ECLI:NL:RBNNE:2025:3819 - Toerekening dodelijk ongeval bij straatrace aan mededeelnemer - 19 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een dodelijk ongeval van een deelnemer aan een straatrace kan worden toegerekend aan de andere deelnemer. De competitieve dynamiek en wisselwerking in het rijgedrag impliceren een nauwe en bewuste samenwerking, waardoor de gevolgen van het ongeval mede voor rekening van de verdachte komen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/267237-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 september 2025. Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.H. Veltkamp.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 14 december 2023 te Bultenpost, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen), tezamen en in vereniging met een ander, te weten [slachtoffer 1] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW), althans alleen, daarmee rijdende op de weg, de Oost, zich opzettelijk zodanig heeft/hebben gedragen dat de verkeersregels In ernstige mate werden geschonden door
-- te rijden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer, althans niet zoveel mogelijk rechts te houden,
- zijn/hun aandacht te richten op het door de ander bestuurde motorrijtuig, althans niet (voldoende) te letten op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg, waardoor [slachtoffer 1] het door hem bestuurde voertuig niet (voldoende) onder
controle heeft gehad en/of heeft gehouden, waardoor de personenauto van [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm terecht is gekomen, waarna die personenauto in een slip is geraakt en vervolgens in botsing is gekomen met een boom, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 14 december 2023 te Buitenpost, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen), tezamen en in vereniging met een ander, te weten [slachtoffer 1] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW), althans alleen, daarmee rijdende op de weg, de Oost,
-
hij op of omstreeks 14 december 2023 te Buitenpost, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen), tezamen en in vereniging met een ander, te weten [slachtoffer 1] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW), althans alleen, daarmee rijdende op de weg, de Oost, zich opzettelijk zodanig heeft/hebben gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
-
in strijd met artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1994 deel te nemen aan een wedstrijd met voertuigen (straatrace),
-
te rijden met een hogere snelheid dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was,
-
naast elkaar en/of op korte afstand achter elkaar te rijden,
-
te rijden op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer, althans niet zoveel mogelijk rechts te houden,
-
met hoge snelheid in te halen,
-
rechts in te halen,
-
zijn/hun aandacht te richten op het door de ander bestuurde motorrijtuig, althans niet (voldoende) te letten op het voor hem/hen gelegen gedeelte van die weg, waardoor [slachtoffer 1] het door hem bestuurde voertuig niet (voldoende) onder
controle heeft gehad en/of heeft gehouden, waardoor de personenauto van [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) in de naast de geasfalteerde weg gelegen berm terecht is gekomen, waarna die personenauto in een slip is geraakt en vervolgens in botsing is gekomen met een boom, door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was, te weten [slachtoffer 3] en/of een of meer andere inzittenden van de betrokken personenauto's;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 14 december 2023 te Buitenpost, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen), tezamen en in vereniging met een ander, te weten [slachtoffer 1] , eveneens als bestuurder
van een voertuig (personenauto, BMW), althans alleen, daarmee rijdende op de weg, de Oost,
door welke gedraging{en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
- hij op of omstreeks 14 december 2023 te Buitenpost, op de weg, de Oost, een wedstrijd met voertuigen heeft gehouden en/of heeft deelgenomen aan een wedstrijd met voertuigen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, 2 primair en feit 3.
Oordeel van de rechtbank De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen verdachte ter terechtzitting (bekennend) heeft verklaard is komen vast te staan dat verdachte samen met [slachtoffer 1] een straatrace heeft gehouden in Buitenpost. Bij de straatrace is op zeer korte afstand achter elkaar en naast elkaar gereden en hebben beide autos de daar geldende maximum snelheid overschreden. [slachtoffer 1] raakt in een bocht van de weg en botst vervolgens tegen een boom. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in het straatracen een nauwe en bewuste samenwerking besloten door de competitieve dynamiek. Die
competitieve dynamiek brengt met zich mee dat de ene gevaarlijke verkeersgedraging onlosmakelijk wordt gevolgd door een andere gevaarlijke verkeersgedraging, waarin dan ook een bewuste en nauwe samenwerking ligt besloten. In die dynamiek valt ook redelijkerwijs te voorzien dat het onderling samenhangende, gevaarlijke verkeersgedrag tot een verkeersongeval kan leiden met ernstige gevolgen. Er was sprake van een wisselwerking tussen de onderlinge verkeersgedragingen waardoor de botsing van het slachtoffer ook is toe te rekenen aan verdachte.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair, 2 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij 14 december 2023 te Buitenpost, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen), tezamen en in vereniging met een ander, te weten [slachtoffer 1] , eveneens als bestuurder van een voertuig (personenauto, BMW), daarmee rijdende op de weg, de Oost, zich opzettelijk zodanig hebben gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, te weten [slachtoffer 3] en andere inzittenden van de betrokken personenautos;
hij op 14 december 2023 te Buitenpost, op de weg, de Oost, een wedstrijd met voertuigen heeft gehouden en heeft deelgenomen aan een wedstrijd met voertuigen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
het medeplegen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht; en
het medeplegen van overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994; en
overtreding van artikel 10, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd zonder een straf of maatregel
op te leggen.
Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 18 maart 2025 en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 14 december 2023 te Buitenpost deelgenomen aan een straatrace samen met het slachtoffer, [slachtoffer 1] . Zij reden afzonderlijk van elkaar in een auto met beiden inzittenden. Het slachtoffer is van de weg geraakt, tegen een boom gebotst en ter plekke overleden. Twee inzittenden van het slachtoffer zijn gewond geraakt. Verdachte en het slachtoffer hebben de geldende maximumsnelheid overtreden en hebben op korte afstand naast en achter elkaar gereden. Door dit rijgedrag hebben verdachte en het slachtoffer samen een zeer gevaarlijke situatie veroorzaakt, wat uiteindelijk heeft geleid tot het dodelijke ongeval van het slachtoffer. Doordat verdachte daarbij ook nog aan de linkerkant van de weg reed lijkt hij niet te hebben stilgestaan bij het gevaar dat hun rijgedrag ook voor andere verkeersdeelnemers opleverde. De rechtbank rekent dit verdachte aan en is van oordeel dat de ernst voornoemde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel zonder meer rechtvaardigt. In de door de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten kan aansluiting worden gezocht bij de gevallen ernstige schuld en zeer hoge mate van schuld, waarvoor als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 tot 8 maanden geldt en een lange onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de zaak moet worden afgedaan heeft de rechtbank ook gekeken naar de persoon van verdachte en hetgeen de deskundigen adviseren. In het rapport van de reclassering van 18 maart 2025 wordt verdachte beschreven als iemand die zijn leven op orde heeft. Ook is hij niet eerder met justitie in aanraking geweest. Met betrekking tot het ongeval is naar voren gekomen dat ten aanzien van verdachte sprake is van lijdensdruk. Hij ziet in dat het onverantwoord was om deel te nemen aan een straatrace. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en ook zien zij geen aanleiding voor het inzetten van reclasseringsinterventies. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volgens de reclassering gevolgen hebben voor zijn werk. Bij het opleggen van een onvoorwaardelijke rijontzegging zal dit tot gevolg hebben dat hij het risico loopt zijn baan te verliezen. Verdachte komt over als iemand die weloverwogen keuzes maakt en iemand die voor zijn leeftijd zijn gedraag zelfstandig en goed organiseert.
De rechtbank heeft ter terechtzitting gezien dat verdachte het moeilijk heeft als wordt gepraat over het ongeval en de gevolgen daarvan. Hij zit er mee en vindt het een zware situatie waarin hij zit. Hij heeft daarbij ook aangegeven dat hij zich verantwoordelijk voelt. Hij ziet de ernst van de feiten in en hij heeft openheid van zaken gegeven. Verdachte laat hiermee zien dat hij in staat is verantwoordelijkheid te nemen. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden, evenals met zijn jonge leeftijd en het feit dat hij nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen. Ook met het tijdsverloop twintig maanden zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden.
Alles afwegende acht de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden. Hiermee wordt het gevaarlijke karakter van de gepleegde delicten in de bestraffing tot uitdrukking gebracht. Ten aanzien van feit 3 wordt verdachte schuldig verklaart, maar legt aan hem geen straf of maatregel op.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 10, 175, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 primair tot:
een taakstraf voor de duur van 180 uren.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 1 jaar.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 3:
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door mr. J.H. Nieboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2025.
Mr. S.R. Huisman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.