ECLI:NL:RBNNE:2025:4113 - Rechtbank Noord-Nederland - 9 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-357700-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 september 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.
Tenlastelegging
Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2010) een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 september 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde en zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van slachtoffer [slachtoffer] betrouwbaar is en voldoende steun vindt in ander onafhankelijk bewijsmateriaal, zodat ook het bestanddeel “seksueel binnendringen” kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft niet verklaard over het “seksueel binnendringen” en er is bij slachtoffer [slachtoffer] geen speeksel aangetroffen op zijn geslachtsdeel. Het sporenonderzoek past gelet daarop beter bij de verklaring van verdachte. Daarnaast heeft het slachtoffer niet direct zijn ouders verteld over de orale bevrediging die zou hebben plaatsgevonden. Hierdoor kan beïnvloeding van het slachtoffer niet worden uitgesloten en moet de aangifte kritisch worden beoordeeld.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
- De door verdachte ter zitting van 25 september 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb met [slachtoffer] afgesproken. We hebben elkaar op 2 september 2024 in Leeuwarden ontmoet. Toen hebben we aan elkaars geslachtsdeel gezeten en we hebben elkaar afgetrokken.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van informatief gesprek zeden d.d. 4 september 2024 opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland van het onderzoek [nummer] d.d. 3 april 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2010:
Ik heb gevraagd of hij wilde afspreken. Afgelopen maandag heeft hij mij opgehaald (de rechtbank begrijpt 2 september 2024). Mijn broek en onderbroek had ik zelf op mijn knieën gedaan. Hij pakte mijn ballen en de onderkant van mijn piemel en masseerde mijn piemel. Hij deed dit een keer heel lang en een keer een paar seconden. Hij heeft mij ongeveer ook 10 seconden afgetrokken. Dit ging heel langzaam op en neer. Hij boog zich toe naar mij en heeft aan mijn piemel gezogen. Ik heb ook een paar seconden aan zijn piemel gezogen.
- Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 september 2024 opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] geboren [geboortedatum] 2010:
De man pikte mij op in de Vincent van Goghstraat aan het Julianapark (de rechtbank begrijpt: te Leeuwarden). Toen bij de spoorbrug ging hij mij weer een beetje aftrekken en toen vroeg ik dat ik het wel wilde voelen hoe het was als hij mijn lul ging zuigen. Hij zoog toen 10 seconden mijn lul. Ik vroeg toen of ik zijn lul mocht zuigen. Dat heb ik toen een seconde of 5 gedaan.
Bewijsoverweging over het seksueel binnendringen De rechtbank stelt voorop dat artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geen dubbele bevestiging vereist van elk onderdeel van de tenlastelegging. In dit geval komt de deels bekennende verklaring van verdachte op essentiële onderdelen overeen met de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank ziet zich daarom uitsluitend voor de vraag gesteld aan welk van beide verklaringen beslissende betekenis toekomt voor het al dan niet aanwezig van bewijs van het bestanddeel “seksueel binnendringen” oftewel het zuigen aan elkaars geslachtsdeel.
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer kort na het seksuele contact verklaringen heeft afgelegd. Daarin heeft hij consistent en gedetailleerd verklaard over de omstandigheden waaronder de ontmoeting met verdachte heeft plaatsgevonden en wat er tijdens deze ontmoeting zou zijn gebeurd. Hierbij heeft hij ook verklaard over het zuigen aan elkaars geslachtsdeel. Verder heeft hij zijn eigen aandeel niet onbenoemd gelaten. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat zijn verklaring - met uitzondering van het zuigen aan elkaars penis - op de overige essentiële onderdelen overeenkomt met de verklaring van verdachte en wordt ondersteund door objectieve gegevens die zich in het dossier bevinden. Bovenal heeft het slachtoffer verklaard dat het zijn eerste seksuele ervaring was en dat hij deze gebeurtenis als traumatisch heeft ervaren, waarbij naar het oordeel van de rechtbank past dat hij een sterke herinnering aan deze gebeurtenis heeft overgehouden. Verdachte is daarentegen op verschillende punten vergeetachtig gebleken. Zo was hij bijvoorbeeld in eerste instantie vergeten dat hij seksspeeltjes had meegenomen naar de seksafspraak met het slachtoffer. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat meer gewicht moet worden toegekend aan de verklaring van het slachtoffer. De rechtbank acht zijn
verklaringen betrouwbaar. Zij acht daarmee bewezen dat sprake is geweest van “seksueel binnendringen”.
De rechtbank overweegt ten slotte dat het sporenonderzoek het “seksueel binnendringen” uitsluit noch bevestigt en daarom acht zij dit bewijsmiddel niet bruikbaar ter ondersteuning van het bewijs van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2024 te Leeuwarden met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
- primair: verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd die in duur gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een eventuele taakstraf. Zij heeft verder aangevoerd dat verdachte instemt met een contactverbod met het slachtoffer als de rechtbank dat nodig vindt.
Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 15 augustus 2025, de Pro Justitia-rapportage van 17 april 2025 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit Verdachte, een man van destijds 45 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige jongen die toen de leeftijd van 14 jaren had. Hij is via Snapchat met het slachtoffer in contact gekomen. Dit contact bestond eerst uit het voeren van voornamelijk seksueel getinte gesprekken. Op enig moment hebben verdachte en het slachtoffer afgesproken om elkaar te treffen. In de auto van verdachte is het vervolgens tot seksuele handelingen gekomen. Zij hebben onder meer aan elkaars geslachtsdeel gezeten en gezogen. Hoewel er geen sprake is geweest van dwang of misleiding bij het over en weer verrichten van seksuele handelingen, en verdachte is gestopt zodra het slachtoffer aangaf dat te willen, heeft verdachte hiermee de normale en gezonde seksuele ontwikkeling van het slachtoffer geschaad. Hij heeft bij het jonge en seksueel onervaren slachtoffer bovendien een diep gevoel van schaamte en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn lustgevoelens vooropgesteld heeft en zich onvoldoende heeft bekommerd om het slachtoffer en zijn normale en gezonde seksuele ontwikkeling.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport. Uit dit rapport blijkt dat er belangrijke beschermende factoren zijn. Verdachte heeft een langdurige stabiele relatie en gezinssituatie, alsmede huisvesting en dagbesteding. De reclassering ziet geen risicos met betrekking tot middelengebruik of negatieve beïnvloeding vanuit het sociale netwerk. Verdachte werkt intrinsiek gemotiveerd mee aan zijn behandeling en reclasseringscontacten. De reclassering heeft geconstateerd dat het psychosociale functioneren van verdachte aandacht behoeft. Verdachte is in behandeling bij een psycholoog en psychiater voor zijn paniekaanvallen en ADHD. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en adviseert dat toezicht vanuit een strafrechtelijk kader niet nodig is.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage. De psycholoog beschrijft verdachte als een intelligente man met ADHD en een vermijdende persoonlijkheidsdynamiek. Verdachte beschikt over de cognitieve capaciteiten om de laakbaarheid en schadelijkheid van zijn eigen gedrag in te schatten. Ook beschikt verdachte over het vermogen om zijn gedrag te sturen door risicos te vermijden en zijn handelen af te wegen. De psycholoog ziet geen aanwijzingen dat het gedrag van verdachte werd gedreven door een onderliggende parafiele stoornis. Zij schat het recidiverisico in als beneden gemiddeld en haar advies luidt dat er geen noodzaak is voor een forensische behandeling en er evenmin redenen zijn om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De hoogte van de straf De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in de eerste plaats rekening gehouden met de ernst van het feit. Gelet daarop is uit het oogpunt van vergelding in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank neemt echter ook de proceshouding van verdachte in aanmerking. Verdachte heeft meermalen spijt betuigd voor zijn handelen. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte de schadelijke gevolgen van zijn handelen inziet en dat hij daar zijn verantwoordelijkheid voor neemt. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het voorarrest van verdachte voor hem naar hij zelf ook overtuigend heeft betoogd, voldoende afschrikwekkend is geweest en dat verdere leedtoevoeging aan dit doel voorbijgaat. Als verdachte weer, zoals het Openbaar Ministerie wil, opnieuw naar de gevangenis zou moeten, zou dit grote gevolgen hebben voor de verdachte, zijn gezin en zijn bedrijf. De rechtbank ziet daarom geen noodzaak om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die in duur langer is dan het voorarrest. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden in combinatie met de maximale taakstraf en een contactverbod met het slachtoffer, recht wordt gedaan aan de ernst van dit feit en de belangen van het slachtoffer alsook zijn omgeving.
Alles afwegende, acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden:
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd
van 3 jaren met aftrek van het voorarrest;
- met aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden als bijzondere voorwaarde een contactverbod
met slachtoffer [slachtoffer] ;
- een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich door middel van zijn wettelijk vertegenwoordiger als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 7.500 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel toegewezen kan worden met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist en naar voren gebracht dat verdachte bereid is om de vordering tot schadevergoeding volledig te voldoen.
Het oordeel van de rechtbank Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij recht op immateriële schadevergoeding op grond van artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, nu voldoende is gebleken dat sprake is van een zogenoemde “aantasting in de persoon op andere wijze”. De nadelige psychische en emotionele gevolgen van de benadeelde partij liggen gelet op de aard en ernst van de normschending voor de hand. Een minderjarige jongen is seksueel onervaren en bevindt zich in een pril stadium van zijn ontwikkeling. Seksueel contact met een volwassen man waarbij sprake is van een groot leeftijdsverschil is schadelijk voor de gezonde ontwikkeling van een minderjarige jongen. Daarnaast is uit de spreekrechtverklaring van de vader van het slachtoffer gebleken dat deze gebeurtenis ook zeer emotioneel ingrijpend is geweest voor het gezin. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes (6) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie (3) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact zoekt of heeft met: slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010 te Leeuwarden.
een taakstraf voor de duur van tweehonderdenveertig (240) uren.
Beveelt dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig (120) dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 9 oktober 2025.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.500 (zegge: vijfenzeventighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 7.500 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van tweeënzeventig (72) dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Dijkstra, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. O.F. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2025.