Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Roermond

Strafrecht

Parketnummer : 03/234819-23

Tegenspraak (gemachtigde raadsman)

Vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende in [adres] .

De verdachte wordt bijgestaan door S. Ikiz, advocaat in Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 augustus 2025. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

Deze zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met het parketnummer 03/234820-23.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 juni 2020 in Sittard, al dan niet samen met een ander, in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een bijstandsuitkering.

3 De voorvragen

De verdediging heeft verzocht de officier van justitie (deels) niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. De rechtbank zal puntsgewijs ingaan op de verweren voor zover de verdediging heeft bedoeld deze als zodanig te voeren.

Artikel 1.2 van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, proceshouding en Fair Play De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in strijd met artikel 1.2 van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude heeft gehandeld, omdat op het moment dat het Openbaar Ministerie heeft besloten tot vervolging het benadelingsbedrag lager was dan € 50.000,-. De verdediging wijst in dat verband op de vaststellingsovereenkomst die de gemeente Sittard enerzijds en de verdachte en [medeverdachte] anderzijds hebben gesloten. Ook is sprake van een onzorgvuldige proceshouding, omdat het Openbaar Ministerie heeft nagelaten zich te vergewissen van de actuele stand van het benadelingsbedrag. Verder heeft het Openbaar Ministerie het Fair Play beginsel geschonden door de verdachte en [medeverdachte] ten tijde van de vaststellingsovereenkomst niet te informeren over een mogelijke vervolging.

De rechtbank is van oordeel dat de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie in deze zaak is genomen in september 2024, namelijk op het moment dat de concept-tenlastelegging naar de verdachte is gestuurd en de onderzoekswensen van de zijde van de verdediging zijn opgevraagd. Niet is gebleken dat het Openbaar Ministerie op dat moment op de hoogte was van de vaststellingsovereenkomst van 16 augustus 2024 tussen de gemeente enerzijds en de verdachte en [medeverdachte] anderzijds ter beëindiging van de bestuursrechtelijke procedure. De rechtbank overweegt dat zelfs wanneer het Openbaar Ministerie op het moment dat de vervolgingsbeslissing is genomen wél op de hoogte was geweest van de vaststellingsovereenkomst, dit nog niet zonder meer had geleid tot het aannemen van een ander benadelingsbedrag. Immers, het in het terugvorderingsbesluit van 4 augustus 2020 vastgestelde benadelingsbedrag van € 103.146,08 is door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst niet in hoogte gewijzigd. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het terugvorderingsbesluit in stand is gelaten en dat de verdachte en [medeverdachte] tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep zijn gegaan en dat de verdachte en [medeverdachte] naar aanleiding van de vaststellingsovereenkomst het hoger beroep hebben ingetrokken. Met de vaststellingsovereenkomst werd de bestuursrechtelijke procedure stopgezet, maar dat laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat het aanvankelijke benadelingsbedrag het daadwerkelijke nadeel is dat de gemeente heeft geleden. Het verweer dat het Openbaar Ministerie in strijd met de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude heeft gehandeld kan derhalve niet slagen. Het verweer dat sprake is van een onzorgvuldige proceshouding aan de zijde van het Openbaar Ministerie en van schending van het Fair Play beginsel treft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hetzelfde lot.

Verjaring Omdat artikel 227b Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) naar de wettelijke omschrijving met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt bedreigd, vervalt volgens artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 3° Sr het recht tot strafvordering door verjaring in twaalf jaren. Op grond van artikel 71 Sr start de termijn van verjaring in beginsel op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Indien echter sprake is van een voortdurend (omissie)delict, moet ervan worden uitgegaan dat het feit pas is voltooid wanneer de strafbare handeling niet langer voortduurt. In dat geval start de verjaringstermijn pas aan het einde van de in de tenlastelegging aangeduide pleegperiode. Omdat op de verdachte en [medeverdachte] gedurende de tijd dat aan hen een uitkering werd verstrekt, de doorlopende verplichting rustte om aan de betrokken uitkeringsinstantie de benodigde gegevens te verstrekken, is sprake van een voortdurend delict. Dat brengt mee dat de verjaringstermijn pas na het einde van de in de tenlastelegging aangeduide pleegperiode aanvangt, te weten: 15 juni 2020. De verjaring is in september 2024 gestuit door de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie. Het recht tot strafvordering is dus niet door verjaring vervallen, ook niet voor een deel van de tenlastegelegde periode. Dit verweer wordt dan ook door de rechtbank verworpen. Ne bis in idem/una via-beginsel De verdachte en [medeverdachte] zijn op 10 september 2018 schriftelijk gewaarschuwd voor het schenden van de inlichtingenplicht, in het bijzonder het niet op tijd uit eigen beweging melden dat [medeverdachte] meerdere voertuigen op zijn naam heeft gesteld in de periode van 17 juni 2009 tot en met 31 december 2015. Nu geen bestuurlijke boete is opgelegd als bedoeld in artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, mist het verweer dat wordt gepoogd om voor hetzelfde feit een tweede keer te straffen iedere feitelijke grondslag.

De rechtbank is van oordeel dat geen van de gevoerde verweren leidt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft - voor het geval de rechtbank zou oordelen dat de officier van justitie ontvankelijk is - verzocht de verdachte vrij te spreken van het haar ten laste gelegde feit.

Voor zover van belang worden de inhoudelijke standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging hierna uitvoeriger uiteengezet in de daarop betrekking hebbende overwegingen van de rechtbank.

4.3 Het oordeel van de rechtbank [1]

Bewijsmiddelen [naam 1] , sociaal rechercheur werkzaam bij het cluster Sociale Zaken van de gemeente Sittard-Geleen, heeft in het kader van een (her)onderzoek naar het recht op bijstand van [verdachte] en [medeverdachte] - zakelijk weergegeven - het volgende gerelateerd: [verdachte] en [medeverdachte] ontvangen sinds 23 september 2003 een uitkering van de gemeenteSittard-Geleen, cluster Sociale Zaken op grond van de Bijstandswet en later de Participatiewet naar de norm voor gehuwden.

Aanleiding voor het onderzoek is de op 21 augustus 2018 door de toenmalige casemanager gedane melding bij het Centraal Meldpunt Fraude in verband met een RDW Signaal (van vóór april 2016) aangaande diverse kentekens op naam van [medeverdachte] . Bij besluit van 21 augustus 2018 heeft de toenmalige casemanager gerapporteerd over het kenteken [kenteken 1] behorend bij een aanhangwagen en het kenteken [kenteken 2] behorend bij een auto, merk Mazda. De desbetreffende casemanager heeft besloten om het onderzoek naar de Mazda af te ronden. Omdat er sprake was van schending van de inlichtingenplicht, is mogelijke oplegging van een boete beoordeeld. Daarnaast is besloten om een nieuw werkproces op te starten naar het gebruik van de aanhangwagen.

Uit het ingestelde onderzoek is het volgende gebleken.

Uit de beschikbare gegevens van de RDW is gebleken dat [medeverdachte] vanaf peildatum 1 januari 2013 meerdere kentekens op naam heeft of heeft gehad van personenauto’s, bestelauto’s, aanhangwagens en bromfietsen.

Uit de beschikbare gegevens van het Suwinet is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte] vanaf peildatum 1 januari 2013 geen dienstverband hebben gehad.

Voorts heeft onderzoek uitgewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] vanaf ingangsdatum van de uitkering slechts één keer een vakantiemelding hebben gedaan, te weten over de periode van 29 september 2018 tot en met 5 oktober 2018.

De procedure binnen de gemeente Sittard-Geleen met betrekking tot de rechtmatigheidsformulieren is als volgt. Bij een toegekende uitkering ontvangt men een gegevensverklaring. Deze dient men ten allen tijde ingevuld en ondertekend in te leveren bij het cluster Sociale Zaken. Zodra men deze gegevensverklaring heeft ingeleverd, ontvangt men een mutatieformulier. Dit formulier dient ingeleverd te worden als er een wijziging in de woon-, leef, inkomsten- en/of vermogenssituatie heeft plaatsgevonden. [verdachte] en [medeverdachte] hebben vanaf 1 januari 2013 geen mutatieformulieren ingeleverd.

Op 27 augustus 2018 is een heronderzoek opgestart en is besloten voor dit onderzoek relevante bescheiden bij [verdachte] en [medeverdachte] op te vragen. Zij hebben op het heronderzoeksformulier aangegeven dat er naast de bijstandsuitkering geen sprake is van andere inkomsten. Tevens hebben zij aangegeven dat zij geen werkzaamheden verrichten.[2]

In het kader van dit heronderzoek is een huurovereenkomst ingediend tussen [medeverdachte] als huurder en [naam 2] als verhuurder, die is ingegaan op 3 juli 2013 voor een garage, gelegen achter Ophoven 108 en 110 in Sittard. De huurprijs bedroeg € 175,00 per maand.[3]

[verdachte] en [medeverdachte] hebben bankafschriften ingediend over de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 juni 2020 van rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte] en van rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] . Op de bankafschriften van [medeverdachte] is te zien dat vanaf 17 september 2013 het bedrag van € 175,00 per maand aan huur voor de garage via de bank wordt betaald.[4] Op de bankafschriften van [verdachte] is te zien dat de huur op 23 mei 2019 is verhoogd naar € 185,00.[5] Op de bankafschriften van [verdachte] van 19 november 2019[6], 16 januari 2020[7], 21 februari 2020[8] en 19 mei 2020[9] is te zien dat zij de huurtermijnen met betrekking tot de garage vanaf haar rekeningnummer heeft betaald.

Uit onderzoek naar de bankafschriften is gebleken dat vanaf die bankrekeningen veelvuldig betalingen zijn verricht aan Vakantieveilingen en reisorganisaties. Derhalve is besloten om aanvullend internetonderzoek te doen. Op de Facebookpagina van [medeverdachte] zijn vanaf 2013 diverse foto's te zien, waaruit redelijkerwijs afgeleid kan worden dat deze in het buitenland zijn genomen. Zo is op de profielfoto van [medeverdachte] , geplaatst op 20 maart 2014, te zien dat hij op vakantie is. Dit blijkt ook uit de reactie bij de foto. Op de foto is te zien dat hij een polsbandje om heeft, van vermoedelijk een resort. Hoewel de tekst onduidelijk is, lijkt het volgende op het polsbandje te staan: "Graccop Lagoa". Dit betreft een Portugese tekst, wat vrij vertaald "Dank je vijver" betekent. Dit zou kunnen betekenen dat ze mogelijk in Portugal of Brazilië op vakantie zijn geweest.[10] Voorbeelden van betalingen verricht in relatie tot vakanties op de bankafschriften van de rekening van [verdachte] zijn onder meer op 14 juli 2016 een betaling van € 205,00 aan Ingenico met als omschrijving “Corendon Dutch Airlines”[11] en op 30 januari 2017 een betaling van € 69,00 aan DFDS voor een retourovertocht naar Engeland met de daarbij behorende reserveringsbevestiging van diezelfde datum waarop [verdachte] en [medeverdachte] als gasten staan vermeld.[12]

Het onderzoek naar de bankafschriften van [verdachte] heeft voorts uitgewezen dat zij vanaf 1 januari 2013 enkele bijschrijvingen hebben ontvangen van de moeder van [verdachte] , genaamd [naam 3] , te weten:

  • op 26 september 2013 een bedrag van € 1.000,00;

  • op 26 mei 2014 een bedrag van € 500,00;

  • op 10 november 2015 een bedrag van € 400,00;

  • op 2 mei 2016 een bedrag van € 700,00;

  • op 3 mei 2016 een bedrag van € 550,00;

  • op 4 november 2016 een bedrag van € 100,00;

  • op 19 mei 2017 een bedrag van € 300,00[13].

Analyse van de bankafschriften van [verdachte] en [medeverdachte] heeft bovendien opgeleverd dat de uitgaven voor levensonderhoud lager zijn dan de voor hen geldende Nibudnorm in de volgende maanden: - Januari, Februari , Maart, April, Mei, Juni, September, November en December 2013; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, Juli, Augustus, September, Oktober, November en December 2014; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juli, Augustus, September, Oktober, November en December 2015; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, Augustus, September, Oktober en November 2016; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juli, Augustus, September, Oktober, November en December 2017; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, Juli en Augustus 2018; - Januari, Februari, Maart, April, Mei, Juni, November en December 2019; - Januari, Februari, Maart, April en Mei 2020.[14]

Bewijsoverwegingen De rechtbank is van oordeel dat uit de opgesomde bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode kentekens van voertuigen en aanhangwagens op zijn naam heeft gehad. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte daarvan op de hoogte was, omdat de huur voor de garage meerdere malen van haar bankrekening is betaald. Ook volgt uit de opgesomde bewijsmiddelen dat zij vakanties hebben genoten en dat de verdachte geldbedragen van haar moeder heeft ontvangen. Op een enkele vakantie in 2018 na hebben zij verzuimd de gemeente van die feiten op de hoogte te stellen. Bovendien is uit het door de sociale recherche verrichte onderzoek gebleken dat de verdachte en [medeverdachte] de aan hen verleende bijstandsuitkering niet of nauwelijks hebben gebruikt voor het voorzien in de kosten van levensonderhoud. Een relatief opvallend hoge uitgave die - vrijwel maandelijks - wel op hun bankafschriften te zien is, betreft de huur voor een garage.

De rechtbank overweegt ten overvloede nog het navolgende. Zowel verdachte als ook [medeverdachte] hebben beide voordeel genoten van de vakanties en van de moeder van [verdachte] ontvangen bedragen. Indien en voor zover het standpunt van de verdediging is dat ook in geval van wel tijdige melding, dit geen invloed zou hebben gehad op de uitkering, slaagt dat verweer niet omdat verdachte haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Daar doet het gegeven dat dit niet van invloed zou zijn op de hoogte en duur van de uitkering niet aan af: de gemeente moet in staat worden gesteld om dat te beoordelen en dat heeft verdachte nagelaten.

Om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit te komen, maakt de rechtbank geen gebruik van de verklaring die de verdachte en [medeverdachte] op 15 juni 2020 in het kader van het onderzoek van de sociale recherche hebben afgelegd. Het verweer van de zijde van de verdediging dat deze verklaring niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt in verband met het ontbreken van het geven van de cautie voorafgaand aan het verhoor, behoeft derhalve geen verdere bespreking.

Het verweer dat de verdachte en [medeverdachte] geen opzet hadden op schending van de inlichtingenplicht kan niet slagen. De procedure voor het aanvragen van een bijstandsuitkering bij de gemeente Sittard-Geleen is immers - zo blijkt uit de rapportage handhavingsonderzoek - zodanig ingericht dat men bij een toegekende uitkering een gegevensverklaring ontvangt die men ten allen tijde ingevuld en ondertekend moet inleveren bij het cluster Sociale Zaken. Zodra men deze gegevensverklaring heeft ingeleverd, ontvangt men een mutatieformulier, waarop wijzigingen in de woon-, leef, inkomsten- en/of vermogenssituatie moeten worden doorgegeven. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat de verdachte en [medeverdachte] wel degelijk op de hoogte zijn geweest van de op hen rustende verplichting voorkomende wijzigingen door te geven en dat zij deze verplichting opzettelijk hebben geschonden. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat uitkeringsgerechtigden op grond van de wet op eigen initiatief wijzigingen die van belang zijn voor de duur en de hoogte van de uitkering moeten melden. Bovendien hebben zij nagelaten een aannemelijke verklaring te geven voor het feit dat hun kosten voor levensonderhoud zeer laag, in sommige maanden zelfs nihil, zijn.

Nu de rechtbank de door de verdediging gevoerde verweren heeft verworpen, is geen sprake van schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

in de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 juni 2020 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een hun bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl zij, verdachten, wisten, althans redelijkerwijze moesten vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door het niet (tijdig) melden van:- genoten vakanties/weekendjesweg en- het op naam hebben van voertuigen en/of aanhangwagens en- het ontvangen van geld/giften en- het op een andere manier voorzien in de kosten van levensonderhoud dan door bekostiging via de bijstandsuitkering.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7 De straf

7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een taakstraf van 120 uren op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.

7.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft - voor het geval de rechtbank zou oordelen dat de officier van justitie ontvankelijk is en dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is - verzocht de verdachte rechterlijk pardon te verlenen.

7.3 Het oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de inlichtingenplicht die op haar rust. De verdachte en haar partner hebben jarenlang een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangen zonder bij de gemeente melding te maken van kentekens die [medeverdachte] op zijn naam had, vakanties die zij hebben genoten en geldbedragen die de verdachte heeft gekregen van haar moeder. Zij hebben evenmin een verklaring gegeven voor de wijze waarop zij gedurende langere tijd, zonder een wezenlijke bekostiging door de bestandsuitkering, in hun levensonderhoud hebben kunnen voorzien. De verdachten hebben gedurende een lange periode gebruik gemaakt van een groot bedrag aan gemeenschapsgeld, maar zich dus niet gehouden aan de voorwaarden die hieraan verbonden zijn. Dat is een kwalijke zaak, te meer omdat de verdachten niet ter terechtzitting zijn verschenen en op geen enkele wijze verantwoording hebben willen afleggen voor hetgeen gebeurd is.

Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is het gebruikelijk om hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit is echter in het onderhavige geval niet aan de orde. De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte meewegen dat zij een blanco strafblad heeft en dat het een oud feit betreft. Nu de verdachte niet eerder dan in september 2024 mocht verwachten dat het Openbaar Ministerie tot strafvervolging zou overgaan, is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal er echter wel rekening mee houden dat de ten laste gelegde periode in 2020 is geëindigd en dat de beslissing tot strafvervolging pas jaren later is genomen.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte moet voelen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Ondanks het feit dat de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte beperkt is in haar vermogen om te werken, mede ten gevolge van een TIA, acht de rechtbank de verdachte in staat om een taakstraf uit te voeren. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank oplegging van een hogere taakstraf passend en geboden, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur als stok achter de deur.

Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

Bewezenverklaring

Strafbaarheid

Straf

Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. drs. J.M.A. van Atteveld en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2025.

Buiten staat Mr. drs. Van Atteveld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 14 juni 2020 te Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een haar/hun bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet, opzettelijk hebben/heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander(en), terwijl zij, verdachte(n), wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door het niet (tijdig) melden van:- genoten vakanties/weekendjesweg en/of- het op naam hebben van (een) voertuig(en) en/of (een) aanhangwagen(s) en/of- het ontvangen van geld/(een) gift(en) en/of- het op een andere manier voorzien in de kosten van levensonderhoud dan door bekostiging via de bijstandsuitkering (onder andere door te stelen);(Artikel art 227b Wetboek van Strafrecht)

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Sociale Recherche Sittard-Geleen, proces-verbaalnummer 61030800, gesloten op 9 maart 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 772.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 68 tot en met 71.

Huurcontract van 20 juni 2013, pagina 716 tot en met 718.

Rekeningafschrift Rabobank ten name van [medeverdachte] [rekeningnummer 1] , pagina 104.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 347.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 331.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 326.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 322.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 319.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 74, en foto op pagina 709.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 462.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 702 en de reserveringsbevestiging van DFDS 30 januari 2017, p. 703 en 704.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 76.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 88 en 89 en proces-verbaal van bevindingen totaaloverzicht pinopnames en uitgaven levensonderhoud van 5 januari 2021, pagina 602 tot en met 618.


Voetnoten

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Sociale Recherche Sittard-Geleen, proces-verbaalnummer 61030800, gesloten op 9 maart 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 772.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 68 tot en met 71.

Huurcontract van 20 juni 2013, pagina 716 tot en met 718.

Rekeningafschrift Rabobank ten name van [medeverdachte] [rekeningnummer 1] , pagina 104.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 347.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 331.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 326.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 322.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 319.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 74, en foto op pagina 709.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 462.

Rekeningafschrift ING ten name van [verdachte] [rekeningnummer 2] , pagina 702 en de reserveringsbevestiging van DFDS 30 januari 2017, p. 703 en 704.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 76.

Rapportage handhavingsonderzoek van 3 juli 2020, pagina 88 en 89 en proces-verbaal van bevindingen totaaloverzicht pinopnames en uitgaven levensonderhoud van 5 januari 2021, pagina 602 tot en met 618.