ECLI:NL:RBDHA:2025:15467 - Rechtbank Den Haag - 21 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 24/759, 24/9307 en 25/307
en
(gemachtigde: mr. L. van der Windt).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit Duitsland (vergunninghouder). (gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager)
1. Deze uitspraak gaat over de verlening van verschillende omgevingsvergunningen met betrekking tot de verbouwing van de benedenwoning en van de bovenwoning tot drie appartementen op de locatie [adres 1] en [adres 2] in [plaats] (de woning). Eisers zijn het met die verleende vergunningen niet eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de verlening van de omgevingsvergunning.
Procesverloop
SGR 24/759 2. In het besluit van 7 juli 2023 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van de benedenwoning en van de bovenwoning van de panden [adres 1] en [adres 2] tot drie appartementen. Met het besluit van 18 december 2023 (bestreden besluit 1) is het college bij het besluit gebleven.
2.1. Eisers hebben beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1. Ook hebben eisers de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
2.2. Op 21 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toegewezen en bestreden besluit 1 en de verleende omgevingsvergunning deels geschorst.
SGR 24/9307
2.3. In het besluit van 5 april 2024 heeft het college een omgevingsvergunning toegekend voor de dakkapel op de woning [adres 3] .
2.4. Op 16 oktober 2024 (bestreden besluit 2) is het bezwaar van eisers tegen het besluit van 5 april 2024 ongegrond verklaard en is het besluit gewijzigd in die zin dat het ook betrekking heeft op de woning [adres 4] .
2.5. Eisers hebben beroep ingesteld tegen bestreden besluit 2.
2.6. In het besluit van 27 februari 2025 (bestreden besluit 3) is naar aanleiding van gewijzigde tekeningen het besluit van 5 april 2024 gewijzigd.
SGR 25/307
2.7. In het besluit van 7 november 2024 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de herziening van de constructie ten behoeve van de interne verbouwing van de woning [adres 1] .
2.8. Eisers hebben tegen het besluit van 7 november 2024 bezwaar gemaakt. Eisers hebben het college verzocht dit bezwaar aan te merken als rechtstreeks beroep. Het college heeft daarmee ingestemd en heeft het bezwaarschrift doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als rechtstreeks beroep.
Ten aanzien van de drie zaken
2.9. De rechtbank heeft op 6 augustus 2025 de drie beroepszaken gevoegd op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: eisers, gemachtigde van het college, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] , en vergunninghouder met zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
Het beroep met zaaknummer 25/307 3. Ter zitting hebben eisers – naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken – het beroep met zaaknummer SGR 25/307 ingetrokken.
3.1. Gelet daarop, zal in deze uitspraak alleen ingegaan worden op de beroepen met zaaknummers SGR 24/759 en 25/307. Deze beroepen zullen samen worden behandeld.
Totstandkoming van de besluiten 4. Vergunninghouder heeft op 24 maart 2023 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de activiteiten “bouwen” en “gebruik in strijd met het bestemmingsplan”, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De bouwactiviteiten bestaan naast het realiseren van de drie appartementen in de woning uit het realiseren van een balkon aan de achterzijde, dakkapellen op de zijdakvlakken, een uitbouw aan de achterzijde van de woning en openslaande ramen op de eerste en tweede verdieping.
4.1. In het besluit van 7 juli 2023 heeft het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo medewerking verleend aan een binnenplanse afwijking van de bestemmingsplannen “ [bestemmingsplan 1] ” en “ [bestemmingsplan 2] ”, omdat het bouwplan volgens hem niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Aan het besluit is het voorschrift verbonden dat de adressen [adres 3] en [adres 4] worden opgenomen op het POET-overzicht
4.2. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 21 maart 2024 het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen en het besluit van 7 juli 2023 gedeeltelijk geschorst. De voorzieningenrechter heeft daarbij het volgende overwogen: “Gebleken is dat de werkzaamheden aan de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde zijn stilgelegd en dat vergunninghouder wijzigingen op deze punten zal doorvoeren, waarvoor wijzigingsaanvragen worden ingediend. De voorzieningenrechter stelt vast dat vergunninghouder de werkzaamheden op andere wijze zal uitvoeren, zodat vergunninghouder geen belang heeft bij inwerkingtreding van deze onderdelen van het bouwplan. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit en de omgevingsvergunning te schorsen voor zover dit ziet op de bouw van de uitbouw, de dakkapel, het terras en het balkon aan de achterzijde van de woning.”
4.3. Op 6 maart 2024 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het legaliseren van een op de woning [adres 3] geplaatste dakkapel.
4.4. In het besluit van 5 april 2024 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend, op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet (Ow) voor een omgevingsplanactiviteit. Het college heeft daarbij opgemerkt dat de maximaal toegestane breedte van dakkapellen 40% is van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel geplaatst wordt en dat het bouwplan past binnen de bouw- en gebruiksregels van het omgevingsplan. Verder heeft de Adviescommissie omgevingskwaliteit (AOK) op 28 maart 2024 en aanvullend op 23 mei 2024 positief geadviseerd over het bouwplan.
4.5. In bestreden besluit 2 is dit besluit gewijzigd in die zin dat het ook betrekking heeft op [adres 4] .
4.6. Op 28 november 2024 en 9 januari 2025 heeft vergunninghouder gewijzigde tekeningen ingediend. De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd:
4.7. In bestreden besluit 3 is het besluit van 5 april 2024 in die zin gewijzigd. Daarbij heeft het college opgemerkt dat volgens artikel 18.2.1. onder b van de regels horend bij het onderdeel van het omgevingsplan, bestemmingsplan [bestemmingsplan 1] , een dakkapel maximaal 40% van het dakvlak mag beslaan. Dit betekent dat de maximaal toegestane breedte 5,25 meter bedraagt, namelijk 40% van 13,127 meter. Inclusief de kroonlijst aan weerszijde bedraagt de breedte echter 5,66 meter. Het college wijkt op grond van artikel 28.1, onder a, sub 1 van de planregels binnenplans af, aangezien de dakkapel minder dan 10% afwijkt. De extra breedte ter hoogte van de kroonlijst vormt naar de mening van het college geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwwerken, erven of tuinen, de stedenbouwkundige kwaliteit, de cultuurhistorische waarde of de verkeersafwikkeling. Aangezien alleen sprake is van een geringe overschrijding door de kroonlijst, stemt het college in met de afwijking. De AOK heeft op 16 januari 2025 positief geadviseerd over het bouwplan.
4.8. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten 1 en 2. Zij wonen direct naast de woning, op [adres 5] en [adres 6] .
4.9. Het beroep van eisers heeft op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit 3, nu eisers daarbij voldoende belang hebben.
Ter zitting ingetrokken gronden 5. Ter zitting hebben eisers en vergunninghouder de rechtbank medegedeeld dat inmiddels een kort geding heeft gediend en dat in die procedure is gekomen tot een schikking. Onderdeel van die schikking is de afspraak dat de ramen van de dakkapel in melkglas worden uitgevoerd en dat het kiepramen worden. Om inkijk vanaf het dakterras en het balkon op de percelen van eisers tegen te gaan zullen er schermen worden aangebracht. Gelet daarop en op het feit dat bepaalde onderdelen van het oorspronkelijke bouwplan niet zullen worden uitgevoerd, hebben eisers ter zitting diverse gronden ingetrokken.
5.1. De volgende gronden zijn ingetrokken:
-
de grond dat onduidelijk is of wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit ten aanzien van het geluidniveau binnenruimten;
-
de grond ten aanzien van de bereikbaarheid en afmetingen van de buitenberging;
-
de gronden ten aanzien van het aanleggen van een verdiepte vloer in het souterrain;
-
de gronden ten aanzien van de uitbouw;
-
de gronden ten aanzien van het vervangen van de vloerbalken in de woning;
-
de grond ten aanzien van de warmtepomp;
-
de gronden die zien op aantasting van de privacy;
-
de grond dat slechts een deel van de dakkapel is vergund, omdat alleen omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend voor de dakkapel op huisnummer [adres 3] en niet ook voor die op huisnummer [adres 4] ;
-
de grond dat de dakkapel hoger is dan de maximaal toegestane hoogte van 1,75 meter.
5.2. Aangezien deze gronden zijn ingetrokken, zullen zij in deze uitspraak buiten beschouwing blijven.
Welk recht is van toepassing? 6. Op 1 januari 2024 zijn de Ow en de Invoeringswet Ow in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Ow het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo.
6.1 Ten aanzien van het besluit van 7 juli 2023 geldt dat de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 24 maart 2023. Dat betekent dat ten aanzien van bestreden besluit 1 de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
6.2. Ten aanzien van het besluit van 5 april 2024 geldt dat de aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend op 6 maart 2024. Dat betekent dat in ten aanzien van bestreden besluit 2 en 3 de Ow van toepassing is.
6.3. De voor deze zaken toepasselijke bepalingen uit het bestemmingsplan zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Afwijking van het bestemmingsplan 7. Ter plaatse van het perceel gold ten tijde van het nemen van het besluit van 7 juli 2023 het bestemmingplan [bestemmingsplan 1] en het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan 2] ”. Het bouwplan is voorzien op gronden met, voor zover hier van belang, de bestemming “Wonen” en “beschermd stadsgezicht”. Het college heeft vergunninghouder de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Wabo.
7.1. Ten tijde van het nemen van bestreden besluit 2 en 3 gold het omgevingsplan Den Haag. Van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan maken onder andere deel uit het bestemmingsplan [bestemmingsplan 1] en de zogeheten Bruidsschat.
7.2. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Procedurele en niet-inhoudelijke gronden 8. Eisers hebben naar aanleiding van de aanvraag van 10 maart 2023 zienswijzen ingediend. Zij zien niet dat die zienswijzen zijn meegenomen in de besluitvorming. Ook heeft het college geen overleg met hen gevoerd voorafgaand aan het nemen van de diverse besluiten. Het college heeft daarmee volgens eisers niet voldaan aan zijn eigen participatiebeleid.
8.1. De rechtbank overweegt dat onder de Wabo op deze aanvraag om een omgevingsvergunning de reguliere procedure van toepassing was. Het college was dan ook niet verplicht om eisers in de gelegenheid te stellen zienswijzen in te dienen voordat op die aanvraag werd beslist. Overigens heeft het college wel kennis genomen van die zienswijze voorafgaand aan de besluitvorming en is met partijen een informeel overleg gevoerd, voorafgaand aan de hoorzitting in de bezwaarfase.
8.2. Ten aanzien van participatie overweegt de rechtbank dat onderscheid moet worden gemaakt tussen bestreden besluit 1 waarop de Wabo van toepassing is en bestreden besluiten 2 en 3 waarop de Ow van toepassing is. De Wabo is niets over participatie opgenomen. Onder de Wabo was er dus in elk geval geen verplichting tot participatie.
8.3. Het uitgangspunt onder de Ow is dat participatie door de initiatiefnemer bij omgevingsvergunningen vrijwillig is, maar dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarin participatie een verplicht aanvraagvereiste is. Criteria hiervoor zijn niet in de Ow opgenomen.
8.4. Uit het beleid van de gemeente Delft
8.5. De rechtbank concludeert dat in hetgeen eisers naar voren hebben gebracht geen grond is gelegen om de genomen besluiten onrechtmatig te achten. De gronden van eisers slagen niet.
8.6. Eisers voeren aan dat sprake is van rommelige besluitvorming, waarbij het college het feit dat vergunninghouder zich niet hield aan de regels vergoeilijkt met nieuwe vergunningen en verweerschriften.
8.7. Deze gronden kunnen niet leiden tot de conclusie dat de genomen besluiten onrechtmatig zijn, aangezien het geen ruimtelijke aspecten betreft. Voor zover eisers daarmee willen betogen dat het college heeft gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid zoals vermeld in artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht, slaagt de grond evenmin, aangezien daarvoor in de stukken geen aanknopingspunten zijn te vinden. Het enkele feit dat vergunninghouder zijn bouwplan heeft gewijzigd en daarvoor aanvullende aanvragen heeft ingediend, die vervolgens zijn vergund, is daarvoor onvoldoende. De grond slaagt niet.
Welstand en rijksbeschermd stadsgezicht 9. Volgens eisers heeft het college zich niet kunnen baseren op de adviezen, uitgebracht door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit (AOK), gelet op de criteria in de welstandsnota, de historische waarde van de panden en de omgeving en ligging in het beschermd stadsgezicht. De kwalificatie als beschermd stadsgezicht heeft verstrekkender gevolgen dan waarvan het college en de AOK zijn uitgegaan. Dat een woning deel uitmaakt van een rijksbeschermd stadsgezicht houdt ook in het behoud van de bestaande woon- en leefomgeving. In een rijksbeschermd stadsgezicht kan niet worden toegestaan af te wijken van de huidige typologie van woningen, te weten ruime eengezinswoningen. Door de opsplitsing van de [adres 1] en [adres 2] in drie appartementen wordt het gebruik van de woningen zodanig geïntensiveerd dat dit niet past binnen het beschermd stadsgezicht. Ook de wijziging van valramen in openslaande ramen is een onaanvaardbare aantasting van het beschermde gevelbeeld evenals de realisering van een dakkapel op de woning die zichtbaar is vanaf de openbare weg.
9.1. Ter onderbouwing van hun betoog hebben eisers een rapportage van 24 juni 2024 van [naam 3] ( [naam 3] ) ingebracht. Het college heeft dit tegenadvies naar hun mening ten onrechte buiten beschouwing gelaten. [naam 3] geeft in zijn rapportage een uitgebreide historische beschrijving van de [straatnaam] en de bebouwing aan die straat. Daarna heeft hij geconcludeerd dat de [straatnaam] een uniek stukje bebouwing in [plaats] is dat terecht de status van rijksbeschermd stadsgezicht heeft gekregen. De woningen [adres 7] en [adres 7] zijn al verknoeid door opdeling in HAT-eenheden. Hij stelt dat sprake is van verkapte verkamering en dat het bouwplan voor de woning [adres 1] - [adres 2] hier ook toe leidt. De gemeente bewaakt ten onrechte niet de stadstypologie van ruime gezinswoningen. Verder acht [naam 3] de aangevraagde dakkapel onevenredig groot, zeker nu deze direct zichtbaar is vanuit de openbare weg.
9.2. Uit vaste rechtspraak
9.3. De rechtbank overweegt dat de AOK op 8 juni 2023 positief heeft geadviseerd over het bouwplan en dit op 5 oktober 2023 nader heeft onderbouwd. In dat advies wordt uitgebreid gemotiveerd dat aan de beoordelingscriteria in de welstandsnota is voldaan. Daarbij is kenbaar meegenomen dat het perceel is gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht. De AOK concludeert dat uitstraling en beeldkwaliteit van het pand, dat in vervallen staat verkeerde, door de verbouwing sterk verbeteren, waardoor het rijksbeschermd stadsgezicht wordt gewaarborgd en hersteld. Ten aanzien van de dakkapel heeft de AOK positief geadviseerd op 28 maart 2024. Dit positieve advies is op 23 mei 2024 nader gemotiveerd. Tot slot heeft de AOK op 16 januari 2025 nogmaals positief geadviseerd. In het advies van 23 mei 2024 heeft de AOK ten aanzien van de dakkapel uitgebreid gemotiveerd dat aan de welstandscriteria is voldaan. In de nadere motivering van 16 januari 2025 wordt concreet aandacht besteed aan het feit dat de woning is gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht en is geoordeeld dat het bouwplan daarin past. Uit het bovenstaande volgt dat in de adviezen van de AOK wel degelijk is beoordeeld of het bouwplan past in het beschermd stadsgezicht.
9.4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich op de advisering door de AOK kunnen baseren bij zijn besluitvorming. De rapportage van [naam 3] vormt geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze rapportage bevat vooral een historische beschrijving van de [straatnaam] en geeft verder een persoonlijke opvatting weer van [naam 3] . In de rapportage worden geen concrete redenen vermeld waarom het bouwplan stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is en op welke punten de AOK in de advisering een onjuiste toets heeft aangelegd. De invulling die eisers en [naam 3] geven aan de reikwijdte van de aanwijzing van een beschermd stadsgezicht kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden teruggevoerd op enige rechtsregel dan wel op de rechtspraak. De grond slaagt niet.
Short stay 10. Eisers brengen naar voren dat vergunninghouder de appartementen wil gebruiken voor short stay. Zo wordt de woning onttrokken aan duurzame bewoning, en dat staat haaks op het belang van een stabiele, gemengde woonomgeving. Het onttrekken van grote gezinswoningen heeft grote gevolgen voor de binnenstad van Delft. Hierdoor verdwijnen scholen, speelplaatsen, is geen sprake meer van doorstroming en dergelijke.
10.1. De rechtbank stelt dat in de omgevingsvergunning geen vergunning is verleend voor ander gebruik van de woning dan permanente bewoning, zodat deze grond niet kan slagen. Indien vergunninghouder de diverse appartementen wil gebruiken voor short stay, dient hij daarvoor een afzonderlijke vergunning aan te vragen. Eisers kunnen hun bezwaren inbrengen tegen een eventuele verleende vergunning voor het gebruik van de appartementen voor short stay.
Overige grond ten aanzien van de dakkapel 11. Eisers betogen dat in de planregels heel duidelijk is vermeld dat je goed moet kijken of de dakkapel toelaatbaar is. Ook is daarbij de toelichting op het bestemmingsplan van belang. De binnenplanse afwijking met ten hoogste 10% in artikel 28.1, onder a, onder 1, van de planregels achten zij niet toelaatbaar voor dakkapellen die zijn gelegen op woningen in het rijksbeschermd stadsgezicht.
11.1. De rechtbank overweegt dat eisers niet hebben aangegeven op welke planregel zij doelen. Evenmin hebben zij onderbouwd uit welke planregel zou blijken dat, indien een bouwplan een woning betreft in een rijksbeschermd stadsgezicht, toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 28.1 van de planregels niet is toegestaan. Het beroep op de toelichting op het bestemmingsplan wordt door hen al evenmin onderbouwd, maar kan ook overigens niet slagen. Vaste rechtspraak is dat indien de planregel duidelijk is, aan de toelichting op dat artikel en aan de systematiek van het bestemmingsplan geen betekenis toekomt
Parkeren 12. Eisers vinden dat het bouwplan in strijd komt met artikel 5.4 van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan 2] ”, omdat sprake is van een onevenredige aantasting van de parkeersituatie in de openbare ruimte en de woon- en leefsituatie ter plaatse. In de omgevingsvergunning is bepaald dat aan bewoners en bezoekers geen parkeervergunning wordt verstrekt. Het gevolg zal zijn dat de toekomstige bewoners hun auto elders in de wijk zullen parkeren. Daarmee wordt het parkeerprobleem vergroot. Ook zullen de bewoners meer andere vervoermiddelen, zoals fietsen gaan gebruiken. Niet duidelijk is waar deze vervoermiddelen moeten worden geparkeerd. Een fietsenstalling maakt geen onderdeel uit van de vergunning.
12.1. Uit bestreden besluit 1 blijkt dat de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan met 2 plaatsen toeneemt, ten behoeve van huisnummers [adres 3] en [adres 4] . Dit is tussen partijen niet in geschil. Omdat het bouwplan niet in 2 parkeerplaatsen op eigen terrein voorziet, is de aanvraag in strijd met artikel 5.1, onder a, van de regels van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan 2] ”. Het college is op grond van artikel 5.3, aanhef en onder a, van de regels van dat bestemmingsplan afgeweken van artikel 5.1 van die planregels. Volgens het college is het bouwplan aan te merken als kleinschalige ontwikkeling. Verder is niet gebleken dat door het gebruiken van de afwijkingsbevoegdheid een onevenredige aantasting van de parkeersituatie in de openbare ruimte of de woon- en leefsituatie plaatsvindt. Door de adressen van twee woningen op te nemen op de POET-lijst zal de parkeerdruk namelijk niet toenemen volgens het college.
12.2. De rechtbank overweegt dat in de Nota Parkeernormen 2018, die op grond van artikel 5.5 van deze planregels in acht moet worden genomen, de nulvergunningregeling is opgenomen als afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 5.3 van het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan 2] ”. Deze regeling houdt in dat als bij een nieuwe woonfunctie (inclusief functiewijziging naar wonen) niet (volledig) in de parkeerbehoefte wordt voorzien, geen aanspraak kan worden gemaakt op parkeervergunningen voor straatparkeren. Hierdoor wordt de omgeving van de ontwikkeling beschermd tegen extra parkeerdruk. De voorwaarde om gebruik te maken van de nulvergunningregeling is dat het een kleinschalige woonontwikkeling betreft in het gereguleerde gebied in [plaats] . Onder kleinschalig wordt verstaan: de parkeereis behorend bij maximaal 10 woningen. De ontwikkelingen waarbij de nulvergunningregeling van toepassing is, worden vermeld op de POET-lijst met uitsluiting van zowel de bewonersvergunningen als de bezoekersvergunningen.
12.3. Door eisers is niet bestreden dat aan de [straatnaam] een betaald-parkeren regime geldt en dat voldaan wordt aan de voorwaarden van de Nota parkeernormen 2018 voor toepassing van de nulvergunningregeling. Gelet daarop, hoeft naar oordeel van de rechtbank niet te worden gevreesd voor extra parkeerdruk in de straat dan wel elders. Een parkeervergunning zal immers niet worden verstrekt. Het college heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat kan worden afgeweken van artikel 5.1 van de planregels.
12.4. Ten aanzien van het fietsparkeren heeft het college toegelicht dat bij een verbouwing, waarvan hier sprake is, geen voorziening voor het stallen van fietsen hoeft te worden getroffen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit onjuist is. Overigens heeft vergunninghouder medegedeeld dat ten behoeve van de woning van [adres 2] een fietsenvoorziening zal worden aangelegd aan de achterkant van de woning, en ten behoeve van de woning [adres 1] een fietsvoorziening aan de voorkant van de woning.
12.5. De rechtbank concludeert dat het betoog van eisers niet slaagt.
Conclusie en gevolgen
13. De beroepen tegen bestreden besluiten 1, 2 en 3 zijn ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak relevant juridisch kader
Wabo
Artikel 2.10, eerste lid Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt geweigerd in geval van, (a) strijd met het Bouwbesluit 2012, (b) strijd met de bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan en (d) strijd met de redelijke eisen van welstand.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking.
Bestemmingsplan [bestemmingsplan 1]
Artikel 18.2.1, onder b In afwijking van sub a mag het denkbeeldige dakprofiel worden overschreden door dakkapellen, waarbij de breedte van dakkapellen ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin ze geplaatst worden.
Artikel 28.1, onder a, onder 1 Het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken van de regels van het plan voor afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd.
Artikel 28.1, onder b Van deze afwijkingsbevoegdheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien onderbouwd wordt dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
2. de stedenbouwkundige kwaliteit;
3. de cultuurhistorische waarden;
4. en de verkeersafwikkeling ter plaatse.
Bestemmingsplan [bestemmingsplan 2]
Artikel 5.1, onder a Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren van auto’s op het eigen terrein en deze parkeerruimte in stand wordt gehouden.
Artikel 5.3 Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:
a. indien het voldoen aan het bepaalde in artikel 5.1 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en/of
b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.
Artikel 5.4 Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 5.3 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de parkeersituatie in de openbare ruimte, en
b. de woon- en leefsituatie.
Omgevingswet
Artikel 5.1, eerste lid, onder a Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
Een omgevingsplanactiviteit wordt in de bijlage bij de Ow gedefinieerd als:
a. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan,
b. een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of
c. een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bal)
Artikel 8 .0a, eerste lid Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een omgevingsplanactiviteit, wordt, als het gaat om een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten, de omgevingsvergunning verleend als de activiteit niet in strijd is met de regels die in het omgevingsplan zijn gesteld over het verlenen van de omgevingsvergunning.
Omgevingsplan gemeente Delft
Artikel 22.26 Binnenplanse vergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten en het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.
Artikel 22.29 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken algemeen
1. Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk, wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als:
a. de activiteit niet in strijd is met de in dit omgevingsplan gestelde regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken, met uitzondering van paragraaf 22.2.4;
b. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld volgens de criteria van de welstandsnota, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing als:
b. het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder b, toch moet worden verleend.
Artikel 22.280 Voor zover voor een activiteit in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van daarbij aangegeven regels, geldt deze bepaling als verbod om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.
Artikel 22.281 Voor zover de in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet gestelde regels over het voor een activiteit als bedoeld in artikel 22.280 bij omgevingsvergunning afwijken van regels in dat tijdelijke deel de verplichting bevatten om als de activiteit niet in strijd is met die regels de omgevingsvergunning te verlenen, wordt deze verplichting gelezen als een bevoegdheid.
POET staat voor “parkeren op eigen terrein”.
De Bruidsschat bestaat uit regels die op rijksniveau zijn vastgesteld en die op grond van de Invoeringswet Omgevingswet deel zijn gaan uitmaken van het omgevingsplan.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:820.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1183 en 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4624.
Lijst verzwaard advies en participatieplicht gemeente [plaats] .
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2336.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:936.