Artikel 4.1
1. Indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, van omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het grondgebied van de provincie.
2. Tenzij bij de verordening een andere termijn wordt gesteld, stelt de gemeenteraad binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening een bestemmingsplan of een beheersverordening vast met inachtneming van de verordening.
3. Bij of krachtens een verordening als bedoeld in het eerste lid kunnen regels worden gesteld die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat in de verordening begrepen gronden of bouwwerken minder geschikt worden voor de verwezenlijking van het doel van de verordening zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in het tweede lid in werking is getreden. Bij de verordening kunnen regels worden gesteld met inachtneming waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij die verordening aan te geven krachtens dit lid gestelde regels.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van de provinciale verordening.
5. Provinciale staten kunnen verklaren dat een verordening wordt voorbereid. Artikel 3.7, tweede, derde, vierde, zevende en achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. In de verklaring kunnen provinciale staten bepalen dat gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b of g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Het besluit vervalt bij de inwerkingtreding van de verordening doch uiterlijk na zes maanden.
6. Een provinciale verordening als bedoeld in dit artikel wordt niet vastgesteld dan nadat het ontwerp in het provinciaal blad is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen een bij die bekendmaking te stellen termijn van ten minste vier weken schriftelijk of langs elektronische weg opmerkingen over het ontwerp ter kennis van provinciale staten te brengen.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBGEL:2025:6055 - Rechtbank Gelderland - 25 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3210 - Raad van State - 16 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3690 - Raad van State - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:6022 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 9 september 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:9779 - Rechtbank Noord-Holland - 21 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3568 - Raad van State - 30 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9038 - Rechtbank Rotterdam - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9046 - Rechtbank Rotterdam - 23 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3438 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:8633 - Rechtbank Rotterdam - 15 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4061 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 1 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3834 - Raad van State - 13 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:11623 - Rechtbank Rotterdam - 7 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4546 - Gebrekkige toetsing omgevingsvergunning aan bestemmingsplan en Bouwbesluit 2012 - 24 september 2025
De Afdeling oordeelt dat een omgevingsvergunning onvoldoende is gemotiveerd. Het college heeft niet duidelijk getoetst aan de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht. Tevens kon het college niet aannemelijk achten dat de constructie voldoet aan het Bouwbesluit, omdat gegevens over de fundering ten onrechte mochten worden aangeleverd.
ECLI:NL:RBNNE:2025:3862 - Rechtbank Noord-Nederland - 23 september 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5870 - Onuitgewerkte OBM bepaalt geurberekening bij vergunningaanvraag onder Omgevingswet - 22 september 2025
De rechtbank oordeelt dat voor de berekening van cumulatieve geurhinder de veebezetting uit een oude, niet-ingetrokken omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) van een naburig bedrijf bepalend is. Deze OBM is niet uitgewerkt en geldt onder de omgevingswet als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit.
ECLI:NL:RBROT:2025:11060 - Vergunning parkeergarage mag los van toekomstige woningbouw worden verleend - 17 september 2025
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat een omgevingsvergunning voor een parkeergarage los mag worden verleend van de nog te bouwen woningen die deze zal bedienen. Een parkeergarage genereert zelf geen parkeerbehoefte in de zin van de planregels; die behoefte ontstaat pas bij de realisatie van de woningen.