is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De raadsman heeft betoogd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat is voldaan aan de eisen van dubbele strafbaarheid en dat bovendien sprake is geweest van willekeur, zodat de rechtbank niet bevoegd is en/of de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.

De rechtbank verwerpt de verweren met betrekking tot haar onbevoegdheid en de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en overweegt hiertoe als volgt.

Het beoordelingskader van artikel 7 lid 1 Sr

Artikel 7 lid 1 Sr luidt als volgt: ‘De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld’. Uit dit artikel volgt ten eerste dat het door de Nederlander in het buitenland begane feit volgens de Nederlandse wet een misdrijf moet zijn. Ten tweede moet op het begane feit in het buitenland een straf zijn gesteld. Vereist is dus dat sprake is van dubbele strafbaarheid. Hierbij geldt dat de buitenlandse strafbaarstelling niet in alle opzichten met de Nederlandse strafbaarstelling overeen hoeft te stemmen. Het is voldoende dat de gedraging volgens de wet van het land waar het is begaan met straf wordt bedreigd en dat die buitenlandse strafbaarstelling in de kern hetzelfde rechtsgoed beschermt als de Nederlandse strafbaarstelling. Volgens vaste jurisprudentie gaat het bij deze toetsing van dubbele strafbaarheid dus om een abstracte toets, namelijk of in het buitenland op het feit straf is gesteld (abstract) en niet of het feit kan worden vervolgd of de dader er daadwerkelijk voor wordt veroordeeld (concreet). Daartoe hoeft niet te worden onderzocht of alle in de tenlastelegging opgenomen merken of typen vuurwerk in het buitenland verboden zijn.

De Nederlander

De rechtbank stelt vast dat verdachte de Nederlandse nationaliteit heeft en aldus als Nederlander dient te worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 Sr. Aan dit vereiste zoals hierboven omschreven is voldaan.

Voor de abstracte toets heeft de rechtbank vervolgens de Nederlandse en Duitse regelgeving beoordeeld.

Het Nederlandse Vuurwerkbesluit

In Nederland is het ingevolgde artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit verboden professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, indien bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen. Daarnaast is het volgens artikel 1.2.2 lid 3 van het Vuurwerkbesluit verboden, voor een persoon zonder gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op te slaan, voorhanden te hebben of tot ontbranding te brengen. Ingevolge artikel 1.2.2 lid 5 van het Vuurwerkbesluit is het ook verboden, teneinde handelingen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, voor te bereiden of te bevorderen:

**a.**te trachten een ander te bewegen om die handelingen te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,

**b.**te trachten zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het verrichten van die handelingen te verschaffen, of

**c.**voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het verrichten van die handelingen.

Deze voorschriften van het Vuurwerkbesluit zijn gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. In verband met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten is een overtreding van een genoemd voorschrift een economisch delict en bovendien, voor zover die overtreding opzettelijk is begaan, aan te merken als een misdrijf. De persoon die zo’n economisch delict begaat, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie.

Het Duitse Sprengstoffgesetz

In het Duitse Sprengstoffgesetz is in § 7 lid 1 (onder meer) bepaald dat iedereen die commercieel, zelfstandig, in het kader van een handelsonderneming of bij arbeidsinzet van werknemers met explosieve stoffen wil werken of vervoeren een vergunning (Erlaubnis) nodig heeft. In § 22 lid 1 is bepaald dat explosieven alleen door bevoegde personen mogen worden verhandeld of aan anderen worden overdragen. De bevoegde personen mogen deze stoffen alleen distribueren aan personen of overdragen aan personen die bevoegd zijn om deze stoffen te hanteren of te verhandelingen in overeenstemming met deze wet, een verordening uitgevaardigd op basis van deze wet of federale overheidsvoorschriften. In § 27 is bepaald dat wie in andere dan in § 7 lid 1 beschreven gevallen explosieven wil kopen of hanteren een vergunning nodig heeft. In § 40 lid 1 is bepaald dat hij die zonder de noodzakelijke vergunning in strijd handelt met §7 lid 1 en 2 en § 27 lid 1, gestraft wordt met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete. In § 40 lid 2 onder 3 juncto lid 4 is bepaald dat hij die nalatig handelt in strijd met § 22 lid 1 wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete. In §3 lid 2 onder 1 is weergegeven wat wordt verstaan onder het omgaan met explosieve stoffen (explosionsgefährliche Stoffen). Daarbij gaat het onder meer om opslaan, verspreiden, gebruiken evenals het vervoeren overbrengen en in ontvangst nemen van zulke stoffen. Van de strafbaarstelling in § 40 is vuurwerk van de categorie F1, F2 en F3, voor zover op conformiteit beoordeeld en voorzien van een CE-kenmerk, vrijgesteld. Dit geldt echter niet voor vuurwerk van categorie F4, zo volgt uit het vijfde lid van dat artikel.

Het beschermd belang

De Duitse strafbepalingen hebben als doel het voorkomen van gevaar voor leven, gezondheid of materiële zaken en het voorkomen van aanzienlijke nadelen of hinder voor derden. In de Nota van toelichting op het Vuurwerkbesluit staat: ‘Het doel van dit besluit is betere waarborgen te scheppen voor de bescherming van mens en milieu tegen de mogelijke effecten die het opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk veroorzaken. Het gaat in dit verband zowel om de bescherming van de bevolking in de omgeving van een inrichting waar vuurwerk aanwezig is, de bescherming van toeschouwers die aanwezig zijn bij een evenement of voorstelling waarbij professioneel vuurwerk wordt afgestoken, de bescherming van mensen bij het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisseling, als om de bescherming van personen die werkzaam zijn bij een bedrijf waarin handelingen worden verricht met professioneel vuurwerk’.[1]

De conclusie

De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de in de tenlastelegging omschreven gedragingen, voor zover die overtredingen opzettelijk zijn begaan, volgens de Nederlandse wetgeving zijn aan te merken als misdrijven. Aan het eerste vereiste is daarmee voldaan. Ook stelt de rechtbank vast dat op overtreding van § 40 lid 1 en lid 4 van het Sprengstoffgesetz in Duitsland een straf is gesteld, namelijk een gevangenisstraf. Ook aan het tweede vereiste is daarmee voldaan. Hoewel het in Duitsland onder omstandigheden niet strafbaar is om vuurwerk van categorie F1, F2 en F3 op te slaan, te vervoeren en te gebruiken, geldt dit niet voor vuurwerk van categorie F4 en hoeft – zoals eerder in het beoordelingskader uiteen is gezet – in deze strafzaak niet te worden onderzocht of alle in de tenlastelegging opgenomen merken of typen vuurwerk in het buitenland verboden zijn. Uit het verhoor van verdachte is bovendien af te leiden dat hij in de ten laste gelegde periode niet over de daarvoor bestemde noodzakelijke vergunningen (Erlaubnis) beschikte en geen opleidingen hiervoor heeft afgerond.[2] Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de Nederlandse strafbaarstellingen in het Vuurwerkbesluit en de Duitse strafbaarstellingen in het Sprengstoffgesetz in de kern hetzelfde rechtsgoed beschermen, namelijk: de bescherming van mens en milieu.

De rechtbank is van oordeel dat aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid is voldaan. Dit betekent dat Nederland rechtsmacht heeft, dat de rechtbank bevoegd is en de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

Verbod op willekeur

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de strafrechtelijke vervolging van verdachte disproportioneel is en van willekeur getuigt. Verdachte is met zijn onderneming dichtbij de Nederlandse grens gevestigd. In dit grensgebied bevinden zich vele andere particulieren en ondernemingen (zoals de Lidl en Aldi) die soortgelijk professioneel vuurwerk aanbieden aan Nederlanders, terwijl deze personen en/of ondernemingen niet worden vervolgd, aldus de verdediging.

De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van de raadsman moet worden verworpen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. Het Openbaar Ministerie heeft een ruime discretionaire bevoegdheid om te beslissen of een verdachte moet worden vervolgd. Deze vervolgingsbeslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op grond van het oordeel dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen, dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur. Ten aanzien van het verbod op willekeur geldt verder dat het ten onrechte niet vervolgen van derden van wie de gedragingen net zoals die van de verdachte het voorwerp van strafvervolging dienen te zijn, niet zonder meer leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging tegen verdachte.

Het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte is voortgekomen uit restinformatie van een ander strafrechtelijk onderzoek. Uit het procesdossier is niet gebleken van andere personen of ondernemingen die op precies dezelfde manier als verdachte soortgelijke gedragingen hebben verricht. Ook is niet gebleken van andere feiten of omstandigheden op basis waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een vervolging van verdachte onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. De beslissing om verdachte te vervolgen acht de rechtbank dan ook niet onbegrijpelijk. De rechtbank overweegt verder dat het aan het Openbaar Ministerie is om de wijze van afdoening te bepalen. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.

Geen redenen voor schorsing van de vervolging

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsmotivering [3]

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken omdat - zo begrijpt de rechtbank - niet kan worden vastgesteld dat het gaat om professioneel vuurwerk. De raadsman betwist de deskundigheid van de verbalisanten, werkzaam bij het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV), alsmede de onderzoeksmethode, temeer nu een NFI-rapport ontbreekt. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het vuurwerk dat in de bunker lag opgeslagen, niet bestemd was voor particulier gebruik dan wel verkoop aan particulieren, maar dit vuurwerk was ingekocht voor professionele vuurwerkshows. Verdachte was niet op de hoogte van de (dubbele) strafbaarstelling van de feiten, dus van opzet - zo begrijpt de rechtbank - was geen sprake.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Feit 1

In het kader van een ander Nederlands strafrechtelijk onderzoek vond op 27 juni 2022 een doorzoeking plaats op het bunkercomplex ‘ [bunkercomplex] ’ gelegen aan de [adres 2] (Duitsland). Dat onderzoek had betrekking op een crimineel samenwerkingsverband dat mogelijk illegaal handelde in professioneel vuurwerk en het vuurwerk binnen Nederland bracht of liet brengen en het vuurwerk afgaf aan particulieren/consumenten in Nederland.Er bleek tijdens de doorzoeking van het bunkercomplex in bunker nr. [nummer 1] en [nummer 2] , welke bunkers door verdachte werden gehuurd, grote hoeveelheden vuurwerk opgeslagen te liggen.[4]

Niet ter discussie staat dat verdachte huurder was van de bunkers, waarin het aangetroffen en inbeslaggenomen vuurwerk lag opgeslagen. Verdachte erkent dat hij de eigenaar van het vuurwerk is en dat hij dit vuurwerk (bedrijfsmatig) heeft gekocht.[5]

Het in de bunkers aangetroffen vuurwerk is in beslag genomen en vervolgens in Nederland onderzocht door het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV).

Onderzoeksmethode voor vaststelling professioneel vuurwerk

Door de raadsman is betoogd dat de onderzoeksmethode van het COV, waarbij de vuurwerkdeskundige van de politie het vuurwerk visueel beoordeelt en in een categorie indeelt, onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring, omdat daaraan geen NFI-rapport ten grondslag ligt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank stelt voorop dat professioneel vuurwerk in de zin van artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit, vuurwerk betreft dat is ingedeeld in categorie F4 of dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en dat niet bij of krachtens voornoemd besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik. Gelet op deze definitie is niet op voorhand vereist dat (destructief) onderzoek aan het vuurwerk door het NFI of een vergelijkbare instelling plaatsvindt. Aangenomen kan worden dat vuurwerk van een zelfde fabrikant dat onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, in beginsel dezelfde samenstelling heeft.

Uit de processen-verbaal van het COV blijkt dat de onder verdachte inbeslaggenomen partij vuurwerk door de materiedeskundige van het COV is onderzocht op uiterlijke kenmerken en op basis daarvan is ingedeeld in de categorieën. Ook is het vuurwerk gewogen en geteld. Uit de diverse bijlagen bij het proces-verbaal van het COV blijkt dat het zowel ging om consumentenvuurwerk als professioneel vuurwerk voorzien van categorie indeling F2, F3 en F4, dan wel niet voorzien van een categorie indeling en daarom dient te worden aangemerkt als F4.[6]

Het onder feit 1 van de dagvaarding opgenomen vuurwerk valt allemaal onder lijst III (en omvat dus F4 vuurwerk zowel gecategoriseerd als niet-gecategoriseerd) en is daarmee niet toegestaan voor particulier gebruik. Van al het tenlastegelegde vuurwerk is door het COV vastgesteld dat dit professioneel vuurwerk betreft.

De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de vaststellingen van de materiedeskundige omtrent de hoeveelheid en de aard en indeling van het vuurwerk. De bevindingen worden ook bevestigd door het fotomateriaal in het dossier. De rechtbank heeft voorts geen enkel aanknopingspunt in het dossier aangetroffen op basis waarvan zou kunnen worden aangenomen dat het vuurwerk, dat fabrieksmatig is geproduceerd onder een bepaalde merknaam en bepaalde typeaanduiding en in massaproductie vervaardigd is en op de markt wordt gebracht, niet steeds dezelfde samenstelling zou hebben. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging dat zonder nader specifiek onderzoek (door het NFI) naar de pyrotechnische samenstelling van het vuurwerk niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen..

Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij het betreffende vuurwerk enkel had aangeschaft voor toekomstige vuurwerkshows, acht de rechtbank dit niet geloofwaardig omdat hij, zoals hiervoor is vastgesteld, niet beschikte over de daarvoor benodigde vergunningen en hiertoe ook geen opleiding heeft genoten. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek van de website [internetsite] en de pakbonnen, die tijdens de doorzoeking ook in de bunker zijn aangetroffen, dat verdachte dit professioneel vuurwerk, zoals super crackers, aan (Nederlandse) particulieren te koop heeft aangeboden en heeft verkocht.[7] De rechtbank verwerpt dan ook dit verweer.

Geen medeplegen

Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit pleegde in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte ter zake van het onderdeel medeplegen vrijspreken.

Conclusie

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 27 juni 2022 in Duitsland opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, zoals hierna onder de bewezenverklaring verder omschreven, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.

Feit 2

De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte via zijn website [internetsite] professioneel vuurwerk te koop heeft aangeboden en dat hij bestellingen in ontvangst heeft genomen en betalingen daarvoor heeft ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Na de doorzoeking van de bunkers op 27 juni 2022 heeft de politie op 13 april 2023 de website van verdachte onderzocht en werd geconstateerd dat professioneel vuurwerk, zoals in feit 2 van de tenlastelegging is opgenomen, werd aangeboden. In het dossier bevinden zich screen-shots van de website met het aangeboden vuurwerk. Op 19 december 2024 heeft de politie nogmaals de website bekeken en geconstateerd dat nog steeds professioneel vuurwerk werd aangeboden. Op de website is het e-mailadres [e-mailadres] opgenomen onder de contactgegevens.[8]

Tijdens de doorzoeking van de bunkers werden ook 75 pakbonnen aangetroffen, in beslag genomen en onderzocht. Op de pakbonnen staan het logo Vuurwerk [verdachte] en het e-mailadres [e-mailadres] vermeld. Daarnaast staan op de pakbonnen afhaaltijden, de betaalmethode, het verzendnummer, het ordernummer, het klantnummer, de klantnaam en het verzend- en factuuradres alsmede een omschrijving van de bestelling. Van de 75 pakbonnen, hebben 74 een Nederlands verzend- en factuuradres. Het merendeel van het vuurwerk zoals op de pakbonnen is omschreven, is niet geschikt voor particulier gebruik.[9] In de tenlastelegging zijn enkele particulieren opgenomen die uit de aangetroffen pakbonnen naar voren zijn gekomen als klanten ( [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] ). [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] zijn door de politie als getuige gehoord en hebben bevestigd dat zij via de website van verdachte vuurwerk hebben besteld en betaald. [naam 4] heeft evenwel verklaard alleen consumentenvuurwerk te hebben gekocht. Op basis van de pakbon kan de rechtbank niet vaststellen dat [naam 4] ook professioneel vuurwerk heeft gekocht zodat verdachte terzake deze verkoop zal worden vrijgesproken. [naam 2] heeft daarnaast verklaard dat hij het vuurwerk ook daadwerkelijk heeft opgehaald in Duitsland en nadien heeft afschoten.[10]

Verdachte heeft erkend dat hij via voornoemde website vuurwerk verkoopt aan particulieren en bedrijven en zich daarbij richt op de Nederlandse markt.[11] Wel heeft de verdediging ter zitting kenbaar gemaakt dat zij de tenlastegelegde periode (19 oktober 2020 tot en met 24 december 2024) niet kan rijmen met de feiten dat op 27 juni 2022 de doorzoeking van de bunker heeft plaatsgevonden en dat verdachte in 2023 is verhoord. De rechtbank acht de tenlastegelegde periode bewijsbaar, omdat zich in het dossier pakbonnen bevinden met besteldata in november 2020[12] en verbalisanten op 19 december 2024 hebben geconstateerd dat op de website van verdachte nog steeds professioneel vuurwerk werd aangeboden.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.

4.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1 hij op 27 juni 2022 in Duitsland, opzettelijk,

- 2484 stuks shells en

- ongeveer 1.600.400 stuks knalvuurwerk (Super Cracker BDV

en Lions Panda 450-51) en

- 483 stuks flowerbeds en

- 972 stuks mijnen (Pot de Feu) en

- 102 stuks knalstrengen (celebration crackers) en

- 77 stuks knalstrengen (celebration crackers) en

- 63 stuks knalstrengen (celebration crackers) en

- 10 stuks zonnewiel (Sunflower sheel 60s) en

- 4400 stuks knalvuurwerk (super crackers),

in elk geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen;

2 hij in de periode van 19 oktober 2020 tot en met 24 december 2024 in Duitsland en in Nederland, teneinde handelingen als bedoeld in het eerste lid van artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, te weten:

- het voorhanden hebben en/of opslaan en/of aan een ander ter beschikking stellen

van professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik (lid 1); voor te bereiden en/of te bevorderen,

- heeft getracht anderen te bewegen om die handelingen te plegen en/of mede te

plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of

- heeft getracht zich en/of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen

tot het verrichten van die handelingen te verschaffen en/of

- voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft te

vermoeden dat zij bestemd zijn tot het verrichten van die handelingen, immers, heeft verdachte online via de website [internetsite] en/of [e-mailadres] – zakelijk weergegeven –

- Compound/Batterij enkelschots buizen en

o Dezemberfest 512 shots en o Dutch protocol 221 shots en o Heisenberg 236 shots en o Magnum P.I. (Pyron Insanity 288 shots en o New Years Eve Festival 1498 shots en o Shangri-La 336 shots en o Triple X 281’s en o Vidar 150 shots en

- Enkelschotsbuizen:

o Thunder Titans en o Blitzies en o Rey Del Trueno Bigpack en o Detonator en o Turbo Tubes en o Kruto Mine 2 stuks en o 2R.T.C. en* o El Monstro en

- Vuurpijlen:

o Naughty Screamers en o Shellrockets Cal 38 mm en o Glitter & Glamour en o Free your mind en o Flaming Banas en o Immer Gerade Aus en o Sky Burners en o High on Fire en

- Knalvuurwerk:

o Terremoto 36S en o Thunder Titans en o Rey Del Trueno Bigpack en o Big MC Thunder Saluut en o Kanonslag Easypack en o Kanonslag Shising en o 90sh Knalmat en o Vipers, in elk geval professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aan (onder meer)

- [naam 1] en

- [naam 2] , en

- [naam 3] en

- [naam 5] en

- [naam 6] ,

te koop aangeboden en bestellingen in ontvangst genomen en daarvoor betalingen ontvangen.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer gelezen in samenhang met artikel 1.2.2 lid 1 en lid 5 van het Vuurwerkbesluit en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.

Tot 1 juli 2021 was de strafbaarstelling van de voorbereidingshandelingen van artikel 1.2.2 lid 5 Vuurwerkbesluit gebaseerd op een algemene maatregel van bestuur en derhalve onverbindend. Gelet hierop ontslaat de rechtbank verdachte van alle rechtsvervolging voorzover deze handelingen zien op de periode van 19 oktober 2020 tot 1 juli 2021.

De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van feit 2 het bestanddeel opzet door het openbaar ministerie niet in de tenlastelegging is opgenomen. Daarom kwalificeert het ten laste gelegde onder feit 2 enkel als overtreding.

feit 1 het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan; feit 2 de overtreding: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met enerzijds de overschrijding van de redelijke termijn en anderzijds het feit dat verdachte in Duitsland woonachtig is, waardoor een opgelegde taakstraf niet eenvoudig ten uitvoer te leggen zou zijn.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht geen straf op te leggen omdat elk rechtsbelang bij een strafoplegging ontbreekt. De strafeis is absoluut niet passend en het feit dat verdachte net over de grens van Nederland in Duitsland woonachtig is, staat de mogelijkheid van een taakstraf niet in de weg.

7.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte woont als Nederlander al geruime tijd in Duitsland en handelt van daaruit bedrijfsmatig in vuurwerk. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opslag en het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een bunker in Duitsland. Anders dan in veel andere vuurwerkzaken is de opslag niet gevaarlijk geweest voor omwonenden en omstanders. Daar staat echter tegenover dat het vuurwerk ook is opgehaald en naar de munitiebunker in Duitsland is gebracht en het van daaruit door kopers naar Nederland (of elders) werd vervoerd en door die kopers elders werd opgeslagen. Daarnaast heeft verdachte professioneel vuurwerk via zijn website te koop aangeboden en verkocht. De website was destijds enkel gericht op de Nederlandse particulieren en bedrijven.

Ongecontroleerd bezit van dergelijk zwaar vuurwerk is levensgevaarlijk. Dat geldt zeker voor professioneel vuurwerk, dat een substantieel zwaardere of explosievere lading bevat dan het vuurwerk dat in Nederland aan consumenten verkocht mag worden. Het afsteken van professioneel vuurwerk door particulieren brengt grote risico’s mee; niet alleen voor degene die het afsteekt, maar ook voor de omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging, zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden kan daarvan het gevolg zijn. Het vuurwerk kan massa-explosief reageren. Dit betekent dat indien één exemplaar in een partij, waarin de artikelen dicht bij elkaar liggen, tot ontbranding komt en explodeert, de kans bestaat dat de hele partij sympathisch mee-explodeert. Met het opslaan en voorhanden hebben van de grote hoeveelheid illegaal vuurwerk en de verkoop daarvan aan particulieren heeft verdachte de bestaande risico’s van dit zware vuurwerk verder vergroot. Dit alles neemt de rechtbank hem kwalijk.

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden wel eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.

De rechtbank stelt vast dat er geen LOVS-oriëntatiepunten zijn voor vuurwerkzaken. Ook is geen eenduidige lijn te destilleren uit de jurisprudentie tot nu toe waarbij de strafmaat direct gekoppeld zou kunnen worden aan de hoeveelheid vuurwerk. De OM-richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten neemt voor deze hoeveelheid vuurwerk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt.

De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en zijn advocaat op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Er heeft op 27 juni 2022 een doorzoeking van de bunkers plaatsgevonden waarbij vuurwerk onder verdachte in beslag is genomen. Op die dag is de redelijke termijn aangevangen. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren had verdachte op 27 juni 2024 een eindvonnis mogen verwachten. De rechtbank doet 8 september 2025 uitspraak. De redelijke termijn is dus met een jaar en ruim 2 maanden overschreden.

Gelet op de ernst van de feiten (met name de hoeveelheid van het vuurwerk en het bedrijfsmatige karakter), maar anderzijds de vaststelling dat feit 2 enkel een overtreding betreft en ook de pleegperiode korter is dan is tenlastegelegd, acht de rechtbank de strafeis van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet begrijpelijk daarbij komt dat ook rekening moet worden gehouden met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank acht in dit geval de strafmodaliteit van een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 160 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van twee jaren voor het misdrijf onder feit 1 en een taakstraf van 80 uur voor de overtreding onder feit 2. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank op voorhand geen belemmeringen voor het uitvoeren van een taakstraf in Duitsland. De (proces)houding van verdachte baart de rechtbank wel zorgen. Het strafrechtelijk onderzoek en het aankomende vuurwerkverbod in Nederland heeft verdachte vooralsnog niet doen besluiten zijn onderneming op dit vlak te staken. De website [internetsite] is tot op de dag van vandaag nog actief. Ter terechtzitting wekte verdachte ook niet de indruk de ernst van zijn gedragingen in te zien. Dit maakt dat de rechtbank de kans op recidive hoog inschat. Dit vormt ook een belangrijke reden om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank geeft verdachte hiermee een serieuze waarschuwing en tegelijkertijd een motivatie om zich - als Nederlander - in de toekomst verre van illegaal vuurwerk te houden en/of zijn bedrijfsvoering zodanig aan te passen dat wordt voldaan aan de Nederlandse en Duitse regelgeving.

7.4 De in beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft verder gevorderd dat de in beslag voorwerpen (vuurwerk) aan het verkeer worden onttrokken. De raadsman heeft betoogd dat het vuurwerk aan verdachte moeten worden teruggegeven.

Uit het dossier volgt dat vele soorten vuurwerk (F1, F2, F3 en F4) in beslag zijn genomen en dat een gedeelte hiervan reeds is teruggegeven aan verdachte, omdat het deels bleek te gaan om consumentenvuurwerk. De rechtbank zal het resterende nog niet teruggeven vuurwerk onttrekken aan het verkeer, omdat dit van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62 Sr.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1 het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan; feit 2 de overtreding: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer,

  • verklaart dat het onder feit 2 bewezen verklaarde voor zover deze handelingen zien op de periode van 19 oktober 2020 tot 1 juli 2021 geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte over die periode van alle rechtsvervolging;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

  • veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde feit 1 tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;

  • bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

  • stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit 1 tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 160 (honderdzestig) uren;

  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;

  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit 2 tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 80 (tachtig) uren;

  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.

de in beslag genomen voorwerpen

  • verklaart onttrokken aan het verkeer het resterende nog niet teruggegeven vuurwerk.

Dit vonnis is gewezen door mr. R. ter Haar, voorzitter, mr. D. van den Berg en mr. R.P. van Campen, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2025.

Buiten staat Mr. D. van den Berg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Besluit van 22 januari 2022, Staatsblad 2002, 33.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 251 en 253 uit het dossier van de politie, eenheid Oost Nederland, met nummer PL0600-2022581286.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost Nederland, met nummer PL0600-2022581286. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2022, pagina’s 11 en 12.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 253.

De processen-verbaal van verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij het COV, van 22 november 2022 en 7 december 2022, met bijlagen.

Het proces-verbaal van bevindingen website d.d. 19 december 2024, pagina 198 en geschriften, zijnde pakbonnen gericht aan [naam 7] in [plaats 1] met ordernummer [pakbonnummer 7] , pagina 91 en een pakbon gericht aan [naam 8] in [plaats 2] met ordernummer [pakbonnummer 8] , pagina 99, en pakbon met ordernummer [pakbonnummer 9] gericht aan [naam 9] in [plaats 3] .

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2024, pagina’s 184 t/m 193 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2024, pagina’s 194 t/m 201.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2022, pagina’s 82 t/m 83 met bijlagen waaronder de pakbonnen pagina’s 88 t/m 159.

Het algemeen relaas, pagina 4 en 5 en de processen-verbaal van verhoor van getuigen:

[naam 1] , pagina 217

[naam 2] , pagina 212,

[naam 3] , pagina 209

[naam 4] pagina 244

[naam 5] , pagina 227

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 252 en 254.

Zoals pakbonnen op pagina’s 129 en 152.


Voetnoten

Besluit van 22 januari 2022, Staatsblad 2002, 33.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 251 en 253 uit het dossier van de politie, eenheid Oost Nederland, met nummer PL0600-2022581286.

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost Nederland, met nummer PL0600-2022581286. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2022, pagina’s 11 en 12.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 253.

De processen-verbaal van verbalisant [verbalisant] , werkzaam bij het COV, van 22 november 2022 en 7 december 2022, met bijlagen.

Het proces-verbaal van bevindingen website d.d. 19 december 2024, pagina 198 en geschriften, zijnde pakbonnen gericht aan [naam 7] in [plaats 1] met ordernummer [pakbonnummer 7] , pagina 91 en een pakbon gericht aan [naam 8] in [plaats 2] met ordernummer [pakbonnummer 8] , pagina 99, en pakbon met ordernummer [pakbonnummer 9] gericht aan [naam 9] in [plaats 3] .

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2024, pagina’s 184 t/m 193 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2024, pagina’s 194 t/m 201.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2022, pagina’s 82 t/m 83 met bijlagen waaronder de pakbonnen pagina’s 88 t/m 159.

Het algemeen relaas, pagina 4 en 5 en de processen-verbaal van verhoor van getuigen:[naam 1] , pagina 217[naam 2] , pagina 212,[naam 3] , pagina 209[naam 4] pagina 244[naam 5] , pagina 227

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 252 en 254.

Zoals pakbonnen op pagina’s 129 en 152.