Uitspraak inhoud

Strafrecht

Zittingsplaats: Lelystad

Parketnummers: 16.071572.25; 16.035654.23 (vord. tul) Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2025 in de strafzaak van:

[verdachte], geboren op [2009] in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [plaats 1] , hierna: [verdachte (voornaam)] .

1 Zitting

De strafzaak van [verdachte (voornaam)] is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 26 augustus 2025.

Op de zitting waren aanwezig:

2 Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

De officier van justitie beschuldigt [verdachte (voornaam)] ervan dat hij, samengevat, op 7 maart 2025 in Lelystad samen met één of meer anderen:

feit 1 [juwelier] heeft overvallen;

feit 2 [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met een vuurwapen;

feit 3 een vuurwapen en/of munitie in bezit heeft gehad.

3 Bewijs

3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.

3.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft de rechtbank gevraagd hem vrij te spreken van het wapenbezit waarvan hij onder feit 3 is beschuldigd. Over de andere beschuldigingen heeft de advocaat geen verweren gevoerd.

3.3. Oordeel van de rechtbank Bewijsmiddelen feiten 1 (overval [juwelier] ) en 2 (bedreiging) [1] [verdachte (voornaam)] bekent dat hij de overval samen met de medeverdachte ( [medeverdachte (voornaam)] ) heeft gepleegd en daarbij gedreigd heeft met een vuurwapen. De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert:

Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.

Bewijsmiddelen feit 3 (bezit vuurwapen en munitie) [verdachte (voornaam)] heeft op de zitting van 26 augustus 2025 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven: Het klopt dat ik op 7 maart 2025 op een fatbike naar [locatie] ben gereden en daar naar de [juwelier] ben gegaan. De ander (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte (voornaam)] ) is bij [juwelier] naar binnen gegaan en ik ben buiten gebleven. Ik hield het wapen gericht op de winkel. Het klopt dat we daarna zijn weggevlucht en ons op de [straat] hebben omgekleed. Ik heb het wapen gekregen voor deze overval.

Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 25 maart 2025, zakelijk weergegeven, een opgenomen gesprek (op 20 maart 2025) tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] als volgt uitgewerkt: [verdachte] : Het ligt best wel op een plek waar ze het kunnen vinden toch (de rechtbank begrijpt: het wapen). Als mensen het daar vinden, kunnen we gewoon faya gaan. [medeverdachte] : Vooral kinderen. [verdachte] : Ja ook. ook. Ik ga hem daar laten weghalen want in die dossier staat het adres van die osso.[2]

Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2025, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven: Op 21 maart 2025 ben ik met collega’s naar de steeg in de [straat] [nummeraanduiding 1] (plaats delict 2) gereden. Ik zag een vuurwapen gelijkend voorwerp in/onder de klimop welke tegen de schutting van de [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] groeide.[3]

Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2025, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven: In het kader van de Wet wapens en munitie heb ik een nader onderzoek ingesteld. Het aangetroffen pistool betreft een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De aangetroffen patronen betreffen munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.

3.3.3. Bewijsoverweging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte (voornaam)] het ten laste gelegde wapen voorhanden heeft gehad en over dat wapen kon beschikken. Immers is er tijd overheen gegaan voordat het wapen werd aangetroffen. Niet valt uit te sluiten dat [verdachte (voornaam)] een balletjespistool mee had naar de overval.

De rechtbank verwerpt dit verweer en zal uitleggen waarom. Het staat vast dat bij de overval op [juwelier] een vuurwapen is gebruikt. Na de vlucht zijn [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] op de fatbike naar een steeg tussen de [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] en [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 3] gereden. Daar hebben zij de kleding die zij bij de overval droegen, een deel van de buit en de gebruikte fatbike achtergelaten. In een door de politie afgeluisterd gesprek praatten [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] over het wapen, dat ligt op een adres dat in het dossier voorkomt. Als de politie gaat kijken op de plek waar [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] de eerder genoemde spullen hebben achtergelaten vinden zij tegen de schutting van de [straat] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] een vuurwapen. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geen twijfel dat het aangetroffen vuurwapen het vuurwapen is dat [medeverdachte (voornaam)] en [verdachte (voornaam)] bij de overval op [juwelier] hebben gebruikt. De rechtbank zal feit 3 dan ook bewezen verklaren.

3.4. Bewezenverklaring De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] :

feit 1 op 7 maart 2025 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander sieraden, die geheel aan [juwelier] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

  • met gezichtsbedekkende kleding de winkel van [juwelier] te betreden en

  • met een hamer vitrines kapot te slaan en

  • sieraden te pakken en in een tas te stoppen en mee te nemen en

  • de loop van een vuurwapen te richten naar/op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 4] en die [slachtoffer 5] en een of meer andere onbekend gebleven personen en/of

  • daarbij de woorden toe te voegen "schieten" en/of "schiet maar";

feit 2 op 7 maart 2025 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op één of meerdere momenten de loop van een vuurwapen te richten op/naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;

feit 3 op 7 maart 2025 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een naar scherpschietend omgebouwd (alarm)pistool, van het merk Bruni, type model mini GAP, kaliber 8mmK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten twee naar scherpe projectielen omgebouwde (knal)patronen/stalen rondkogels, voorhanden heeft gehad;

De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt daarvan vrijgesproken.

4 Kwalificatie en strafbaarheid

4.1 Kwalificatie feit 1:diefstal, vergezeld/gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;

feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

4.2 Strafbaarheid feiten en [verdachte (voornaam)] De feiten en [verdachte (voornaam)] zijn strafbaar.

5 Straf en maatregel

5.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat [verdachte (voornaam)] wordt veroordeeld tot:

5.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] voert aan dat [verdachte (voornaam)] bijzonder kwetsbaar is en een belast verleden heeft. [verdachte (voornaam)] heeft zich voornamelijk aan de voorwaarden van schorsing gehouden en stelt zich begeleidbaar op. De advocaat vraagt zich af of een GBM noodzakelijk is en vraagt in ieder geval de duur van deze maatregel te matigen. Ook bij het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie verzoekt de advocaat het aantal dagen te matigen.

5.3. Oordeel van de rechtbank De rechtbank legt aan [verdachte (voornaam)] een GBM op voor de duur van 12 maanden, met daarbij de voorwaarden zoals beschreven door de Raad. Als [verdachte (voornaam)] niet naar behoren meewerkt aan de GBM, zal deze vervangen worden door jeugddetentie voor de duur van 6 maanden. De GBM gaat direct in. Naast de GBM legt de rechtbank een jeugddetentie op voor de duur van 210 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en ook daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze bijzondere voorwaarden gaan ook direct in. De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze maatregel en straf is gekomen.

Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van [verdachte (voornaam)] en zijn persoonlijke omstandigheden mee.

Ernst en omstandigheden van de feiten Op klaarlichte dag hebben [verdachte (voornaam)] en medeverdachte [medeverdachte (voornaam)] een overval gepleegd op [juwelier] . Bij die overval hebben zij een vuurwapen meegenomen. [verdachte (voornaam)] heeft het wapen gericht op het winkelpersoneel, klanten en andere omstanders. Hiermee heeft hij bij al die personen grote angst bezorgd: angst dat zij mogelijk het leven zouden laten bij die overval. Angst die heeft geleid tot trauma en die deze mensen mogelijk hun leven lang bij zich zullen dragen. Voor die gevolgen is [verdachte (voornaam)] , samen met [medeverdachte (voornaam)] , verantwoordelijk. Naast de gevolgen voor de mensen die hier zelf getuige van waren draagt deze overval ook bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving als geheel. Ook heeft [juwelier] schade opgelopen doordat bij de overval een vitrine is ingeslagen en allerlei sieraden zijn gestolen.

Na het verkrijgen van de buit, zijn [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] een woonwijk in gevlucht terwijl politieagenten meermaals naar hen hadden geroepen dat zij moesten stoppen. Ondanks meerdere waarschuwingsschoten en een direct op [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] gericht schot gaven zij zich niet over. In de woonwijk verstopten zij het vuurwapen (met daarin patronen) in een steeg. Op vragen van de politie en de raadkamer over het wapen wilden zij geen antwoord geven, terwijl uit het opgenomen gesprek tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] blijkt dat zij wisten dat op de plek waar zij het wapen hadden neergelegd kinderen lopen en spelen. De rechtbank neemt het [verdachte (voornaam)] bijzonder kwalijk dat hij met [medeverdachte (voornaam)] deze gevaarlijke situatie heeft gecreëerd en in stand gehouden.

Persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] De rechtbank heeft gekeken naar:

Strafblad De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte (voornaam)] van 27 augustus 2025 waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze veroordelingen hebben [verdachte (voornaam)] er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dat in het nadeel van [verdachte (voornaam)] mee bij de bepaling van de straf.

Het advies van de psycholoog Uit het rapport van de psycholoog volgt dat [verdachte (voornaam)] een normoverschrijdende gedragsstoornis en een ongespecificeerde psychotrauma- en stressorgerelateerde stoornis heeft. Het is aannemelijk dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van [verdachte (voornaam)] op 7 maart 2025 hebben beïnvloed. Over de mate van toerekenbaarheid kan de psycholoog niets zeggen, omdat [verdachte (voornaam)] met de psycholoog niet heeft willen praten over de beschuldigingen.

[verdachte (voornaam)] heeft een forse ontwikkelingsachterstand in zowel sociaal­ emotioneel opzicht als op het gebied van de gewetensontwikkeling. Als de omstandigheden niet veranderen, is het recidiverisico (op gewelddadig gedrag) hoog. [verdachte (voornaam)] vervalt snel in oude gedragspatronen en is gebaat bij een beschermend en gestructureerd opvoedklimaat. [verdachte (voornaam)] is echter nauwelijks gemotiveerd en geeft weinig inzicht in zijn gevoelswereld. Er dient in eerste instantie aandacht te zijn voor emotie- en agressieregulatie.

De psycholoog adviseert een GBM op te leggen. Een enkele voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden zou slechts een vergeldend karakter hebben, het recidiverisico niet verlagen en niet bijdragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte (voornaam)] .

Het advies van de Raad De Raad signaleert, net als de psycholoog, zowel in de thuis- als in de schoolsituatie grote zorgen. Meerdere hulpverleningstrajecten, zowel in civiel- als in strafrechtelijk kader, zijn vroegtijdig gestopt omdat er bij [verdachte (voornaam)] sprake was van een gebrek aan motivatie en hij onvoldoende meewerkte. Sinds [verdachte (voornaam)] geschorst is, heeft hij al meerdere waarschuwingen en een gele kaart ontvangen van de jeugdreclassering omdat hij zich onvoldoende hield aan het weekrooster binnen de ITB Harde Kern en de tijdsafspraken volgens de elektronische monitoring. De jeugdreclasseerder heeft bij de zitting aangegeven dat dit steeds onderwerp van gesprek blijft. De Raad vindt een intensief behandel- en begeleidingstraject noodzakelijk om de hoge kans op recidive te verminderen. In aansluiting op het advies van de psycholoog vindt de Raad een GBM het meest passend. De motivatie van [verdachte (voornaam)] blijkt in de praktijk niet altijd (langdurig) vast te houden en daarom past een GBM het best omdat dan gewerkt kan worden met time-outs zonder dat de hulpverlening stopt.

Het advies van [instelling 1] De jeugdreclassering vindt een GBM haalbaar, al zijn er nog een aantal dingen onduidelijk. Zo moet de dagbesteding nog verder geconcretiseerd worden en is het nog niet bekend of [instelling 3] bereid is [verdachte (voornaam)] opnieuw in behandeling te nemen nadat een eerdere behandeling vroegtijdig is beëindigd. [instelling 2] is inmiddels weer betrokken. De jeugdreclasseerder adviseert de ITB Harde Kern te verlengen voor de duur van 6 maanden.

De op te leggen straf De bewezenverklaarde feiten zijn ernstige feiten. Vanwege die ernst kan eigenlijk niet volstaan worden met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. Tegelijkertijd ziet de rechtbank bij [verdachte (voornaam)] de adviezen van de deskundigen en de daaruit blijkende noodzaak tot hulpverlening, behandeling en begeleiding. De rechtbank zal [verdachte (voornaam)] daarom nu niet terugsturen naar een jeugdgevangenis. Wel vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte (voornaam)] zich voor langere tijd zal laten begeleiden en behandelen. Daarin is de geadviseerde GBM een geleidelijke weg. Binnen de GBM is ruimte voor vallen en opstaan, zonder dat de hulpverlening stagneert. Naast de GBM is een forse voorwaardelijke straf noodzakelijk om [verdachte (voornaam)] te motiveren uit de criminaliteit te blijven en mee te werken aan alle voorwaarden. De noodzaak van deze straf is ingegeven door het grote gebrek aan openheid – zowel tegen de rechtbank, als de psycholoog als justitie en politie.

De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft verzocht zowel de GBM als een voorwaardelijke jeugddetentie in duur te matigen. Dit zal de rechtbank niet doen omdat de verwachting is dat [verdachte (voornaam)] de geadviseerde tijd nodig zal hebben om te leren omgaan met zijn emoties en agressie. Een kortere dan de op te leggen voorwaardelijke jeugddetentie zal [verdachte (voornaam)] mogelijk onvoldoende motiveren. Een forse voorwaardelijke straf is ook nodig als tegenwicht van eigenbelang. Uit de schorsingsperiode, uit het blijvende gebrek aan openheid van zaken en uit de door de politie afgeluisterde (OVC) gesprekken tussen [verdachte (voornaam)] en [medeverdachte (voornaam)] blijkt een mate van berekenbaarheid en eigenrichting. Dat baart de rechtbank zorgen en maakt juist die forse voorwaardelijke straf passend en geboden.

Alles overwegende legt de rechtbank een GBM op voor de duur van 12 maanden. De rechtbank zal daarbij de voorwaarden zoals beschreven door de Raad overnemen en opleggen. Als [verdachte (voornaam)] niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, zal deze vervangen worden door jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.

Naast de GBM legt de rechtbank een jeugddetentie op voor de duur van 210 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 129 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank is hierbij uitgegaan van een voorarrest van 81 dagen. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] dus niet meer terug hoeft naar de jeugdgevangenis, mits hij zich aan de voorwaarden zal houden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie is de algemene voorwaarde gekoppeld dat [verdachte (voornaam)] zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Ook zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad opleggen.

Dadelijk uitvoerbaar Op basis van de bevindingen van de psycholoog en de Raad over het recidiverisico, is de kans groot dat, bij gebrek aan de juiste begeleiding en behandeling, [verdachte (voornaam)] opnieuw een strafbaar feit zal begaan gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Zowel de GBM als de (bijzondere) voorwaarden en het toezicht bij de voorwaardelijke jeugddetentie, zijn daarom dadelijk uitvoerbaar.

Voorlopige hechtenis De rechtbank heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.

6 Vordering benadeelde partij

6.1. Vordering van de benadeelde partij(en) [slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en de volgende bedragen gevorderd:

  • materiële schade: € 401,22;

  • immateriële schade: € 3.000,00.

6.2. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie concludeert dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 335,10 kan worden toegewezen. Voor het overige dient de materiële schade niet-ontvankelijk te worden verklaard. Zij geeft de rechtbank in overweging de gevorderde immateriële schade te matigen.

6.3. Standpunt van de verdediging De advocaat van [verdachte (voornaam)] heeft geen verweer gevoerd tegen de opgevoerde materiële schade van het eigen risico en de medicatie na de overval. Voor het overige dient de materiële schade afgewezen te worden. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de advocaat bepleit dat het lastig is vast te stellen of en hoe het psychische letsel is ontstaan, omdat de onderbouwing ontbreekt. Mocht de rechtbank komen tot het toewijzen van immateriële schade verzoekt de advocaat deze te matigen naar een bedrag van € 1.000,00. De advocaat verzoekt de toe te wijzen bedragen niet hoofdelijk op te leggen.

6.4. Oordeel van de rechtbank Materiële schade De rechtbank oordeelt dat een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van [verdachte (voornaam)] en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade onder:

Daarom zal een bedrag van (totaal) € 335,10 aan materiële schade worden toegewezen. Voor het overige zal de gevorderde materiële schade worden afgewezen.

Immateriële schade Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij onder meer recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als zij lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Dat een gewapende winkeloverval psychische schade kan aanrichten ligt gelet op de aard en ernst van de normschending voor de hand. De benadeelde partij heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij acute PTSS (Post Traumatische Stress) heeft opgelopen en last heeft van angstaanvallen en huilbuien.

Een nadere onderbouwing van een arts of behandelend psycholoog mist. Gezien ook de bedragen die normaliter worden opgelegd in soortgelijke zaken, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade matigen en gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. Zij vindt een bedrag van € 1.000,00 billijk en zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.

Totale schade en wettelijke rente De rechtbank zal dus de vordering tot het bedrag van € 1.335,10 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 maart 2025 tot aan de dag van volledige betaling.

Schadevergoedingsmaatregel Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan [verdachte (voornaam)] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.335,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 maart 2025 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank bepaalt dat bij niet betaling geen gijzeling zal worden toegepast.

De betaling die [verdachte (voornaam)] aan de Staat doet wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook als betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

Proceskosten [verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

Hoofdelijkheid De rechtbank stelt vast dat [verdachte (voornaam)] de bewezenverklaarde feiten samen met [medeverdachte (voornaam)] heeft gepleegd. [verdachte (voornaam)] is daarom voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader [medeverdachte (voornaam)] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel [verdachte (voornaam)] als [medeverdachte (voornaam)] ieder afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor het betalen van de gehele toegewezen schade.

Hoewel dit is verzocht door de verdediging, ziet de rechtbank geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.

7. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft aan [verdachte (voornaam)] in de zaak met parketnummer 16/035654-23 op 8 juni 2023 een werkstraf van 50 uren voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar.

7.1. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie eist dat de proeftijd wordt verlengd voor de duur van één jaar, omdat de gevorderde GBM en voorwaarden al veel van [verdachte (voornaam)] zullen vragen. Zij volgt hiermee het advies van de deskundigen.

7.2. Standpunt van de verdediging De advocaat van de [verdachte (voornaam)] heeft bepleit dat het niet passend is om de werkstraf uit te laten voeren, omdat dat een risico op overvraging meebrengt. Primair verzoekt hij de rechtbank de vordering af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen.

7.3. Oordeel van de rechtbank [verdachte (voornaam)] heeft binnen de opgelegde proeftijd opnieuw strafbare, en ook ernstige, feiten gepleegd. Dat is voldoende om de vordering toe te wijzen. Nu de rechtbank echter ook een GBM en een voorwaardelijke jeugddetentie met een groot aantal bijzondere voorwaarden oplegt, ziet zij – net als de deskundigen – een risico op overvraging. De rechtbank zal daarom de proeftijd verlengen met één jaar.

8 Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straffen en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

  • verklaart bewezen dat [verdachte (voornaam)] de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;

  • verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;

strafbaarheid verdachte

  • verklaart [verdachte (voornaam)] strafbaar voor het bewezenverklaarde;

Oplegging straf en maatregel

  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot een jeugddetentie van 210 (tweehonderdtien) dagen;

  • bepaalt dat de tijd, door [verdachte (voornaam)] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;

  • bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 129 (honderdnegenentwintig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte (voornaam)] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;

  • als voorwaarden gelden dat [verdachte (voornaam)] :

  • stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte (voornaam)] gedurende de proeftijd:

o [medeverdachte] (geboren op [2010] ); o [slachtoffer 2] (geboren op [1998] ); o [slachtoffer 4] (geboren op [1975] ); o [slachtoffer 3] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 1] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 5] (geboren op [1960] ); o medewerkers van [juwelier] [locatie] ; te controleren door de politie en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;

  • waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten [instelling 1] te [plaats 2] , opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;

  • beveelt dat de op grond van art. 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;

  • legt op aan [verdachte (voornaam)] de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 1 (één) jaar, die eruit bestaat dat [verdachte (voornaam)] :

gecertificeerde instelling te weten [instelling 1] [.] , conform bijgaand advies (bijlage II);

 verboden wordt om contact te leggen of te laten leggen met de slachtoffers en

medeverdachte: o [medeverdachte] (geboren op [2010] ); o [slachtoffer 2] (geboren op [1998] ); o [slachtoffer 4] (geboren op [1975] ); o [slachtoffer 3] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 1] (geboren op [1976] ); o [slachtoffer 5] (geboren op [1960] ); o medewerkers van [juwelier] [locatie] , te controleren door de politie en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;

 meewerkt aan begeleiding vanuit [instelling 2] (of soortgelijke instelling), voor

zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;

 meewerkt aan behandeling vanuit [instelling 3] (of soortgelijke instelling) of

aanvullende hulpverlening, indien de jeugdreclassering dit nodig acht;

school, stage en/of werk).

  • waarbij de gecertificeerde instelling [instelling 1] te [plaats 2] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte (voornaam)] ten behoeve daarvan te begeleiden;

  • beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van

maximaal 6 maanden als [verdachte (voornaam)] niet naar behoren meewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel;

  • beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat op grond van artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar is;

vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 5]

vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

  • verlengt de proeftijd met één jaar in parketnummer 16/035654-23 in de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 8 juni 2023 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 50 uren;

voorlopige hechtenis

  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg, voorzitter, mr. H. den Haan, kinderrechter, en mr. T. van Haaren-Paulus, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025.

mrs. Van Woudenberg, Den Haan en Tressel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat: (in de zaak met parketnummer 16.071572.25)

feit 1 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

  • met donkere en/of gezichtsbedekkende kleding de winkel van [juwelier] te

betreden en/of

  • ( een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend voorwerp) te richten naar/op die

[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of

  • met een hamer, in elk geval een zwaar en/of hard voorwerp, vitrines kapot te slaan

en/of te openen en/of

  • sieraden te pakken en/of in een tas te stoppen en/of mee te nemen en/of

  • de loop van (een) (op een) vuurwapen(s) (gelijkend voorwerp) te richten naar/op,

in elk geval te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen en/of

  • ( daarbij) de woorden toe te voegen "schieten" en/of "schiet maar", althans

woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

feit 2 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad, tezamen en in vereniging, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op één of meerdere mommenten de loop van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te richten op/naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , althans een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ;

feit 3 hij op of omstreeks 7 maart 2025 te Lelystad tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten (een naar scherpschietend omgebouwd) (alarm)pistool, van het merk Bruni, type model mini GAP, kaliber 8mmK, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet Wapens en munitie, te weten twee (naar scherpe projectielen omgebouwde) (knal)patronen/ stalen rondkogels, voorhanden heeft gehad; Bijlage II: Locatieverbod- en gebod

Advies Locatieverbod Dat betrokkene op grond van de in de rapportage genoemde argumenten wordt verboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden in geheel [locatie] te Lelystad. Betrokkene zal een kaart ontvangen waarin het verbod gebied staat ingetekend [zie afbeelding 1]. Als de RvdK/Gecertificeerde Instelling/Reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatieverbod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.

  • (ivm pseudonimiseren is de afbeelding verwijderd)

Afbeelding 1: geheel [locatie] te Lelystad

Advies Locatiegebod Dat betrokkene op grond van de in de rapportage genoemde argumenten geboden wordt zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden op [adres] [postcode] te Lelystad. Daarbij heeft hij/zij een aaneengesloten blok van 12 resp. 15 uur ter invulling van zijn/haar activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de Gecertificeerde Instelling/Reclassering wordt afgesproken. Als de RvdK/Gecertificeerde Instelling/Reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel.

Bron: Deeladvies EM, 16 april 2025, Reclassering Nederland

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden Nederland met proces-verbaalnummer 2025072552, einddossier [....] /MD2R025027, digitale pagina 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 230

Pagina 242


Voetnoten

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden Nederland met proces-verbaalnummer 2025072552, einddossier [....] /MD2R025027, digitale pagina 1 tot en met 496. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

Pagina 230

Pagina 242