Uitspraak inhoud

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch Strafrecht

Parketnummer: 01.133060.24

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] , wonende te [adres] .

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 augustus 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 25 juni 2025.

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1

  *hij op of omstreeks 25 september 2023 te Bergeijk, in elk geval in Nederland, als*
  
  *verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede*
  
  *rijdende over de weg, Fressevenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn*
  
  *schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval*
  
  *zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,*
  
  *-te rijden onder invloed van en/of na gebruik van alcoholhoudende drank en/of*
  
  *gekomen nabij de kruising van deze Fresssevenweg met de Hoekerbeemden,*
  
  *-te rijden met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse te hoge*
  
  *snelheid en/of*
  
  *-zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot*
  
  *stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en*
  
  *waarover deze vrij was, en/of*
  
  *-niet, althans in onvoldoende mate te kijken en/of te blijven kijken naar het verkeer*
  
  *op die kruisende weg en/of zich niet, althans onvoldoende ervan te vergewissen of*
  
  *over die kruisende weg verkeer naderde, en/of*
  
  *-zonder te stoppen voornoemde kruising op te rijden, terwijl een over die kruisende*
  
  *weg rijdende fiets dicht was genaderd en/of*
  
  *-geen voorrang te verlenen aan de bestuurder van deze op die weg rijdende fiets,*
  
  *waardoor, althans mede waardoor een aanrijding en/of botsing is ontstaan*
  
  *met/tussen/door dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en laatst genoemde*
  
  *fietser,*
  
  *waardoor een ander (die fietser genaamd [slachtoffer] ) werd gedood, terwijl*
  
  *hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede,*
  
  *derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet*
  
  *heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende*
  
  *of negende lid van genoemde wet*

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

    *kunnen leiden:*

hij op of omstreeks 25 september 2023 te Bergeijk, in elk geval in Nederland, als

    *bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg,*
    
    *Fressevenweg,*
    
    *gekomen nabij de kruising van deze Fresssevenweg met de Hoekerbeemden,*
    
    *-heeft gereden met een gelet op de situatie en/of omstandigheden ter plaatse te*
    
    *hoge snelheid en/of*
    
    *-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot*
    
    *stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en*
    
    *waarover deze vrij was, en/of*
    
    *-niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het*
    
    *verkeer op die kruisende weg en/of zich niet, althans onvoldoende ervan heeft*
    
    *vergewist of over die kruisende weg verkeer naderde, en/of*
    
    *-zonder te stoppen voornoemde kruising op is gereden, terwijl een over die*
    
    *kruisende weg rijdende fiets dicht was genaderd en/of*
    
    *-geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van deze op die weg rijdende fiets,*
    
    *waardoor, althans mede waardoor een aanrijding en/of botsing is ontstaan*
    
    *met/tussen/door dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en laatst genoemde*
    
    *fietser,*
    
    *door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,*
    
    *althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,*
    
    *althans kon worden gehinderd;*

2

  *hij op of omstreeks 25 september 2023 te Bergeijk, in elk geval in Nederland, als*
  
  *bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na*
  
  *zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij*
  
  *een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de*
  
  *Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,*
  
  *alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn*

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 primair acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.

Het standpunt van de verdediging. De raadsvrouw heeft vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft (onder meer) het volgende aangevoerd. Het alcoholgebruik van verdachte levert bij gebreke van causaal verband geen zelfstandige schuldgrond op voor het veroorzaken van het ongeval. Verdachte reed niet met een te hoge snelheid. Vóór het naderen van de kruising heeft hij bovendien zijn voet van het gaspedaal gehaald en snelheid geminderd. Hij heeft meerdere keren naar rechts gekeken, maar zag geen verkeer aankomen. Uitgaande van de verklaring van verdachte was zijn waarnemingsgedrag normaal, adequaat en binnen de geldende zorgvuldigheidsnormen. Verdachte kon met de informatie die hij had, redelijkerwijs tot de beslissing komen om de kruising op te rijden. Die keuze was niet onoplettend, onachtzaam of roekeloos en dus niet strafrechtelijk verwijtbaar in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hoewel de fietser formeel voorrang had, kan het gedrag van de fietser (geen snelheid minderen bij het naderen van een kruising, even stoppen met fietsen en toch de kruising op schieten) als onverwacht en misleidend worden beschouwd. Het plotselinge gedrag van de fietser kan mede bepalend zijn geweest bij het ontstaan van het ongeval.

Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsmiddelen.

Voor de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is gevoegd als bewijsbijlage bij dit vonnis.

Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1 primair.

Vaststelling van de feiten. Op 25 september 2023 omstreeks 17.47 uur heeft op de kruising van de Fressenvenweg en de Hoekerbeemden te Bergeijk een verkeersongeval plaatsgevonden. Daarbij waren een bedrijfsauto en een fietser betrokken. Verdachte was de bestuurder van de bedrijfsauto en heeft, komende vanaf de Fressenvenweg, de van rechts komende fietser [slachtoffer] (hierna: slachtoffer) op de kruising aangereden. De kruising van de Fressenvenweg en de Hoekerbeemden is een gelijkwaardige kruising, waar het verkeer komend rechts van verdachte voorrang heeft.

Verdachte heeft het voor hem van rechts komende slachtoffer geen voorrang verleend. Verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse.

Op de Fressenvenweg gold een maximum snelheid voor verdachte van 60 kilometer per uur. Verdachte reed kort voor de aanrijding 60 kilometer per uur en heeft bij het naderen van de kruising niet geremd, alleen, zoals hij zelf heeft verklaard, het gas losgelaten. Dat verdachte niet heeft geremd, wordt bevestigd door de twee getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die kort voor het ongeval achter de auto van verdachte reden. Zij hebben verklaard dat zij ongeveer 60 kilometer per uur reden. Zij zagen dat de bestuurder van de bestelbus (verdachte) geen snelheid minderde toen hij richting de kruising reed.

Er was sprake van een voor verdachte overzichtelijke kruising. Het was helder weer. Het zicht voor verdachte werd niet belemmerd door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg. Verdachte heeft verklaard dat hij vóór de kruising werd gehinderd door een laagstaande zon en dat hij pas op de kruising de fietser heeft waargenomen. Verdachte heeft naar zijn zeggen naar rechts gekeken, maar zag geen verkeer naderen. De hiervoor genoemde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die achter verdachte reden, hebben verklaard dat zij vanuit hun positie zagen dat er een fietser van rechts aan kwam rijden.

Ten gevolge van het door de aanrijding opgelopen letsel is het slachtoffer overleden.

Verdachte is na het ongeval onderworpen aan een ademonderzoek, waaruit is gebleken dat hij onder invloed was van alcohol. Uit dit onderzoek bleek dat het alcoholgehalte 440 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht was. Dit is twee keer de toegestane hoeveelheid alcohol.

Het juridisch kader van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 Verdachte wordt primair verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van dit artikel is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte.

De overwegingen van de rechtbank.

De rechtbank overweegt daarover als volgt.

De rechtbank stelt, gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden, vast dat het door verdachte vertoonde gedrag substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist en mag worden verwacht en dat sprake is van meerdere verkeersovertredingen. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen dan hij heeft gedaan.

Verdachte is onder invloed van alcohol gaan rijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid en het reactievermogen van een verkeersdeelnemer negatief beïnvloedt.

Daarnaast had verdachte, gelet op het feit dat hij een gelijkwaardige kruising naderde en daarnaast ook nog slecht zicht had door een laagstaande zon, zijn snelheid moeten aanpassen aan de situatie en alert moeten zijn op verkeer van rechts, dat voorrang had. Dat de maximum snelheid ter plaatse 60 kilometer per uur is, betekent niet dat verdachte ook onder deze omstandigheden met een snelheid van 60 kilometer per uur de kruising op kon rijden. Verdachte had zijn snelheid zodanig moeten regelen dat hij in staat was zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand, waarover hij de weg kon overzien. Hij is zonder vaart te minderen of te stoppen de kruising opgereden, terwijl de fietser hem van rechts naderde.

Verdachte heeft zich er onvoldoende van vergewist of over de kruising verkeer van rechts naderde. Verdachte heeft de fietser geheel over het hoofd gezien. De rechtbank merkt daarbij op dat de getuigen, die achter verdachte reden, de fietser wel aan hebben zien komen. Verdachte heeft de van rechts komende fietser geen voorrang verleend.

Er zijn in het dossier geen aanwijzingen voor enige schuld van het slachtoffer, zoals door de verdediging aangevoerd. Dat het voor verdachte leek dat het slachtoffer even inhield met zijn fiets en daarna doorreed, maakt niet dat sprake is van enig verwijtbaar handelen van het slachtoffer. Het slachtoffer kwam immers van rechts en had voorrang. Ook dat het slachtoffer hard zou hebben gefietst, is een veronderstelling van de verdediging, waarvan niet is gebleken en die, ook al zou dit het geval zijn, niet afdoet aan de verkeersfout van verdachte.

Alles overwegende, is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.

Conclusie Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet, wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van feit 2.

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen het onder 2 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1

  *op 25 september 2023 te Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Fressevenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend*

-te rijden onder invloed van en na gebruik van alcoholhoudende drank en gekomen nabij de kruising van deze Fresssevenweg met de Hoekerbeemden

    *-te rijden met een gelet op de situatie en omstandigheden ter plaatse te hoge*
    
    *snelheid en*
    
    *-zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was dat motorrijtuig tot*
    
    *stilstand te brengen binnen de afstand, waarover hij de weg kon overzien en*
    
    *waarover deze vrij was, en*

-in onvoldoende mate te kijken en te blijven kijken naar het verkeer

    *op die kruisende weg en zich onvoldoende ervan te vergewissen dat*
    
    *over die kruisende weg geen verkeer naderde, en*
    
    *-zonder te stoppen voornoemde kruising op te rijden, terwijl een over die kruisende*
    
    *weg rijdende fiets dicht was genaderd en*

-geen voorrang te verlenen aan de bestuurder van deze op die weg rijdende fiets,

    *waardoor een aanrijding is ontstaan tussen dat door verdachte bestuurde motorrijtuig en laatst genoemde fietser,*
    
    *waardoor een ander, die fietser genaamd [slachtoffer] , werd gedood, terwijl*
    
    *hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede*
    
    *lid van de Wegenverkeerswet 1994.*

2

  *op 25 september 2023 te Bergeijk, als bestuurder van een motorrijtuig, (bedrijfsauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 440 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.*

De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie. De officier van justitie heeft een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis geëist en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging komen, dan heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen heeft en de omstandigheid dat de verzekeraar hem persoonlijk financieel aansprakelijk heeft gesteld voor de schade. Verder heeft de raadsvrouw verzocht oog te hebben voor de grote emotionele impact die dit feit op het leven van verdachte en zijn gezin heeft gehad en nog altijd heeft. Dat verdachte dit voor de rest van zijn leven met zich meedraagt, is al een heel zware straf. In geval van een strafoplegging heeft de raadsvrouw verzocht deze zoveel mogelijk in voorwaardelijke vorm op te leggen. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zou grote gevolgen hebben voor verdachte en zijn gezin. Verdachte is kostwinner en kan bij een rijontzegging zijn werkzaamheden niet uitvoeren. Zijn gezin zal daardoor worden gedupeerd en hij kan de schade-aflossingen aan de verzekeringsmaatschappij dan ook niet meer betalen.

Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de feiten door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij een 69-jarige fietser is overleden. Door zijn handelingen heeft de verdachte leed toegebracht aan de nabestaanden van de overledene.

Verdachte was onder invloed van alcohol, maar is toch gaan rijden. De risico’s en gevolgen van rijden onder invloed zijn algemeen bekend. Alcohol heeft invloed op het functioneren tijdens het besturen van een motorrijtuig. Desondanks heeft verdachte op 25 september 2023 de keuze gemaakt een motorijtuig te besturen. Daarbij heeft verdachte ter hoogte van de desbetreffende kruising meerdere verkeersfouten gemaakt, waardoor de aanrijding is ontstaan. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.

De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 5 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte vanwege de impact van het ongeval heeft besloten te stoppen met het gebruik van alcohol. Verdachte is schuldbewust en neemt verantwoordelijkheid voor het ten laste gelegde. Het leven van verdachte heeft een flinke knauw gekregen ten gevolge van het ongeval. Verdachte heeft inmiddels hoge financiële lasten vanwege het terugbetalen van de schade aan de verzekeraar. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als laag.

Ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn handelen en de gevolgen daarvan. Verdachte en zijn familieleden hebben kort na het ongeval per brief contact gezocht met de nabestaanden van het slachtoffer en daarin hun medeleven betuigd. Dat hebben de nabestaanden, zo blijkt uit een schriftelijke reactie van de stiefdochter van het slachtoffer, gewaardeerd.

De rechtbank houdt verder ten voordele van verdachte rekening met de gevolgen die het verkeersongeval heeft gehad voor verdachte privé en in zijn werk. Ten gevolge van het ongeval heeft een psycholoog PTSS bij verdachte geconstateerd. De rechtbank ziet op de zitting een gebroken man, die ook zelf zwaar is getroffen door wat hij heeft aangericht. Door het ongeval is verdachte in een sociaal isolement gekomen en heeft hij ervaren minder opdrachten voor zijn eenmansbedrijf te krijgen.

De rechtbank houdt voorts ten voordele van verdachte rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uiteindelijke berechting. Niet is gebleken dat verdachte in deze periode in aanraking met politie en/of justitie is gekomen in verband met verkeersfeiten of anderszins.

De rechtbank houdt er ten slotte rekening mee dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop.

Voor de bewezen verklaarde feiten wordt, gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat een dergelijke straf niet passend is, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden ten voordele van verdachte en de gevolgen die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou hebben voor verdachte, zijn werk en zijn financiële positie en daarmee ook voor zijn gezin. De rechtbank acht een gevangenisstraf van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte ook een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen van de maximale duur.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 24 maanden passend en geboden is. Verdachte heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden in zijn eenmansbedrijf zijn rijbewijs nodig. Verlies van zijn rijbewijs zou grote financiële gevolgen voor verdachte en zijn gezin hebben. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat verdachte in de aanzienlijke periode na het ongeval wederom verkeersfeiten heeft gepleegd. Hoewel de ernst van het feit en de gevolgen daarvan een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid rechtvaardigen, zal de rechtbank volstaan met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden met een proeftijd van twee jaren.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 9. 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 van het Wetboek van Strafrecht; 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Eendaadse samenloop van

Feit 1 primair:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid en

Feit 2:

Overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 (440 microgram)

verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straffen en bijkomende straf.

Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:

 Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.

 Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

 Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door: mr. H.M. Hettinga, voorzitter, mr. S.A.E.M. Rampaart en mr. R. Grimbergen, leden, in tegenwoordigheid van L. Scholl en mr. I.P.A. Willems, griffiers, en is uitgesproken op 18 augustus 2025.