ECLI:NL:RBNNE:2025:3946 - Rechtbank Noord-Nederland - 30 september 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-036720-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Helmich, advocaat te Heerenveen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2021 te [pleeglocatie] , in elk geval, in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
zulks terwijl [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2021 te [pleeglocatie] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde pleegperiode die aanvangt op 1 januari 2018 niet bewezen kan worden. Zij stelt zich op het standpunt dat bij een bewezenverklaring 1 januari 2019 als beginmoment van de pleegperiode moet worden gehanteerd.
Het oordeel van de rechtbank De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Overweging over de ten laste gelegde pleegperiode
In dit soort zaken, waarin het seksuele misbruik pas jaren nadat het heeft plaatsgevonden aan het licht komt, kan de pleegperiode door het vervagen van herinneringen niet nauwkeurig worden bepaald. Een ruimer genomen pleegperiode is niet van invloed op de hoogte van de straf en schaadt daarom de verdediging niet in haar belangen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om uit te gaan van een andere pleegperiode dan ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2021 in Nederland meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2010, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
zulks terwijl [slachtoffer] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
- Primair: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden volgend uit het reclasseringsrapport van 31 juli 2025.
Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel bepleit. Zij heeft daarnaast aangevoerd dat het handelen van verdachte aan de ondergrens van de strafvorderingsrichtlijn van het Openbaar Ministerie moet worden getoetst. Voor het primair ten laste gelegde was de richtlijn destijds een gevangenisstraf die in duur binnen het bereik van 12 tot 36 maanden valt.
Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 31 juli 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op meerdere momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige nichtje die destijds een leeftijd van beneden de twaalf jaren had, waarbij ook sprake is geweest van seksueel binnendringen. Het seksuele misbruik heeft onder meer plaatsgevonden bij verdachte thuis toen zijn nichtje bij hem kwam logeren. Zijn nichtje was op dat moment aan zijn zorg toevertrouwd.
Een nichtje hoort zich veilig te voelen bij haar oom als zij bij hem komt logeren en haar ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat goed voor hun kind wordt gezorgd. Het is dan ook bijzonder kwalijk dat verdachte als oom op zeer ernstige wijze misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie en de kwetsbare positie van zijn minderjarige nichtje. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn nichtje en de normale en gezonde seksuele ontwikkeling geschaad. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hier gedurende lange tijd nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij uit seksuele drang en gemakzucht zijn nichtje seksueel heeft misbruikt, dat hij daarmee het vertrouwen dat in hem was gesteld heeft beschaamd en daarbij zijn eigen lustgevoelens heeft laten overheersen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 31 juli 2025. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte kampt met een seksverslaving en dat hij daar vrijwillig een behandeling voor is gestart. Hij gebruikt voor zijn seksverslaving libidoremmende medicatie en hij is bereid om mee te werken aan reclasseringstoezicht als dat nodig is. De reclassering beschouwt de leefgebieden huisvesting, dagbesteding en de relatie met partner als stabiel. Zij adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden en zij ziet geen beletselen voor een eventuele gevangenisstraf. Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling verklaard dat de libidoremmende medicijnen een gunstig effect op hem hebben en dat hij meer tijd heeft voor andere activiteiten doordat zijn seksuele drift niet meer op de voorgrond staat. Hij heeft verder aangegeven dat hij mogelijk zijn boerderij kwijt zal raken als hij een lange gevangenisstraf opgelegd krijgt, maar dat hij bereid is zijn verantwoordelijkheid te nemen.
De hoogte van de straf
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft tijdens de inhoudelijke behandeling spijt betuigd voor wat hij heeft gedaan. Het is de rechtbank gebleken dat verdachte het schadelijke effect van zijn handelen op zijn nichtje en zijn familie inziet en dat hij daar zijn verantwoordelijkheid voor neemt voor zover dat nog kan. Weliswaar zal een lange gevangenisstraf voor verdachte zeer ingrijpend zijn, echter houdt de rechtbank ook rekening met de belangen van het gekwetste slachtoffer en de betrokkenen. Het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd is dusdanig ernstig dat een forse gevangenisstraf de enige soort straf is die naar het oordeel van de rechtbank in dit geval passend is. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Zij is gelet daarop van oordeel dat de strafeis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en dat een onvoorwaardelijk strafdeel van kortere duur zich daar niet mee verhoudt.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Zij zal daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden volgend uit het reclasseringsrapport van 31 juli 2025.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 244, 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot twaalf (12) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie (3) jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of
meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. L.S. Wachters, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 september 2025.
Mr. L.S. Wachters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.