ECLI:NL:RBNNE:2025:3606 - Rechtbank Noord-Nederland - 27 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2519
(gemachtigde: C. Zeldenrust),
en
(gemachtigde: S. Dolfing)
1. Deze uitspraak gaat over de buitenbehandelingstelling van de aanvraag om een omgevingsvergunning van eiser. Eiser is het niet eens met de buitenbehandelingstelling. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
Procesverloop
2. Op 4 augustus 2023 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de nieuwbouw van personeelshuisvesting voor hotel Van der Werff op het adres Van der Molenpad 4 te Schiermonnikoog. Deze aanvraag zag op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’. Eiser is directeur van dit hotel.
2.1. Met de brief van 12 september 2023 heeft het college verzocht aanvullende gegevens in te dienen, waaronder een ruimtelijke onderbouwing.
2.2. Met de brief van 10 oktober 2023 is de aanvraag gewijzigd en zijn aanvullende gegevens verstrekt. Er wordt een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van een pand op eerder genoemd adres. De begane grond wordt gebruikt voor vergaderingen en workshops en de verdieping wordt ingericht voor bergingen.
2.3. Het college heeft de aanvraag met het besluit van 7 november 2023 buiten behandeling gesteld.
2.4. Met het bestreden besluit van 9 april 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven.
2.5. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.6. De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht dat bij die wet hoort vloeit voort dat op deze procedure het recht van toepassing is zoals dat gold voor 1 januari 2024.
Buitenbehandelingstelling
4. Eiser betoogt dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Het gebruik van de ruimte voor vergaderingen en workshops past volgens hem binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. Eiser voert daartoe aan vergaderingen en workshops in de praktijk wel onderdeel uitmaken van een maatschappelijke bestemming. Ook bestaat behoefte aan vergader- en workshopruimtes op Schiermonnikoog. Omdat door de gewijzigde aanvraag geen sprake meer was van strijdigheid met het bestemmingsplan, hoefde eiser de aanvullende gegevens die in dat kader waren verzocht niet langer aan te leveren. Het college kon de aanvraag daarom niet buitenbehandeling stellen. Ook heeft het college in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld, door eiser niet (nogmaals) in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen.
4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanvraag buitenbehandeling is gesteld, omdat de overgelegde gegevens onvoldoende zijn voor het beoordelen van de aanvraag. Er is geen motivering overgelegd waaruit blijkt dat de ontwikkeling niet in strijd is met het bestemmingsplan of een motivering waaruit blijkt dat geen sprake is van strijd met de goede ruimtelijke ordening. Daarbij is het college van mening dat een vergader- en workshopruimte niet past binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’. Ook heeft het college het vermoeden dat eiser het gebouw uiteindelijk beoogt te gebruiken voor personeelshuisvesting en dat gebruik is ook niet passend binnen het bestemmingsplan.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1. De rechtbank begrijpt, gelet op wat door partijen ter zitting is meegedeeld, dat het college heeft beoogd om te beslissen op zowel de aanvraag voor zover die ziet op het realiseren van personeelshuisvesting als op de aanvraag voor het realiseren van vergader- en workshopruimtes en bergingen. De rechtbank zal hierna op deze besluitonderdelen ingaan.
Aanvraag voor personeelshuisvesting 6. De rechtbank stelt vast dat het college bij brief van 12 september 2023 heeft verzocht de aanvraag van 4 augustus 2023 aan te vullen. Vast staat dat niet alle door het college gevraagde gegevens – in het bijzonder de ruimtelijke onderbouwing – zijn overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college daarom kunnen besluiten de aanvraag niet te behandelen omdat de overgelegde gegevens onvoldoende zijn om de aanvraag te beoordelen.
6.1. Eisers stelling dat hij geen ruimtelijke onderbouwing hoefde over te leggen omdat het gebruik voor personeelshuisvesting niet in strijd zou zijn met de ter plaatse geldende bestemming ‘maatschappelijk’ is niet onderbouwd, zodat dat niet tot een ander oordeel leidt. Het betoog faalt.
Aanvraag vergader- en workshopruimtes en bergingen 7. Voor zover het bestreden besluit ziet op de aangevraagde vergader- en workshopruimtes en bergingen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het college deze aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten.
7.1. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag bij brief van 10 oktober 2023 is gewijzigd en aanvullende gegevens zijn overgelegd. Uit de brief volgt dat een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van een pand. De begane grond wordt gebruikt voor vergaderingen en workshops en de verdieping wordt ingericht voor bergingen.
7.2. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 10 oktober 2023 moet worden aangemerkt als een nieuwe aanvraag. De wijziging van de oorspronkelijke aanvraag is namelijk zodanig ingrijpend dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken. Het gebruik voor vergader- en workshopruimtes heeft een andere ruimtelijke uitstraling dan het gebruik voor personeelshuisvesting. Verder zijn de bouwtekeningen aangepast. Aangezien de brief van 10 oktober 2023 als nieuwe aanvraag moet worden aangemerkt, had het college opnieuw toepassing moeten geven aan artikel 4:5, eerste lid, van de Awb en moeten beoordelen of de verstrekte gegevens voldoende waren om deze nieuwe aanvraag inhoudelijk te kunnen beoordelen.
7.2.1. Omdat sprake was van een nieuwe aanvraag had college eiser op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb (opnieuw) in de gelegenheid moeten stellen deze aanvraag aan te vullen voor zover de verstrekte gegevens onvoldoende waren om de aanvraag te beoordelen. Dat heeft het college niet gedaan. Deze aanvraag is dan ook ten onrechte met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten toepassing gesteld. De verwijzing naar de brief van 12 september 2023 volstaat niet nu die brief alleen zag op de (eerste) aanvraag van 4 augustus 2023. Het betoog van eiser slaagt.
8. Voor zover eiser betoogt dat de aanvraag voor de nieuwbouw ten behoeve van de vergader- en workshopruimtes en bergingen reeds compleet was en ook daarom niet buiten behandeling gesteld kon worden, overweegt de rechtbank als volgt.
8.1. De gemachtigde van het college heeft ter zitting verklaard dat op dit moment alleen nog een ruimtelijke onderbouwing ontbreekt dan wel een onderbouwing van eiser dat het bouwplan past binnen het bestemmingsplan. De eerder tegengeworpen tegenstrijdigheden tussen de aanvraag en de tekeningen worden door de gemachtigde van het college niet langer van belang geacht. Eiser betwist dat die informatie moest worden overgelegd. Volgens hem is het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan.
8.2. De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overgelegde gegevens onvoldoende zijn voor het beoordelen van de aanvraag. De rechtbank overweegt dat op het perceel ten tijde van belang de bestemming ‘maatschappelijk’ rustte. Op grond van die bestemming zijn ter plaatse – voor zover van belang – maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Maatschappelijke voorzieningen worden op grond van de planregels gedefinieerd als: educatieve, sociaal-medische, sociaal-/culturele, levensbeschouwelijke, museale en kunstzinnige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
8.3. Met het college is de rechtbank van oordeel dat uit de aanvraag niet kan worden afgeleid of de aanvraag in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming ‘maatschappelijk’. De rechtbank acht daarvoor van belang dat in de brief van 10 oktober 2023 alleen wordt meegedeeld dat de aanvraag dat het gebouw voor vergaderingen en workshops zal worden gebruikt. Die enkele mededeling is onvoldoende om te kunnen beoordelen of sprake is van een maatschappelijke voorziening zoals hiervoor is omschreven en of dus wordt voldaan aan het bestemmingsplan. Ook ter zitting heeft de gemachtigde van eiser geen relevante informatie verstrekt over het voorgenomen gebruik. Het betoog van eiser faalt.
Détournement de pouvoir
9. Verder stelt eiser dat is gebleken dat de gemeente principieel niet bereid is om mee te werken aan de omgevingsvergunning. Eiser verwijst daarbij naar een e-mail van een medewerker van de gemeente van 9 oktober 2023. Het zou niet de bedoeling geweest zijn om bebouwing op dit perceel mogelijk te maken. Om nieuwe ontwikkelingen te voorkomen, heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen dat op 20 december 2023 in werking is getreden. De aanvraag is echter van voor die datum en op het moment van indienen van de aanvraag bestond er een bouwrecht. Door via een omweg met een buitenbehandelingstelling bebouwing alsnog te voorkomen, handelt het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir in artikel 3:3 van de Awb.
10. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het college in strijd met het verbod van détournement de pouvoir heeft gehandeld reeds omdat het voorbereidingsbesluit door een ander bestuursorgaan dan het college, namelijk de gemeenteraad, is genomen.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Het college heeft de aanvraag, voor zover die ziet op nieuwbouw ten behoeve van vergader- workshopruimtes en bergingen, in strijd met artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling gesteld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover dat ziet op de aanvraag voor de nieuwbouw ten behoeve van vergader- workshopruimtes en bergingen.
11.1. De rechtbank ziet gelet op de aard van het gebrek geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het college zal aanvrager alsnog in de gelegenheid moeten stellen de aanvraag, voor zover deze ziet op de vergader- workshopruimtes en bergingen, aan te vullen.
11.2. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
Beslissing
De rechtbank:
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Invoeringswet Omgevingswet Artikel 4.3. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing:
a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt.
(…)
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, 2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of 3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat; (…)
Bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte Schiermonnikoog – Dorp
Artikel 1.51 maatschappelijke voorzieningen educatieve, sociaal-medische, sociaal-/culturele, levensbeschouwelijke, museale en kunstzinnige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
Artikel 1.79 wonen c.q. bedrijfswonen het huisvesten in een (bedrijfs)woning van één afzonderlijk huishouden; Artikel 11.1 De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en tevens voor de volgende functieaanduidingen:
een klooster, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - klooster", een begraafplaats, uitsluitend op gronden ter plaatse van ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”; het kweken en verkopen van planten, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf",
met de daarbijbehorende:
tuinen, erven en terreinen; groenvoorzieningen; straten en paden; parkeervoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen; sloten, bermen en beplanting; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.